ECLI:NL:OGEAC:2020:280

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
18 november 2020
Publicatiedatum
8 december 2020
Zaaknummer
500.00352/19
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis in strafzaak tegen verdachte wegens vuurwapenbezit en doodslag

In de strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1989 en wonende in Curaçao, heeft het Gerecht in eerste aanleg op 18 november 2020 uitspraak gedaan. De verdachte was gedetineerd en werd bijgestaan door zijn raadsman, mr. S.C. Larmonie. Tijdens de openbare terechtzitting op 28 oktober 2020 heeft de officier van justitie, mr. C.H. Hato-Willems, gevorderd dat de verdachte voor feit 1 zou worden vrijgesproken en voor feit 2 zou worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden. De verdachte werd beschuldigd van het medeplegen van moord of doodslag en het voorhanden hebben van een vuurwapen.

De tenlastelegging omvatte twee feiten: het opzettelijk doden van een slachtoffer op 22 juni 2019 en het voorhanden hebben van een vuurwapen. Het Gerecht oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor het eerste feit en sprak de verdachte daarvan vrij. Voor het tweede feit werd bewezen verklaard dat de verdachte een vuurwapen voorhanden had, wat in strijd is met de Vuurwapenverordening 1930. De rechter baseerde zijn oordeel op videobeelden en verklaringen van de verdachte zelf.

Bij de strafoplegging hield het Gerecht rekening met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder het feit is gepleegd en de persoon van de verdachte. De verdachte had eerder een veroordeling voor mishandeling met een wapen. Gezien de ernst van het feit en de omstandigheden, werd een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 24 maanden opgelegd. De benadeelde partij werd niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering tot schadevergoeding, omdat de verdachte was vrijgesproken van het handelen dat de schade zou hebben veroorzaakt.

