ECLI:NL:OGEAC:2020:272

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
21 oktober 2020
Publicatiedatum
2 december 2020
Zaaknummer
CUR201803442
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen afwijzing verklaring niet verzekerd zijn ingevolge de Landsverordening Basisverzekering Ziektekosten

In deze zaak heeft eiseres, een inwoner van Curaçao, beroep ingesteld tegen een besluit van de Sociale Verzekeringsbank (verweerster) waarin haar verzoek om een verklaring dat zij in de jaren 2013 tot en met 2017 niet verzekerd was ingevolge de Landsverordening Basisverzekering Ziektekosten (LvBVZ) werd afgewezen. De verweerster had eerder vastgesteld dat eiseres in de periode van 1 november 2014 tot en met 1 oktober 2015 niet verzekerd was, maar had het verzoek voor de overige jaren afgewezen. Eiseres heeft tegen dit besluit beroep ingesteld, waarbij zij werd bijgestaan door een advocaat.

Tijdens de zitting op 30 september 2020 heeft eiseres betoogd dat de verweerster ten onrechte had aangenomen dat zij vanaf 2 oktober 2015 verzekerd was, enkel omdat zij op die datum een verzekeringspas had opgehaald. Eiseres stelde dat deze pas slechts een administratief bewijsstuk is en niet bepalend voor haar verzekering. Het Gerecht heeft geoordeeld dat de verzekeringspas inderdaad niet kan worden gezien als bewijs dat eiseres verzekerd is, en dat de verweerster niet had aangetoond dat eiseres aan de voorwaarden voor verzekering voldeed.

Het Gerecht heeft het beroep gegrond verklaard en het bestreden besluit vernietigd voor de periode vanaf 2 oktober 2015. Het heeft bepaald dat eiseres in die periode niet verzekerd was ingevolge de LvBVZ. Tevens is verweerster opgedragen het betaalde griffierecht aan eiseres te vergoeden. Deze uitspraak is gedaan op 21 oktober 2020.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO

Uitspraak

in het geding tussen:

