ECLI:NL:OGEAC:2020:279

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
9 november 2020
Publicatiedatum
8 december 2020
Zaaknummer
CUR201801365
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige advisering door notaris leidt tot schadevergoeding aan eiser

In deze zaak heeft het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao op 9 november 2020 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen eiser en gedaagden, waaronder een notaris en een notariskantoor. Eiser vorderde schadevergoeding van de notaris wegens onzorgvuldige advisering met betrekking tot een koopovereenkomst. De notaris had in de koopovereenkomst onjuist vermeld dat de verkoper beschikkingsbevoegd was, wat leidde tot een schade van NAf 75.000 voor eiser, die een aanbetaling had gedaan zonder zekerheid.

Het Gerecht oordeelde dat de gedaagden niet in hun bewijs zijn geslaagd dat eiser op de hoogte was van de beschikkingsonbevoegdheid van de verkoper. De getuigenverklaringen van eiser en de bestuurder van de verkoper ondersteunden de stelling van eiser dat hij niet correct was voorgelicht. Het Gerecht bevestigde dat de advisering door de notaris onzorgvuldig en onrechtmatig was, en dat eiser schade had geleden als gevolg van deze onzorgvuldigheid.

Eiser vorderde ook buitengerechtelijke kosten en wettelijke rente, die door het Gerecht werden toegewezen. Gedaagden werden hoofdelijk veroordeeld tot betaling van de schadevergoeding, de buitengerechtelijke kosten en de proceskosten. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders gevorderde werd afgewezen. Deze uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheid van notarissen voor zorgvuldige advisering en de gevolgen van onjuiste informatie in juridische documenten.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO

VONNIS
in de zaak van:
[EISER],
te Curaçao,
eiser,
gemachtigde: mr. J.H. Scheidelaar,
tegen

1.[GEDAAGDE SUB 1],

en
2. NOTARISKANTOOR [naam gedaagde sub 1] N.V.,
te Curaçao,
gedaagden,
gemachtigde: aanvankelijk mr. S. Limon, thans mr. J.H. Schmitz.
Partijen worden hierna ook eiser, de notaris en het notariskantoor genoemd.

1.Het verdere procesverloop

Het procesverloop blijkt uit:
- het tussenvonnis van 8 april 2019;
- het tussenvonnis van 16 december 2019;
- het proces-verbaal van getuigenverhoor van 10 maart 2020;
- het proces-verbaal van getuigenverhoor van 8 juli 2020;
- de conclusie na enquête van beide partijen;
- de incidentele vordering tot vrijwaring van gedaagden van 12 augustus 2020.
Vonnis is bepaald op heden.

