In de strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1989 en wonende in Curaçao, heeft het Gerecht in eerste aanleg op 18 november 2020 uitspraak gedaan. De verdachte was gedetineerd en werd bijgestaan door zijn raadsman, mr. S.C. Larmonie. Tijdens de openbare terechtzitting op 28 oktober 2020 heeft de officier van justitie, mr. C.H. Hato-Willems, gevorderd dat de verdachte voor feit 1 zou worden vrijgesproken en voor feit 2 zou worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden. De verdachte werd beschuldigd van het medeplegen van moord of doodslag en het voorhanden hebben van een vuurwapen.
De tenlastelegging omvatte twee feiten: het opzettelijk doden van een slachtoffer op 22 juni 2019 en het voorhanden hebben van een vuurwapen. Het Gerecht oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor het eerste feit en sprak de verdachte daarvan vrij. Voor het tweede feit werd bewezen verklaard dat de verdachte een vuurwapen voorhanden had, wat in strijd is met de Vuurwapenverordening 1930. De rechter baseerde zijn oordeel op videobeelden en verklaringen van de verdachte zelf.
Bij de strafoplegging hield het Gerecht rekening met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder het feit is gepleegd en de persoon van de verdachte. De verdachte had eerder een veroordeling voor mishandeling met een wapen. Gezien de ernst van het feit en de omstandigheden, werd een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 24 maanden opgelegd. De benadeelde partij werd niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering tot schadevergoeding, omdat de verdachte was vrijgesproken van het handelen dat de schade zou hebben veroorzaakt.