1.3Een geschrift, te weten een overzicht van de [naam bank 2] Bank of Anguilla Ltd, met betrekking tot bankrekening 7262397 op naam van [verdachte]. (D-1641). Dit geschrift houdt in:
Datum opname omschrijving Bedrag (USD) balance
13//7/12 crm 180.000
13/8/12 chq 30.000
22/10/12 chq 66.766,46
20/12/12 crm 190.000
20/12/12 chq 4.945,55
31/12/12 int 437,72 272.322,35
5/4/13 chq 100.015,00
28/5/13 chq 138.159
17/10/13 chq 7.000
17/10/13 chq 9.015
10/12/13 chq 15.015
31/12/13 int 75,63 5.121,97
Totaal 370.916,01
Het Gerecht stelt vast dat op 31 december 2012 het saldo op deze rekening bedraagt: 272,322,35 en dat 31 december 2013 het saldo op deze rekening op deze rekening nog bedraagt: 5.121,97 USD
Strafbaarheid en kwalificatie van het bewezen verklaarde
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluiten.
Het bewezen verklaarde wordt als volgt gekwalificeerd:
-
ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde-
als ambtenaar een gift aannemen, wetende dat deze wordt gedaan ten gevolge of naar aanleiding van hetgeen door hem in strijd met zijn plicht is gedaan of nagelaten, meermalen gepleegd;
-
ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde-
witwassen, meermalen gepleegd;
-
ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde-
Als degene die ingevolge de Algemene landsverordening landsbelastingen verplicht is tot het binnen een gestelde termijn doen van aangifte, dat opzettelijk niet binnen de gestelde termijn, onjuist of onvolledig doen, terwijl daarvan het gevolg zou kunnen zijn dat nadeel voor Sint Maarten kan ontstaan, meermalen gepleegd.
Strafbaarheid van de verdachte
Voor zover de verdachte ter terechtzitting een beroep heeft gedaan op afwezigheid van alle schuld op de grond dat hij in het recht heeft gedwaald overweegt het Gerecht nog als volgt. De verdachte heeft aangevoerd dat hij in de veronderstelling verkeerde dat hij geen aangifte inkomstenbelasting hoefde te doen over zijn wereldinkomen.
Het Gerecht overweegt als volgt.
Voor het slagen van een beroep op rechtsdwaling is vereist dat aannemelijk is geworden dat de verdachte heeft gehandeld in een geoorloofde verontschuldigbare onbewustheid ten aanzien van de wederrechtelijkheid van zijn gedraging. Hetgeen door de verdachte ter ondersteuning van zijn betoog is aangevoerd levert geen feiten en omstandigheden op die de conclusie kunnen dragen dat hij mocht menen dat hij geen aangifte behoefde te doen.
Op de verdachte rustte de zelfstandige verplichting om te voldoen aan de bestaande wet- en regelgeving en zich daaromtrent tijdig en goed op de hoogte te stellen.
Niet gesteld en niet aannemelijk is geworden dat de verdachte bij enige bevoegde instantie navraag heeft gedaan naar het bestaan van een aangifteplicht, terwijl dit wel voor de hand had gelegen, mede gezien zijn positie en kennis als parlementariër.
Het Gerecht verwerpt dit verweer.
Er zijn ook overigens geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten, zodat de verdachte strafbaar is.
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van drie jaar met aftrek van de tijd door de verdachte in voorarrest doorgebracht, met een bevel gevangenneming. Daarnaast heeft hij ontzetting van de verdachte uit het passieve kiesrecht gevorderd voor de duur van vijf jaar.
De raadsvrouw heeft verzocht, indien het Gerecht tot een bewezenverklaring komt, rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en met de schending van de redelijke termijn.
Bij de bepaling van de op te leggen straf heeft het Gerecht gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het aannemen van steekpenningen en het witwassen van deze gelden. Daarnaast heeft de verdachte onvolledig aangifte gedaan voor de inkomstenbelasting.
De verdachte heeft als volksvertegenwoordiger ernstig misbruik gemaakt van zijn positie om zijn eigen financiële voordeel te dienen, in plaats van de belangen van de burgers van Sint Maarten. De bewezen verklaarde feiten zijn zeer ernstig. Zij zijn zeer schadelijk voor het vertrouwen dat de bevolking van Sint Maarten moet kunnen stellen in personen op belangrijke posities, in het bijzonder politici. Daarmee heeft het handelen van de verdachte, van wie anderen afhankelijk zijn en naar wie wordt opgekeken, ook een ondermijnende invloed op de samenleving als geheel.