Uitspraak

Parketnummer: 500.00352/19

Uitspraak: 18 november 2020 Tegenspraak

Vonnis van dit Gerecht

in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren op [geboortedatum] 1989 in [geboorteplaats],
wonende in Curaçao, adres [adres],
thans gedetineerd in het huis van bewaring in Curaçao.
Onderzoek van de zaak
Het onderzoek ter openbare terechtzitting heeft plaatsgevonden op 28 oktober 2020. De verdachte is verschenen, bijgestaan door zijn raadsman, mr. S.C. Larmonie, advocaat in Curaçao.
De benadeelde partij [benadeelde] heeft zich ter terechtzitting gevoegd in het strafproces met een vordering tot schadevergoeding.
De officier van justitie, mr. C.H. Hato-Willems, heeft ter terechtzitting gevorderd dat het Gerecht de verdachte van onder feit 1 tenlastegelegde zal vrijspreken en ter zake van het onder feit 2 ten laste gelegde bewezen zal verklaren en de verdachte daarvoor zal veroordelen tot een gevangenisstraf van 24 maanden met aftrek van voorarrest. Voorts heeft zij gevorderd de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in de vordering.
De raadsman heeft vrijspraak van feit 1 bepleit en ten aanzien van feit 2 ontslag van alle rechtsvervolging en voorts een strafmaatverweer gevoerd.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is – na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting – ten laste gelegd:
Feit 1 primair
dat hij op of omstreeks 22 juni 2019, althans in of omstreeks de maand juni 2019 te Curaçao, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en -al dan niet - met voorbedachten rade,
[slachtoffer]
van het leven heeft beroofd, immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s) met dat opzet en -al dan niet- na kalm beraad en rustig overleg, met (een) vuurwapen(s) een of meerdere (gerichte) schoten gelost op en/of in de richting van (het lichaam van) die [slachtoffer], tengevolge waarvan die [slachtoffer] meerdere verwondingen heeft opgelopen en die [slachtoffer] aan die verwondingen is overleden.
(artikel 2:262/259 Wetboek van Strafrecht)
Feit 2:
dat hij op of omstreeks 22 juni 2019, althans in of omstreeks de maand juni2019 te Curaçao, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een of meerdere vuurwapen(s), in de zin van de Vuurwapenverordening 1930, en/of munitie, in de zin van de Vuurwapenverordening 1930, voorhanden heeft gehad;
(artikel 3 jo 11 van de Vuurwapenverordening 1930)
Vrijspraak van feit 1
Met de officier van justitie en de raadsman is het Gerecht van oordeel dat geen bewijsmiddelen voorhanden zijn waaruit blijkt dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van moord of doodslag. Uit de videobeelden blijkt duidelijk dat op het moment waarop de verdachte de latere plaats delict verliet het slachtoffer nog in leven was. Het Gerecht zal de verdachte dan ook zonder nadere motivering vrijspreken van het onder feit 1 ten laste gelegde.
Bewezenverklaring
Het Gerecht acht - op grond van de hierna weergegeven bewijsmiddelen en de nadere bewijsoverwegingen, in onderling verband en samenhang beschouwd - wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 subsidiair en 2 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande:
Feit 2:
dat hij op
of omstreeks22 juni 2019,
althans in of omstreeks de maand juni 2019te Curaçao,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen,
althans alleen,een
of meerderevuurwapen
(s), in de zin van de Vuurwapenverordening 1930, en
/ofmunitie, in de zin van de Vuurwapenverordening 1930, voorhanden heeft gehad
.
Het Gerecht acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen
Het Gerecht grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan, op de feiten en omstandigheden die in de hierna volgende bewijsmiddelen zijn vervat en redengevend zijn voor de bewezenverklaring. [1]
Opgemerkt wordt dat in de bewijsmiddelen geen (expliciete) landsaanduiding is opgenomen, maar dat algemeen bekend is dat de in die bewijsmiddelen wel opgenomen plaatsen zijn gelegen in Curaçao.
1. Eigen waarneming van de rechter, gedaan ter terechtzitting van 28 oktober 2020, voor zover inhoudende:
De rechter bekijkt de tot het dossier behorende videobeelden en neemt het volgende waar, voor zover van belang:
Titel onderzoek “[onderzoek naam]”, schietpartij [wijk], 22 juni 2019 N07003235:
00:36:36 tot 00:36:43 - drie mannen stappen uit een grijskleurige auto, één man is gekleed in een donker shirt met korte mouwen met daarop witte banden en donkere korte broek (= [verdachte]);
00:41:13 tot 41:16 [verdachte] heeft een vuurwapen in zijn rechterhand en laadt deze door;
00:41:17 [verdachte] schiet met het vuurwapen in de lucht;
2. De verklaring die de verdachte ter terechtzitting van 28 oktober 2020 heeft afgelegd, voor zover inhoudende:
U toont aan mij beelden van 22 juni 2019. Ik ben te zien op de beelden, ik ben de man gekleed in een donker shirt met korte mouwen met daarop witte banden en donkere korte broek. Ik had een vuurwapen bij me die avond. Om 00:41:13 uur heb ik het vuurwapen in mijn hand, ik laadde het wapen door en om 00:41:17 uur is te zien dat ik het vuurwapen in de lucht richtte.
Strafbaarheid en kwalificatie van het bewezen verklaarde
Het onder 2 bewezen verklaarde is voorzien bij en strafbaar gesteld in artikel 3 van de Vuurwapenverordening juncto artikel 1:123 van het Wetboek van Strafrecht, en strafbaar gesteld in artikel 11 van de Vuurwapenverordening. Het wordt als volgt gekwalificeerd:
