ECLI:NL:OGEAC:2020:251

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
6 november 2020
Publicatiedatum
25 november 2020
Zaaknummer
BBZ nrs. CUR202000260 t/m CUR202000262 en CUR202000375
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet-ontvankelijkheid van OZB-aanslagen en bezwaar tegen termijnoverschrijding

In deze zaak heeft belanghebbende beroep ingesteld tegen de onroerendezaakbelasting (OZB) aanslagen voor de jaren 2014, 2015, 2016 en 2018. De belanghebbende heeft geen bezwaar gemaakt tegen de aanslagen voor 2015 en 2016, waardoor deze beroepen niet-ontvankelijk zijn verklaard. Het bezwaar tegen de OZB-aanslag van 2014 is eveneens niet-ontvankelijk verklaard wegens termijnoverschrijding. De uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao vond plaats op 6 november 2020. De belanghebbende heeft op 15 augustus 2019 bezwaar gemaakt tegen de aanslag van 2014, maar dit was te laat, aangezien de aanslag gedateerd was op 12 november 2018. De Inspecteur had de aanslagen voor 2014 en 2015 ambtshalve verminderd, maar de belanghebbende stelde dat de waarde te hoog was vastgesteld. De rechter heeft geoordeeld dat de waarde van de onroerende zaak, zoals vastgesteld door de Inspecteur, niet te hoog was en dat de vermindering van de waarde naar NAf 370.000 voor het gehele tijdvak 2014-2018 geldt. De kosten van het beroep zijn niet vergoed, maar het betaalde griffierecht van NAf 50 moet door de Inspecteur aan de belanghebbende worden terugbetaald.

Uitspraak

Uitspraak van 6 november 2020
BBZ nrs. CUR202000260 t/m CUR202000262 en CUR202000375
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO
UITSPRAAK
Op het beroep in de zin van de
Landsverordening beroep in belastingzaken van:
[Belanghebbende], wonende te Curaçao,
belanghebbende,
gericht tegen
DE INSPECTEUR DER BELASTINGEN,zetelend in Curaçao,
de Inspecteur.

1.HET PROCESVERLOOP

1.1
Aan belanghebbende zijn ter zake van de onroerende zaak te [adres] (hierna: de onroerende zaak) voor de jaren 2014 (12 november 2018), 2015 (9 juli 2019), 2016 (12 december 2019) en 2018 (19 november 2018) aanslagen onroerendezaakbelasting (OZB) opgelegd naar een waarde van NAf 440.000.
1.2
Belanghebbende heeft op 15 augustus 2019 (2014) en op 7 februari 2020 (2015, 2016, 2018), tegen de aanslagen bezwaar gemaakt.
1.3
De Inspecteur heeft op 30 december 2019 de aanslagen 2014 en 2015 ambtshalve verminderd naar een belastbare waarde van NAf 370.000.
1.4
Belanghebbende heeft op 27 januari 2020 beroep ingesteld. Belanghebbende heeft daarvoor een bedrag aan griffierecht betaald van NAf 50.
1.5
De Inspecteur heeft op 23 september 2020 verweerschriften ingediend.
1.6
De zitting heeft plaatsgevonden op 25 september 2020 te Willemstad. Belanghebbende is verschenen, vergezeld van haar echtgenoot. Namens de Inspecteur is verschenen [A]. Door de maatregelen vanwege het corona-virus heeft de rechter vanuit het gerechtsgebouw in Aruba de zitting geleid via een videoverbinding.

2.FEITEN

2.1
Belanghebbende is eigenaar van de onroerende zaak. De onroerende zaak bestaat uit een vrijstaande woning met drie slaapkamers, twee badkamers, een overdekt terras (met annex een slaapkamer, en badkamer) en een carport, gelegen op een perceel met een oppervlakte van 870 m².
2.2
Tot de gedingstukken behoort een taxatierapport van 9 augustus 2019 van Taxatiekantoor [X]. Het rapport is opgesteld door de taxateur [Q]. Volgens het taxatierapport is de onroerende zaak per 7 augustus 2019 getaxeerd op een marktwaarde van NAf 295.000.

3.GESCHIL

3.1
In geschil is of de aanslagen OZB naar de juiste bedragen zijn vastgesteld. Belanghebbende beantwoordt deze vraag ontkennend en de Inspecteur bevestigend.
3.2
Belanghebbende stelt dat de door de Inspecteur vastgestelde waarde van NAf 440.000, te hoog is. Dit geldt ook voor de later vastgestelde waarde van NAf 370.000. De waarde dient aldus belanghebbende vastgesteld te worden op NAf 295.000 overeenkomstig de waarde vermeld in het taxatierapport van 9 augustus 2019.
3.3
De Inspecteur voert aan dat de waarde aanvankelijk is vastgesteld op NAf 440.000. De waarde is naar aanleiding van het bezwaar van belanghebbende opnieuw beoordeeld. Om de waarde vast te stellen is gebruik gemaakt van de (wettelijk voorgeschreven) vergelijkingsmethode. Gezien de staat van onderhoud en de grootte van het onderhavige pand in vergelijking met de andere panden in de buurt, is de waarde verminderd naar NAf 370.000. De Inspecteur stelt dat een waarde van NAf 370.000 voor het tijdvak ingaande 2014, niet te hoog is.