Het Gerecht rekent de verdachte deze feiten zwaar aan.
De verdachte heeft ter zitting ontkend zich te hebben schuldig gemaakt aan deze misdrijven. Hij heeft er geen enkele blijk van gegeven het strafbare en verwerpelijke van zijn handelen in te zien.
Het Gerecht is gelet op al het voorgaande van oordeel dat niet kan worden volstaan met een andere of lichtere straf dan een straf die een vrijheidsbeneming van aanzienlijke duur meebrengt.
Anderzijds weegt ook mee dat de verdachte niet eerder met politie en justitie in aanraking is geweest. Dit strekt echter nauwelijks in zijn voordeel, nu hij zich schuldig heeft gemaakt aan een voor een politicus zeer ernstig feit. Overige persoonlijke omstandigheden die in het voordeel van de verdachte kunnen strekken zijn het Gerecht niet gebleken.
Al het voorgaande leidt ertoe dat het Gerecht oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden passend en geboden acht.
Schending redelijke termijn
Op 14 februari 2018 is de verdachte aangehouden en in verzekering gesteld. Op 9 februari 2018 had bij hem al een huiszoeking plaatsgevonden. Verdachte is die dag ook voor het eerst als verdachte gehoord, zijnde het eerste moment dat vanwege de overheid jegens de verdachte een handeling is verricht, waaraan deze in redelijkheid de verwachting kon ontlenen dat tegen hem een strafvervolging zou worden ingesteld. De verdachte is in totaal vier keer verhoord en op 23 februari 2018 is hij in vrijheid gesteld. Het politieonderzoek is op 26 maart 2018 afgerond. De inleidende dagvaarding voor de terechtzitting op 11 juni 2018 is op 21 mei 2018 uitgebracht en aan hem in persoon betekend. Ter terechtzitting is het onderzoek een aantal keren geschorst in verband met het horen van een groot aantal getuigen bij de rechter-commissaris. Er zijn vervolgens zestien getuigen gehoord in de periode tussen 11 juni 2018 en november 2019, waarna de inhoudelijke behandeling van de strafzaak heeft plaatsgevonden op 16, 17 en 18 december 2019. Het onderzoek is gesloten op 8 januari 2020 en de uitspraak in de strafzaak in eerste aanleg vindt plaats op 29 januari 2020.
Tussen de aanhouding van de verdachte op 14 februari 2018 en de uiteindelijke uitspraak in de strafzaak in eerste aanleg op 29 januari 2020 is een periode van bijna twee jaar verstreken. Het geding in eerste aanleg is daarom afgerond binnen twee jaar na zijn aanhouding zodat geen sprake is van een overschrijding van de redelijke termijn als bedoeld in art. 6 EVRM.
Anders dan de officier van justitie acht het Gerecht geen gronden aanwezig om de verdachte, die de afgelopen twee jaar op vrije voeten is geweest, in afwachting van eventueel in te stellen hoger beroep, gevangen te nemen.
Wel zal het Gerecht, gezien de ernst van de feiten, de bijkomende straf van ontzetting uit het passieve kiesrecht voor de duur van vijf jaar opleggen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 1:1 lid 2, 1:64, 1:66, 1:136, 2: 364, 2:404, 394 (oud) en 379 (oud) van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 7, 8 en 49 van de Algemene landsverordening landsbelastingen, alsmede de artikelen 3, 27 en 28 van de Landsverordening op de inkomstenbelasting.
verklaart de officier van justitie niet ontvankelijk in de vervolging van de verdachte voor zover dit betreft de onder 3 ten laste gelegde niet opzettelijke overtredingen, begaan in de periode tot en met 8 februari 2015;
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 en 3 – voor zover nog aan de orde – heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1, 2 en 3 – voor zover nog aan de orde - meer of anders ten laste is gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor omschreven en verklaart de verdachte daarvoor strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de
36 zesendertig maanden;
beveelt dat de tijd die door de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht;
ontzet de verdachte voor de duur van
5 (vijf) jaarvan het recht tot lid van algemeen vertegenwoordigende organen te worden verkozen.
Dit vonnis is gewezen door de rechter mr. drs. S.M. van Lieshout, bijgestaan door mr. F. Kruiswijk, zittingsgriffier, en op 29 januari 2020 in tegenwoordigheid voornoemde griffier uitgesproken ter openbare terechtzitting van het Gerecht in Curaçao.