ECLI:NL:OGEAC:2020:278

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
23 november 2020
Publicatiedatum
4 december 2020
Zaaknummer
CUR201902774 en CUR2020I00003
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Burgerlijk procesrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verklaringsprocedure na derdenbeslag met nietigheid van het beslag tot gevolg

In deze zaak, die voor het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao werd behandeld, betreft het een verklaringsprocedure na derdenbeslag. De eiseres, RHM Management and Investment Company N.V. (hierna: RHM), had conservatoir derdenbeslag gelegd onder Medical Services & Reproductive Health Consultancy N.V. (hierna: MS) ten laste van Santiago, een werkneemster van MS. RHM vorderde dat MS op grond van artikel 477a Rv zou worden veroordeeld tot betaling van hetgeen Santiago aan RHM verschuldigd was, na een eerder vonnis van 17 december 2018 waarin Santiago was veroordeeld tot betaling van NAf 763 aan RHM.

Echter, MS verweerde zich door te stellen dat de eis in de hoofdzaak niet rechtsgeldig aan haar was betekend, wat volgens artikel 721 Rv leidde tot de nietigheid van het conservatoir beslag. RHM had niet kunnen aantonen dat de eis tijdig en rechtsgeldig aan MS was betekend, en het gerecht oordeelde dat het beslag nietig was. Dit betekende dat MS geen verplichtingen had tot verklaring, inhouding of afdracht.

In de vrijwaringszaak, waarin MS Santiago wilde vrijwaren, werd eveneens geoordeeld dat er geen grond was om Santiago te veroordelen tot vrijwaring. De vorderingen van RHM en MS werden afgewezen, en beide partijen werden veroordeeld in de proceskosten. Het vonnis werd uitgesproken op 23 november 2020 door rechter P.E. de Kort.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO

VONNIS
in de hoofdzaak van:
RHM MANAGEMENT AND INVESTMENT COMPANY N.V.,
te Curaçao,
eiseres, hierna: ‘RHM’,
gemachtigde: mr. A.V.G. Rooijer,
tegen
MEDICAL SERVICES & REPRODUCTIVE HEALTH CONSULTANCY N.V.,
te Curaçao,
gedaagde, hierna: ‘MS’,
gemachtigde: mr. M.F. Murray,
en in de vrijwaringszaak van:
MEDICAL SERVICES & REPRODUCTIVE HEALTH CONSULTANCY N.V.,
te Curaçao,
eiseres, hierna: ‘MS’,
gemachtigde: mr. M.F. Murray,
tegen
[DE BESLAGENE],
te Curacao,
gedaagde, hierna: ‘Santiago’,
verschenen in persoon.

1.Het procesverloop

1.1
In de hoofdzaak heeft RHM na het vonnis in het incident van 30 maart 2020 op de rolzitting van 21 september 2020 een conclusie van repliek genomen. MS heeft op de rolzitting van 26 oktober 2020 gedupliceerd.
1.2
In de vrijwaringszaak heeft Santiago, hoewel daartoe in de gelegenheid gesteld, geen conclusie van antwoord genomen, waarna haar recht daarop vervallen is verklaard en MS vonnis heeft gevraagd.
1.3
Vonnis is bepaald op heden.

2.De beoordeling

In de hoofdzaak
2.1
Deze zaak betreft een verklaringsprocedure als bedoeld in artikel 477a Rv.
2.2
Op 25 juni 2018 heeft RHM conservatoir derdenbeslag onder MS gelegd ten laste van Santiago, een werkneemster van MS. Bij vonnis van 17 december 2018 is Santiago veroordeeld in hoofdsom NAf 763 aan RHM te betalen. RHM heeft dit vonnis op 8 juli 2019 aan MS laten betekenen, met de mededeling dat het op 25 juni 2018 gelegde conservatoir derdenbeslag in de executoriale fase is overgegaan en met aanzegging dat MS op grond van artikel 476a Rv een verklaring derdenbeslag dient te doen. Volgens RHM heeft MS buiten rechte geen verklaring gedaan. Zij vordert dat MS op de voet van art. 477a Rv wordt veroordeeld tot betaling van hetgeen Santiago ingevolge het vonnis aan RHM dient te betalen, althans tot hetgeen MS volgens het gerecht aan RHM verschuldigd is.
2.3
MS heeft zich onder meer verweerd met de stelling dat het conservatoir beslag niet is gevolgd door de door artikel 721 Rv voorgeschreven betekening van het bewijs van het indienen van de eis in de hoofdzaak. Als de eis in de hoofdzaak wel is betekend, aldus MS, dan is dat niet geschied aan een bevoegde vertegenwoordiger van MS en/of niet binnen de wettelijk voorgeschreven termijn van acht dagen.
2.4
RHM heeft de stelling van MS dat bedoelde overbetekening van de eis in de hoofdzaak niet heeft plaatsgehad niet gemotiveerd weersproken. Zij heeft het betreffende exploot niet in het geding gebracht en heeft daarover verder ook geen bijzonderheden vermeld. RHM heeft volstaan met een verwijzing naar haar productie 7, waaruit zonder toelichting niets is op te maken, en naar de kostenveroordeling in het tussen haar en Santiago gewezen vonnis, waarin een niet nader gespecificeerd bedrag van NAf 852,50 aan beslagkosten is toegewezen. Dit is onvoldoende om aan te nemen dat de eis in de hoofdzaak aan MS is betekend, laat staan dat dit tijdig en rechtsgeldig is gebeurd. RHM heeft niet te bewijzen aangeboden dat de eis in de hoofdzaak tijdig en rechtsgeldig aan MS is betekend. Het gerecht ziet geen aanleiding haar ambtshalve tot bewijs toe te laten.
2.5
Gelet op het voorgaande moet het ervoor worden gehouden dat de eis in de hoofdzaak niet aan MS is betekend. Dit heeft ingevolge artikel 721 Rv de nietigheid van het conservatoir beslag tot gevolg. Uit dat beslag kunnen voor MS dan ook geen (verklarings-, inhoudings- en afdracht)verplichtingen voortvloeien.
2.6
RHM maakt in haar verzoekschrift en conclusie van repliek ook melding van een executoriaal beslag dat door RHM onder MS zou zijn gelegd. Daarvan is echter niet gebleken. Het exploot van 8 juli 2019 behelst geen beslaglegging, maar is het vervolg op het - nietig geoordeelde - conservatoire beslag. Bij dat exploot is geen (nieuw) beslag gelegd. Ook daaruit vloeien voor MS dus geen verplichtingen jegens RHM voort.
2.7
Op grond van het voorgaande behoeven de overige stellingen van partijen geen bespreking en zullen de vorderingen van RHM worden afgewezen, met haar veroordeling als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten.
In de vrijwaringszaak
2.8
De beoordeling en beslissing in de hoofdzaak geven geen grond om Santiago te veroordelen MS te vrijwaren. De vordering van MS zal dan ook worden afgewezen, met haar veroordeling in de proceskosten.

3.De beslissing

Het Gerecht:
in de hoofdzaak
3.1
wijst af het gevorderde;
3.2
veroordeelt RHM in de kosten van het geding, aan de zijde van MS begroot op NAf 2.500 voor salaris gemachtigde;
in de vrijwaringszaak
3.3
wijst af het gevorderde;
3.4
veroordeelt MS in de kosten van het geding, aan de zijde van Santiago begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.E. de Kort, rechter in het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao, en in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 23 november 2020.