[eiseres],

wonend in Curaçao,
eiseres,
procederend in persoon,
en

de Sociale Verzekeringsbank,

verweerster,
gemachtigde: mr. M. Bonafasia, jurist bij verweerster

Procesverloop

Bij beschikking van 2 februari 2017 heeft verweerster het verzoek van eiseres om een verklaring (vnvz) dat zij in de jaren 2013 tot en met 2017 niet verzekerd is ingevolge de Landsverordening Basisverzekering Ziektekosten (LvBVZ) afgewezen.
Bij beschikking van 30 juli 2018, aangevuld bij beschikking van 10 september 2018 (bestreden besluit), heeft verweerster het bezwaar gegrond verklaard, verklaard dat eiseres in de periode van 1 november 2014 tot en met 1 oktober 2015 niet verzekerd was ingevolge de LvBVZ en het verzoek voor het overige afgewezen.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerster heeft een verweerschrift ingediend.
De openbare behandeling ter zitting van het Gerecht heeft plaatsgevonden op
30 september 2020. Eiseres is verschenen, bijgestaan door mr. [S]. Verweerster heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiseres is in dienstbetrekking werkzaam bij de Stichting Voorschoolse Educatie en Opvang. Zij is in de periode van belang particulier verzekerd tegen ziektekosten bij ENNIA. Daarnaast komt eiseres voor in het verzekerdenbestand van verweerster als verzekerde ingevolge de Landsverordening Ziekteverzekering (LvZV). Op 23 januari 2017 heeft eiseres verweerster verzocht om een vnvz.
2. Verweerster heeft het verzoek afgewezen. Aan het bestreden besluit heeft verweerster, zakelijk weergegeven, het volgende ten grondslag gelegd. Voor de periode van 1 februari 2014 tot en met 31 oktober 2014 voldoet eiseres niet aan een of meer van de uitzonderingsgronden van artikel 2.1, tweede lid, van de LvBVZ, zodat zij in die periode verplicht verzekerd was ingevolge de LvBVZ. Door de wijziging van de LvBVZ per 1 november 2014 is eiseres vanaf die datum tot en met 1 oktober 2015 niet verzekerd. Vanaf 2 oktober 2015 is eiseres wel verzekerd, omdat zij toen de aan de LvBVZ-verzekering gekoppelde verzekeringspas heeft opgehaald en daarmee haar wil kenbaar heeft gemaakt verzekerd te willen zijn ingevolge de LvBVZ.
3. Gelet op wat ter zitting is besproken, is het geschil tussen partijen in beroep beperkt tot het antwoord op de vraag of verweerster eiseres terecht over de periode van 2 oktober 2015 tot en met 31 december 2017 als verzekerd ingevolge de LvBVZ heeft aangemerkt. Eiseres heeft aangevoerd dat zij de op 2 oktober 2015 opgehaalde verzekeringspas niet wilde, maar dat haar oude pas gestolen was en verweerster haar verplichtte om een nieuwe pas op te halen. Verder heeft zij onder verwijzing naar rechtspraak aangevoerd dat de verzekeringspas slechts een administratief bewijsstuk is en niet bepalend is voor haar verzekering ingevolge de LvBVZ.
4. Deze beroepsgrond slaagt. Dat eiseres op 2 oktober 2015 een aan de LvBVZ-verzekering gekoppelde verzekeringspas heeft opgehaald, is onvoldoende om daaruit af te leiden dat eiseres vanaf die datum weer tot de kring van verzekerden van de LvBVZ behoort. Zoals het Gerecht eerder heeft geoordeeld is de verzekeringspas een administratief (bewijs)stuk dat nodig is om aanspraken onder de LvBVZ geldend te kunnen maken, terwijl aan de hand van artikel 2.1 van de LvBVZ dient te worden beoordeeld of iemand tot de kring van verzekerden behoort (zie de uitspraak van 13 juni 2018, ECLI:NL:OGEAC:2018:285). Dat eiseres de verzekeringspas zelf heeft opgehaald, wat daarvan ook zij, maakt dat niet anders. Aan verweerster kan worden toegegeven dat het vanuit uitvoeringstechnisch oogpunt niet wenselijk is dat zij, nadat de verzekeringspas is opgehaald en daarvan in voorkomende gevallen gebruik is gemaakt op basis waarvan declaraties zijn betaald, verzoeken om een vnvz ontvangt die soms met terugwerkende kracht moeten worden gehonoreerd. Het is echter aan de wetgever om met het oog hierop maatregelen te treffen.
5. De slotsom is dat het beroep gegrond is, zodat het bestreden besluit moet worden vernietigd voor zover dit ziet op de periode vanaf 2 oktober 2015. Het bezwaar is in zoverre gegrond. Gerecht ziet uit het oogpunt van definitieve geschilbeslechting aanleiding om zelf in de zaak te voorzien door te verklaren dat eiseres in de periode van 2 oktober 2015 tot en met 31 december 2017 niet verzekerd is ingevolge de LvBVZ.

Beslissing

Het Gerecht:
-
verklaarthet beroep
gegrond;
-
vernietigthet bestreden besluit voor zover dit ziet op de periode vanaf 2 oktober 2015;
-
verklaarthet bezwaar in zoverre
gegrond;
-
bepaaltdat deze uitspraak in de plaats komt van het vernietigde gedeelte van het bestreden besluit;
-
draagtverweerster
ophet betaalde griffierecht van NAf 50,- (zegge: vijftig Nederlands-Antilliaanse guldens) aan eiseres te vergoeden.
Aldus vastgesteld door mrs. W.H. Bel, voorzitter, en L.C. Hoefdraad en J. Sybesma, leden, en in het openbaar uitgesproken op 21 oktober 2020, in tegenwoordigheid van mr. S.N. Aswani, griffier.
Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open binnen
zes wekenna kennisgeving van deze hiervan. Zie hoofdstuk 5 van de Lar.