2.De verdere beoordeling

2.1
De incidentele vordering van gedaagden tot oproeping in vrijwaring is tardief ingesteld. Daaraan zal gelet op artikel 120 Rv en met het oog op een goede procesorde worden voorbijgegaan.
2.2
Bij het vonnis van 16 december 2019 zijn gedaagden toegelaten hun stelling te bewijzen dat eiser heel goed wist dat de verkoper niet beschikkingsbevoegd was, dat artikel 9 sub a van de koopovereenkomst derhalve onjuist was en dat de overeenkomst hem geen zekerheid verschafte voor de terugbetaling van het door hem aan de verkoper verstrekte bedrag, alsmede van hun stelling dat de notaris dit helder aan eiser heeft uitgelegd tijdens een bespreking in het restaurant van eiser, waarbij ook de verkoper aanwezig was, en later nog een keer met hetzelfde gezelschap op het kantoor van de notaris.
2.3
Gedaagden zijn niet in het aan hen opgedragen bewijs geslaagd. Hun stellingen worden slechts ondersteund door partijgetuige [gedaagde sub 1]. Maar ook hij verklaart dat de koopovereenkomst niet in concept aan eiser is voorgelegd voordat deze door eiser, buiten bij het huis van diens ouders, werd getekend. Bovendien geldt dat, indien de gekozen constructie enkele weken voorafgaand aan de ondertekening van de akte inderdaad zo zou zijn besproken als door de notaris als getuige verklaard, dat nog altijd onvoldoende zou zijn om aan te nemen dat, in weerwil van de in de akte opgenomen garantie en beschikkingsbevoegdheid, het eiser bekend was dat hij kocht van een beschikkingsonbevoegde en betaalde zonder zekerheid. De getuigenverklaringen van eiser en van de bestuurder van de verkoper […] bieden geen steun aan de door gedaagden te bewijzen stellingen, maar spreken die juist tegen. Uit de verklaring van beiden volgt dat eiser niet is gekend in de bijzonderheden van de (juridische) verhouding van de verkoper met de daadwerkelijke eigenaren.
2.4
Gelet op het voorgaande blijft het gerecht bij het in vonnis van 16 december 2019 onder 3.3 als voorlopig gegeven oordeel dat de advisering jegens eiser onzorgvuldig en onrechtmatig is geweest.
2.5
De door eiser gestelde schade van NAf 75.000, zijnde het bedrag van de door hem zonder zekerheid gedane betaling aan de verkoper, is voldoende aannemelijk geworden. Dit bedrag bevindt zich niet meer (gedeeltelijk) onder de notaris omdat gedaagden - naar eiser en ook getuige [naam verkoper] onweersproken hebben gesteld zonder hun instemming - tot afdracht aan de eigenaren zijn overgegaan. Verhaal door eiser op de verkoper is, naar gedaagden niet gemotiveerd hebben weersproken en door getuige [naam verkoper] is bevestigd, geen reële mogelijkheid.
2.6
Aannemelijk is voorts dat deze schade is veroorzaakt door de onzorgvuldige en onrechtmatige advisering, in die zin dat de betaling door eiser van NAf 75.000 achterwege zou zijn gebleven als hij correct was voorgelicht over de beschikkingsonbevoegdheid van de verkoper en het ontbreken van zekerheid.
2.7
Voorts heeft eiser als schadepost opgevoerd de door eiser misgelopen, met verkoper overeengekomen rente ad 25% (NAf 18.750). Deze schadepost is niet toewijsbaar, omdat hier het oorzakelijk verband tussen het onrechtmatig handelen - de onjuiste advisering - en de schade ontbreekt. Wel toewijsbaar is de wettelijke rente zoals gevorderd.
2.8
Ook maakt eiser aanspraak op vergoeding van buitengerechtelijke kosten van vaststelling van aansprakelijkheid en incasso, waaronder begrepen de rechtsbijstand in de procedure bij de Kamer van Toezicht Notariaat (NAf 8.500). De hoogte van dit bedrag is door gedaagden betwist en blijkt onvoldoende uit de overgelegde stukken. Deze kosten zal het gerecht op de voet van artikel 136 sub III Procesreglement Civiele Zaken begroten. Bij gebreke van een eenduidige eerdere ingangsdatum, zal als ingangsdatum van de wettelijke rente over het toe te wijzen bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten de datum van indiening van het verzoekschrift worden genomen.
2.9
Bij conclusie van antwoord hebben gedaagden zich op het standpunt gesteld dat het in deze zaak gaat om handelen van de notaris, en niet van het notariskantoor. Zij stellen dat eiser om die reden niet-ontvankelijk dient te worden verklaard voor wat betreft zijn vordering tegen het notariskantoor. Gedaagden zullen hierin niet worden gevolgd. Eiser heeft gemotiveerd aangevoerd dat het handelen van de notaris mede is te beschouwen als handelen namens het notariskantoor. Als relevante omstandigheden gelden in dit verband: i) Er is een bijeenkomst geweest ten kantore van het notariskantoor, ii) de koopovereenkomst waar deze zaak om draait bevat een stempel ‘Notariskantoor [naam gedaagde sub 1]’, iii) de notaris is werkzaam op het notariskantoor en is daarvan de naamgever, iv) in de koopovereenkomst wordt domicilie gekozen op het kantoor van de notaris, vii) onderaan de koopovereenkomst prijkt de handtekening van de notaris, met daaronder of daaroverheen genoemde stempel, viii) de notaris is de enige (indirect) bestuurder van het notariskantoor, en ix) het notariskantoor heeft een kwitantie aan eiser afgegeven voor twee door eiser uitgeschreven cheques, waarvan x) één is uitgeschreven aan toonder en één aan order van ‘notariskantoor [naam gedaagde sub 1]’. Gedaagden hebben hier geen stellingen tegenin gebracht die zouden kunnen leiden tot het oordeel dat de onzorgvuldige advisering niet mede heeft te gelden als onzorgvuldige advisering door het notariskantoor.
2.1
Op grond van het voorgaande zal worden beslist als hierna omschreven. Gedaagden zullen als de overwegend in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten.

3.Beslissing

Het Gerecht:
3.1
veroordeelt gedaagden hoofdelijk, des dat de een betalend de ander zal zijn bevrijd, om aan eiser te betalen het bedrag van NAf 75.000, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 6 februari 2014 tot de dag der algehele voldoening;
3.2
veroordeelt gedaagden hoofdelijk, des dat de een betalend de ander zal zijn bevrijd, om aan eiser te betalen het bedrag van NAf 3.750 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 7 mei 2018 tot de dag der algehele voldoening;
3.3
veroordeelt gedaagden hoofdelijk, des dat de een betalend de ander zal zijn bevrijd, in de proceskosten, aan de zijde van eiser tot op heden begroot op NAf 1.020 aan griffierecht en NAf 779,64 aan oproepingskosten en NAf 8.000 voor salaris gemachtigde;
3.4
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
3.5
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.E. de Kort, rechter in het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao, en in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 9 november 2020.