overtreding van een verbod gesteld bij artikel 3, eerste lid, van de Vuurwapenverordening, meermalen gepleegd.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluiten.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten.
De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.
Oplegging van straf
Bij de bepaling van de op te leggen straf wordt gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan, op de mate waarin de gedraging aan de verdachte te verwijten is en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarbij wordt rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals die onder meer tot uitdrukking komt in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
In dat verband kan aansluiting worden gezocht bij de oriëntatiepunten straftoemeting, waarin het gebruikelijke rechterlijke straftoemetingsbeleid van het Hof en de Gerechten in eerste aanleg zijn neerslag heeft gevonden. Daarin wordt voor vuurwapenbezit op straat als indicatie een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 21 tot 24 maanden gegeven, waarvan bij een first offender een deel van 6 maanden voorwaardelijk.
In de nacht van 22 juni 2019 heeft de verdachte een vuurwapen voorhanden gehad.
Hij was die nacht, met zijn vuurwapen in zijn kofferbak van zijn auto, samen met twee mannen op pad gegaan op zoek naar de plaats waar de broer van een van hen zojuist was vermoord. Op de terugweg richting [wijk] is de verdachte gestopt omdat hij zag dat ze achtervolgd werden en heeft hij zijn vuurwapen aan één van de twee mannen gegeven. Aangekomen in [wijk], nabij [naam bedrijf], heeft deze man met verdachtes wapen geprobeerd te schieten op een man in een witte auto, van wie de mannen meenden dat hij iets te maken had met de moord op de broer. Het wapen van de verdachte werkte niet, waarna de verdachte het wapen weer terugnam, het doorlaadde en ermee in de lucht schoot, voordat hij er even later mee naar huis reed. Vervolgens, binnen een tijdbestek van enkele minuten, wordt de man in de witte auto met een ander vuurwapen onder vuur genomen door de twee mannen met wie de verdachte eerder samen was. Het slachtoffer - dat achteraf gezien niets met de moord op de broer te maken lijkt te hebben gehad - is enkele uren later aan zijn verwondingen overleden. Deze gruwelijke en meedogenloze doodslag toont aan tot welke ernstige gevolgen vuurwapenbezit kan leiden.
Het Gerecht acht, met de psycholoog, de verdachte volledig toerekeningsvatbaar.
Naar het oordeel van het Gerecht kan gelet op de ernst van het bewezen verklaarde niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die een onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt.
De verdachte is eerder veroordeeld ter zake van een mishandeling met gebruikmaking van een wapen als bedoeld in artikel 1, tweede lid, van de Wapenverordening 1931.
Hoewel de verdachte niet recidiveert op vuurwapenbezit, ziet het Gerecht gelet op het hiervoor overwogene geen ruimte voor het opleggen van een voorwaardelijk strafdeel. De verdachte heeft zeer onverantwoordelijk gehandeld door in een emotionele en dreigende setting zijn vuurwapen mee te nemen en aan een ander af te geven. Door toeval is de aanslag met het vuurwapen van de verdachte op het uiteindelijke slachtoffer toen niet gelukt, maar dit had evengoed wel al een fatale afloop kunnen hebben.
Het Gerecht houdt voorts rekening met het feit dat de verdachte heeft meegewerkt aan het onderzoek en openheid van zaken heeft gegeven.
Alles afwegend is het Gerecht van oordeel dat een gevangenisstraf van 24 maanden zoals gevorderd passend en geboden is. De verdachte zal daartoe dan ook worden veroordeeld.
Schadevergoeding
Nu het Gerecht de verdachte zal vrijspreken van het ten laste gelegde handelen waardoor de gestelde schade zou zijn veroorzaakt, kan de benadeelde partij niet in haar vordering worden ontvangen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf is, behalve op de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, gegrond op het artikel 1:224 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze luidde ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het Gerecht:
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte onder feit 1 ten laste is gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het feit 2 ten laste gelegde feit heeft begaan, zoals hierboven weergegeven;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij;
kwalificeert het bewezen verklaarde als hiervoor omschreven;
verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en de verdachte daarvoor strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
24 (vierentwintig) maanden;
beveelt dat de tijd die door de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht;
verklaart de benadeelde partij [benadeelde] niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat deze de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Dit vonnis is gewezen door de rechter mr. drs. S.M. van Lieshout, bijgestaan door mr. C. Bernsen, zittingsgriffier, en op 18 november 2020 in tegenwoordigheid van de griffier uitgesproken ter openbare terechtzitting van het Gerecht in Curaçao.
uitspraakgriffier:

Voetnoten

1.Hierna wordt, tenzij anders vermeld, telkens verwezen naar ambtsedige - en door de desbetreffende verbalisant(en) in wettelijke vorm opgemaakte - processen-verbaal en overige geschriften, die als bijlagen zijn opgenomen in het eindproces-verbaal van het Korps Politie Curaçao d.d. 28 februari 2020, geregistreerd onder proces-verbaalnummer 202002270800.DOS en de onderzoek naam “[onderzoek naam]”.