4.BEOORDELING VAN HET BEROEP

Ontvankelijkheid beroep
2014
4.1
In artikel 31, lid 1, Algemene landsverordening Landsbelastingen (hierna: ALL) is bepaald dat degene die bezwaar heeft tegen een door de Inspecteur gedane uitspraak, binnen twee maanden na de dagtekening van de uitspraak een beroepschrift kan indienen bij het Gerecht.
4.2
De verminderingsaanslag van 30 december 2019 wordt aangemerkt als een uitspraak op het bezwaar tegen de aanslag OZB 2014. Het beroepschrift is op 27 januari 2020 ingediend. Dit beroepschrift is tijdig ingediend en mitsdien ontvankelijk.
2015, 2016 en 2018
4.3
Belanghebbende heeft op 27 januari 2020 ook tegen de vastgestelde waarde voor de jaren 2015, 2016 en 2018 beroep ingesteld. Ten tijde van het instellen van beroep was echter door de Inspecteur nog geen uitspraak op bezwaar gedaan. Het beroep inzake deze OZB voor deze jaren is te vroeg gedaan en daarom niet-ontvankelijk. Dit neemt evenwel niet weg dat als in onderhavige procedure voor het jaar 2014 de vastgestelde waarde wordt verminderd, deze verminderde waarde heeft te gelden voor het gehele tijdvak 2014-2018.
Ontvankelijkheid bezwaar
4.4
De termijn voor indienen van een bezwaarschrift is geregeld in artikel 29, lid 1, ALL. De vervolgvraag is of het bezwaar tegen de aanslag OZB 2014 tijdig is ingediend. In artikel 29, lid 1, ALL is bepaald dat degene die bezwaar heeft tegen een hem opgelegde belastingaanslag, binnen twee maanden na de dagtekening van het aanslagbiljet een gemotiveerd bewaarschrift kan indienen bij de Inspecteur.
4.5
Voornoemde regel lijdt uitzondering als de aanslag de belanghebbende niet heeft bereikt en dit het gevolg is van een fout van belastingdienst, zoals een verkeerde adressering die aan de belastingdienst is te wijten. In dat geval vangt de bezwaartermijn pas aan op de dag van de ontvangst van de aanslag door de belanghebbende.
4.6
De aanslag OZB 2014 is gedagtekend op 12 november 2018. Het bezwaarschrift is op 15 augustus 2019 ingediend. Het bezwaarschrift is dus buiten de wettelijke termijn van twee maanden ingediend.
4.7
Belanghebbende heeft geen omstandigheden aangevoerd op grond waarvan de termijnoverschrijding verschoonbaar is te achten. Het bezwaar is daarom niet-ontvankelijk. Het bezwaar is door de Inspecteur niet niet-ontvankelijk verklaard. Het beroep is om deze reden gegrond.
4.8
Nu het bezwaar tegen de aanslag OZB 2014 niet ontvankelijk is, komt het Gerecht niet toe aan een inhoudelijk behandeling van de zaak. Dit betekent dat de door de Inspecteur verminderde waarde van NAf 370.000 dient te gelden voor het gehele tijdvak 2014-2018. De Inspecteur dient daarom ook de aanslagen OZB 2016 2017 en 2018 dienovereenkomstig te verminderen.

5.PROCESKOSTEN EN GRIFFIERECHT

5.1
Het Gerecht ziet geen aanleiding voor een vergoeding van de proceskosten, nu niet is gebleken van kosten die voor vergoeding in aanmerking komen.
5.2
Wel dient de Inspecteur op grond van artikel 18, lid 4, Landsverordening beroep in belastingzaken, het betaalde griffierecht van NAf 50 aan belanghebbende te vergoeden.

6.BESLISSING

Het Gerecht:
  • verklaart het beroep inzake de aanslagen OZB 2015, 2016 en 2018 niet-ontvankelijk;
  • verklaart het beroep inzake de aanslag OZB 2014 gegrond;
  • vernietigt de uitspraak op bezwaar inzake de aanslag OZB 2014;
  • verklaart het bezwaar tegen de aanslag OZB 2014 niet-ontvankelijk; en
  • draagt de Inspecteur op het door belanghebbende betaalde griffierecht van NAf 50 te vergoeden.
Deze uitspraak is gegeven door mr. D.J. Jansen, rechter, en uitgesproken op 6 november 2020, in tegenwoordigheid van de griffier M.M.M. Faro MSc.
De griffier, De rechter,
Afschriften zijn per post/ per e-mail op ………………………… aan partijen verzonden.
HOGER BEROEP
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen
twee maandenna de verzenddatum hoger beroep instellen bij:
Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie (belastingkamer)
Emancipatie Boulevard Dominico “Don” Martina 18
Willemstad
Curaçao
U wordt verzocht bij het indienen van het beroepschrift het volgende in acht te nemen:
1. Leg bij het beroepschrift een afschrift over van deze uitspraak;
2. Onderteken het beroepschrift en vermeld het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener,
b. de dagtekening,
c. waartegen u in beroep komt,
d. waarom u het niet eens bent met deze uitspraak (de gronden van het hoger beroep).
Partijen hebben ook de mogelijkheid het ondertekende beroepschrift per e-mail in te dienen bij de griffie van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie:
belastinggriffieCUR@caribjustitia.org.
Voor het instellen van hoger beroep is het volgende bedrag aan griffierecht verschuldigd:
- natuurlijke personen: NAf. 200
- personenvennootschappen en rechtspersonen: NAf. 500