ECLI:NL:OGEAC:2020:262

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
20 november 2020
Publicatiedatum
26 november 2020
Zaaknummer
CUR20194570
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen verwijderingsbeschikking van Venezolaanse vreemdeling wegens zorgvuldigheid en motivering

In deze zaak heeft eiseres, een Venezolaanse vrouw, beroep ingesteld tegen een verwijderingsbeschikking van de minister van Justitie. Eiseres was op 11 september 2016 als toerist Curaçao binnengekomen en is na afloop van haar verblijfsduur niet vertrokken. Op 1 november 2019 werd zij aangehouden en als ongewenste vreemdeling aangemerkt. Eiseres betoogde dat de beschikking in strijd was met de beginselen van behoorlijk bestuur en dat zij willekeurig was behandeld. Het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao oordeelde dat de verwijderingsbeschikking niet zorgvuldig was voorbereid. Het Gerecht stelde vast dat verweerder niet had aangetoond dat er een zorgvuldige belangenafweging had plaatsgevonden tussen het belang van de handhaving van het immigratiebeleid en het belang van eiseres om niet te worden verwijderd. Het Gerecht vernietigde de beschikking en droeg verweerder op om binnen twee maanden een nieuw besluit te nemen, waarbij rekening gehouden moet worden met de uitspraak. Tevens werd verweerder veroordeeld tot betaling van de proceskosten aan eiseres.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO

Uitspraak

in het geding tussen:

[eiseres],

eiseres,
gemachtigde: mr. E.R. van Arkel, advocaat,
en

de minister van Justitie,

verweerder,
gemachtigden: mrs. S.X.T. Hato en G.B. Steward, advocaten.

Procesverloop

Eiseres heeft beroep ingesteld en nadere stukken ingediend.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgehad op 4 november 2020. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde en M. Hodge, tolk. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. Hato, die is vergezeld door mr. K. Rosario, werkzaam bij de Toelatingsorganisatie.

