ECLI:NL:OGEAC:2020:273

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
27 oktober 2020
Publicatiedatum
2 december 2020
Zaaknummer
CUR201602251
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om inzage door bondholders in faillissement Bell Group N.V.

In de zaak van het faillissement van Bell Group N.V. hebben de verzoekers, Lonsin Global Credit Fund Ltd. en een andere partij, een verzoek ingediend bij de rechter-commissaris om inzage in bepaalde informatie en documentatie van de curatoren. Dit verzoek is gedaan op basis van artikel 65 van het Faillissementsbesluit. De curatoren, mr. L.C.J.M. Spigt, mr. D.M. Douwes en Troika Holding N.V., hebben echter betoogd dat de verzoekers geen schuldeisers zijn en dat hun verzoek om inzage om die reden niet kan slagen. De rechter-commissaris heeft de procedure gevolgd, waarbij verschillende stukken zijn ingediend, waaronder het verzoekschrift en de verweerschriften van de curatoren.

De rechter-commissaris heeft in zijn beslissing uiteengezet dat de enige schuldeiser in het faillissement The Law Trust Corporation Plc is, die als trustee fungeert voor de bondholders. De verzoekers hebben geen materieel belang dat hen gelijkstelt aan een schuldeiser, en hun positie is vergelijkbaar met die van aandeelhouders in een vennootschap. De rechter-commissaris heeft ook opgemerkt dat de curatoren gedurende de lange faillissementsprocedure voldoende verslag hebben gedaan van hun activiteiten en dat er geen aanleiding is om hen te verplichten om aanvullende informatie te verstrekken.

Uiteindelijk heeft de rechter-commissaris het verzoek van de bondholders afgewezen, met de conclusie dat de curatoren op goede gronden hebben gesteld dat de verzoekers geen schuldeisers zijn en dat hun verzoek om inzage niet kan worden gehonoreerd. De beschikking is gegeven op 27 oktober 2020.

Uitspraak

EJ F 46910 - CUR201602251
Datum uitspraak 27 oktober 2020
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO
BESCHIKKING
van de rechter-commissaris in het faillissement van
BELL GROUP N.V.,
gevestigd te Curaçao,
uitgesproken bij vonnis van dit Gerecht van 23 januari 1997,
curatoren: mr. L.C.J.M. Spigt, mr. D.M. Douwes en Troika Holding N.V.
op het verzoek ex artikel 65 Faillissementsbesluit van:

1.[VERZOEKER], wonende te Miami, Verenigde Staten,

2.
LONSIN GLOBAL CREDIT FUND Ltd., gevestigd te Georgetown, Kaaimaneilanden,
verzoekers,
gemachtigden: mrs. W. Princée en M. Ynzonides

1.Verloop van de procedure

Het procesverloop blijkt uit:
- het verzoekschrift van verzoekers van 8 september 2020;
- het verweerschrift van de curatoren van 11 september 2020;
- de schriftelijke reactie van verzoekers op het verweerschrift van 30 september 2020;
- het aanvullend verweerschrift van de curatoren van 7 oktober 2020.
Beschikking is bepaald op heden.

2.Het verzoek

Verzoekers verzoeken de rechter-commissaris:
(i) de curatoren te gelasten aan hen de in het verzoekschrift opgevraagde informatie en documentatie te verstrekken, althans hun daarin inzage te geven;
en
(ii) de curatoren te gelasten om tot vier weken na afgifte dan wel inzage in de onder (i) bedoelde informatie en documentatie (voor zover gehonoreerd) te wachten met het doen van enige betaling aan Plaza N.V.

3.Gronden van de beslissing

3.1
Artikel 65 Fb biedt een schuldeiser de mogelijkheid bij de rechter-commissaris op te komen tegen een handeling van de curator of om een bevel aan de curator uit te lokken. De curatoren hebben zich op goede grond op het standpunt gesteld dat verzoekers geen schuldeisers zijn en dat hun verzoek reeds om die reden niet kan slagen. De (enige) schuldeiser in het faillissement is The Law Trust Corporation Plc (LDTC), dat als trustee fungeert voor (aan de curatoren deels nog altijd onbekende) ‘bondholders’. LDTC is ook de enige die een vordering in het faillissement heeft ingediend. Dat bondholders zoals verzoekers materieel belang hebben bij dit faillissement en bij het aan LDTC als schuldeiser uit te keren bedrag is evident. Met hun belangen dient dan ook, voorzover dat mogelijk en redelijk is, rekening te worden gehouden. De belangen van verzoekers en de door hen genoemde omstandigheid dat zij, nu zij gezamenlijke de drempel van 10% niet weten te halen, geen invloed hebben op het handelen van LDTC, maken niet dat zij in deze procedure gelijkgesteld kunnen worden met een schuldeiser. In die zin is hun positie niet veel anders dan die van een aandeelhouder in een kapitaalvennootschap.
3.2
Ook op inhoudelijke gronden dient het verzoek van verzoekers om afgifte danwel inzage te worden afgewezen, en wordt om die reden niet toegekomen aan het voorwaardelijke verzoek om de curatoren te bevelen te wachten met het doen van betalingen.
3.3
Door de curatoren is gedurende de 23 jaar dat dit faillissement loopt verslag gedaan middels hun openbare verslagen gepubliceerd op www.bgnv.cw. In september 2019 is na twee decennia procederen in Australië en Engeland een Settlement Agreement gesloten waarbij ook de curatoren partij zijn. Uit hoofde van die schikking komt aan de boedel een bedrag van AUD 619 miljoen toe. De faillissementskosten zijn gefinancierd door Plaza B.V., op basis van een door haar met de curatoren aangegane Bankruptcy Estate Agreement (BEA) van 28 januari 1997.
3.4
Verzoekers hebben in hun verzoekschrift vraagtekens geplaatst bij de banden tussen curator Troika Holding N.V. en boedelfinancier Plaza B.V., bij de betrokkenheid en reputatie van de heer […], bij de enkele dagen na het uitspreken van het faillissement gesloten BEA en bij het op grond van die overeenkomst door de curatoren aan Plaza B.V. uit te keren bedrag van AUD 507 miljoen. In hun verweerschrift en aanvullend verweerschrift zijn de curatoren inhoudelijk op onder meer deze kwesties ingegaan.
3.5.
Zoals al eerder door de rechter-commissaris bevestigd, was het van aanvang af bekend dat Troika Holding N.V., op wier verzoek als vereffenaar van de vennootschap het faillissement werd uitgesproken, gelieerd was aan boedelfinancier Plaza B.V. en is zij juist om die reden, naast twee geheel onafhankelijke curatoren, als mede-curator aangesteld. De curatoren hebben in hun verweer de achtergrond en ratio van deze op zichzelf niet gebruikelijke constructie geschetst.
3.6
Er bestaat geen aanleiding te curatoren op te dragen op een of meer punten nadere gegevens te verstrekken. Daargelaten dat verzoekers, naar de curatoren onweersproken hebben gesteld, al van aanvang af bekend zijn met de BEA en de daarin opgenomen systematiek, is door de curatoren, in aanvulling op de openbare verslagen, afdoende op het verzoek om informatie gereageerd.
3.7
De verzoeken van verzoekers zullen op grond van het voorgaande worden afgewezen.

4.Beslissing

De rechter-commissaris:
wijst het verzoek af.
Deze beschikking is gegeven te Curaçao op 27 oktober 2020 door mr. P.E. de Kort, rechter-commissaris in het faillissement van Bell Group N.V.