ECLI:NL:OGEAC:2020:316
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Onbevoegdheid van het Gerecht in een civiele procedure met internationale elementen
In deze zaak heeft het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao zich onbevoegd verklaard om kennis te nemen van de vordering van eiseres Roxana Natalie Sirisia JURRJENS tegen ING BANK N.V. De eiseres, woonachtig in Curaçao, had een hypothecaire verplichting jegens ING, die in Nederland is gevestigd. De zaak betreft een geschil over een executoriaal beslag dat door ING is gelegd op basis van een notariële akte. Eiseres vorderde onder andere dat ING zou stoppen met de invordering en beslaglegging, en dat de reeds verkregen gelden aan haar zouden worden gerestitueerd. ING verweerde zich primair met een beroep op de onbevoegdheid van het Gerecht, stellende dat de zaak louter raakvlakken met Nederland had. Het Gerecht oordeelde dat de rechtsmacht op basis van artikel 103b Rv niet toereikend was, omdat de kredietovereenkomst en de beslaglegging in Nederland plaatsvonden en alle betrokken partijen daar woonden. Het Gerecht concludeerde dat de rechtsmacht van Curaçao in dit geval als exorbitant moest worden aangemerkt. Eiseres werd veroordeeld in de proceskosten, omdat zij zich aanvankelijk had laten bijstaan door een niet-toegelaten gemachtigde en in gebrekkige stellingen had volhard. Het vonnis werd uitgesproken op 31 augustus 2020.