Overwegingen

1. Het Gerecht gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.1.
Eiseres, die de Venezolaanse nationaliteit heeft, is op 11 september 2016 Curaçao als toerist binnengekomen en na afloop van de toegestane verblijfsduur van 30 dagen op 11 oktober 2016 niet vertrokken. Op 1 november 2019 is eiseres door de politie aangehouden bij Kleine Werf Punda. Van de aanhouding is een ambtsbericht ‘illegale vreemdeling’ opgemaakt door hoofdagent P.A. Saturnino.
1.2.
Bij beschikking van 1 november 2019 (bestreden besluit) heeft verweerder eiseres als ongewenste vreemdeling aangemerkt en besloten dat zij uiterlijk zes maanden na dagtekening van de beschikking van Curaçao zal worden verwijderd. Verweerder heeft verder, voor zover van belang, bevolen dat de feitelijke verwijdering wordt opgeschort zolang de unilaterale sluiting van de zee- en luchtgrenzen door Venezuela met Curaçao voortduurt.
1.3.
Eiseres heeft in beroep tegen het bestreden besluit, kort weergegeven, aangevoerd dat dit besluit in strijd met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur is genomen. Aan haar is volkomen willekeurig een uitzettingsbevel gegeven.
2. Het Gerecht overweegt als volgt.
2.1.
Eiseres heeft aangevoerd dat zij bij haar aanhouding op 1 november 2019 heeft verklaard dat en waarom zij Venezuela was ontvlucht en dat zij naar Curaçao was gekomen met de intentie om asiel aan te vragen. Verweerder heeft ter zitting te kennen gegeven niet de beschikking te hebben over het onder 1.1 bedoelde ambtsbericht, waarin het relaas van eiseres moet zijn opgenomen. Daarom kan niet worden vastgesteld wat eiseres bij haar aanhouding op 1 november 2019 tegenover de politie heeft verklaard. Bovendien blijkt uit het bestreden besluit niet of en, zo ja, hoe verweerder bij de uitoefening van zijn in artikel 19, eerste lid, onder b, van de Landsverordening toelating en uitzetting neergelegde bevoegdheid tot verwijdering van onrechtmatig in Curaçao verblijvende personen, een afweging heeft gemaakt van het belang van eiseres om niet te worden verwijderd tegenover het belang van handhaving van het immigratiebeleid. Een toereikende motivering hoe verweerder tot het besluit is gekomen, ontbreekt. Het bestreden besluit is dan ook niet met de vereiste zorgvuldigheid voorbereid. Daarom slaagt het beroep. Het bestreden besluit zal worden vernietigd wegens strijd met het zorgvuldigheids- en motiveringsbeginsel. Verweerder zal worden opgedragen een nieuw besluit te nemen.
2.2.
Met het oog op het nieuw te nemen besluit overweegt het Gerecht het volgende. Zoals ter zitting besproken spitst het geschil tussen partijen zich toe op het antwoord op de vraag of artikel 3 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) aan de verwijdering van eiseres in de weg staat. In dit artikel is bepaald dat niemand mag worden onderworpen aan folteringen of aan onmenselijke of vernederende behandelingen of bestraffingen.
2.3.
In het kader van een te maken belangenafweging heeft verweerder ter zitting betoogd dat het belang van handhaving van het immigratiebeleid het zwaarst moet wegen, reeds omdat eiseres al sinds oktober 2016 onrechtmatig in Curaçao verbleef. Bovendien heeft eiseres geen enkele poging ondernomen om haar illegale status te legaliseren waardoor eiseres bewust het risico heeft genomen dat zij bij ontdekking als ongewenste vreemdeling zou worden verwijderd. Dit betoog slaagt niet. Volgens vaste rechtspraak van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM; onder meer rechtsoverweging 135 in de zaak Salah Sheekh tegen Nederland van 11 januari 2007, ECLI:NL:XX:2007:BA5147) houdt artikel 3 van het EVRM een refoulementverbod in, omdat de verwijderende staat (mede) ervoor verantwoordelijk wordt gehouden als een vreemdeling door die verwijdering wordt blootgesteld aan vervolging die een in die bepaling verboden behandeling of bestraffing inhoudt. Het refoulementverbod van artikel 3 van het EVRM, indien aan de daarin gestelde criteria is voldaan, geldt ongeacht het gedrag van de betrokken persoon en is dus absoluut.
2.4.
De rechtspraak van het EHRM brengt dus met zich dat, indien in een procedure zoals hier aan de orde door een vreemdeling een beroep wordt gedaan op artikel 3 van het EVRM, verweerder dient te beoordelen of die bepaling aan verwijdering van de desbetreffende vreemdeling in de weg staat. Dat eiseres pas kort voor de zitting een beroep heeft gedaan op artikel 3 van het EVRM doet, gelet op het absolute karakter van die bepaling, niet af aan de verplichting van verweerder om te beoordelen of artikel 3 van het EVRM aan de verwijdering van eiseres in de weg staat.
3. Het Gerecht ziet aanleiding om verweerder te veroordelen tot betaling aan eiseres van de door haar gemaakte proceskosten, bestaande uit NAf 1.400,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, waarde per punt NAf 700,-) aan gemachtigdensalaris. Verder zal het Gerecht bepalen dat verweerder aan eiseres het door haar voor de behandeling van dit beroep betaalde griffierecht dient te vergoeden.

Beslissing

Het Gerecht:
-
verklaarthet beroep
gegrond;
-
vernietigthet besluit van 1 november 2019;
-
bepaaltdat verweerder binnen twee maanden een nieuw besluit neemt met inachtneming van deze uitspraak;
-
veroordeeltverweerder tot betaling aan eiseres van haar proceskosten tot een bedrag van NAf 1.400,- (zegge: veertienhonderd Nederlands-Antilliaanse guldens), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
-
bepaaltdat verweerder het door eiseres betaalde griffierecht van NAf 150,- (zegge: honderdvijftig Nederlands-Antilliaanse guldens) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. W.H. Bel, rechter in het Gerecht, en in het openbaar uitgesproken op 20 november 2020 te Curaçao, in tegenwoordigheid van de griffier.
Tegen deze beslissing staat hoger beroep open binnen
zes wekenna de dag van kennisgeving van de uitspraak.