ECLI:NL:OGEAC:2020:227

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
2 oktober 2020
Publicatiedatum
27 oktober 2020
Zaaknummer
CUR201803662-673 en CUR201803675 -676
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid beroep inzake loonbelasting en premieheffingen door termijnoverschrijding

In deze zaak heeft het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao op 2 oktober 2020 uitspraak gedaan in een belastingzaak waarbij een BV, zonder personeel, in beroep ging tegen opgelegde verzuimboetes voor het niet tijdig indienen van aangiftebiljetten voor loonbelasting en premies. De belanghebbende had aangiftebiljetten ontvangen voor de maanden januari tot en met oktober 2017, maar deze niet tijdig ingediend. Voor elke maand werd een verzuimboete van NAf 100 opgelegd. De belanghebbende heeft op 15 februari 2018 nihil aangiften ingediend, waarna de Inspecteur de aanslagen heeft verminderd naar nihil, maar de boetes zijn gehandhaafd. De belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen de boetes, maar dit bezwaar werd niet-ontvankelijk verklaard. Het beroep dat volgde op dit bezwaar werd door het Gerecht niet-ontvankelijk verklaard wegens termijnoverschrijding. Het Gerecht overweegt dat de belanghebbende niet tijdig bezwaar heeft gemaakt en dat er geen bijzondere omstandigheden zijn die de termijnoverschrijding verschoonbaar maken. De uitspraak benadrukt de noodzaak voor belastingplichtigen om tijdig te reageren op aanslagen en de gevolgen van termijnoverschrijding in belastingzaken.

Uitspraak

Uitspraak van 2 oktober 2020
BBZ nrs. CUR201803662-673 en CUR201803675 -676
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO
UITSPRAAK
op het beroep in de zin van de
Landsverordening op het beroep in belastingzaken van:
[Belanghebbende],gevestigd te Curaçao,
belanghebbende,
gericht tegen:
DE INSPECTEUR DER BELASTINGEN, Curaçao,
de Inspecteur.

1.PROCESVERLOOP

1.1
Aan belanghebbende zijn op de hierna vermelde data voor de maanden januari, maart, april, juni tot en met oktober 2017 (ambtshalve)aanslagen loonbelasting, premies AVBZ en AOV/AWW opgelegd. Gelijktijdig met de aanslagen zijn telkens verzuimboetes van NAf 100 opgelegd voor het niet (tijdig) indienen van de aangiften. Hierna volgt een overzicht van de data van de aanslagen.
Maand
datum
Januari 2017
20 juni 2017
Maart 2017
20 juli 2017
April
21 augustus 2017
Mei 2017
20 september 2017
Juni 2017
20 oktober 2017
Juli 2017
20 november 2017
Augustus 2017
21 december 2017
September 2017
19 januari 2017
Oktober 2017
14 maart 2018
1.2
De aanslagen zijn naar aanleiding van de op 15 februari 2018 ingediende aangiften op 16 mei 2018 verminderd naar nihil. De boetes voor de maanden augustus, september en oktober zijn vernietigd. De boetes voor de overige maanden zijn gehandhaafd.
1.3
Bij schrijven van 6 augustus 2018 maakt belanghebbende bezwaar tegen de boetes. De Inspecteur reageert daarop bij schrijven van 24 september 2018 (loonbelasting en AVBZ) en 22 mei 2019 (AOV/AWW).
1.4
Belanghebbende is op 9 oktober 2018 in beroep gekomen. Belanghebbende heeft daartoe een bedrag aan griffierecht betaald van NAf 150.
1.5
De Inspecteur heeft op 8 juli 2020 verweerschriften ingediend.
1.6
Belanghebbende en de Inspecteur hebben op respectievelijk 13 augustus 2020 en 21 augustus 2020 een nader stuk ingediend.
1.7
De zitting heeft plaatsgevonden op 26 augustus 2020 te Willemstad. Namens belanghebbende is verschenen [A]. Namens de Inspecteur zijn verschenen [B] en [C]. De rechter en de griffier waren aanwezig op het Gerecht in Aruba en hadden een videoverbinding met het Gerecht in Curaçao.
1.8
Op verzoek van het Gerecht heeft de Inspecteur na de zitting informatie overgelegd over de wetswijziging in verband met de cumulatie van boetes.

2.FEITEN

2.1
Belanghebbende exploiteert een ‘Bed and Breakfast’. [S] (hierna: [S]) is de directeur-enig aandeelhouder van belanghebbende. Belanghebbende heeft in het onderhavige jaar 2017 geen personeel in dienst. Belanghebbende behaalt in het onderhavige jaar een omzet van NAf 90.722.
2.2
Aan belanghebbende zijn over onderhavige periode aangiftebiljetten uitgereikt. De aan belanghebbende uitgereikte aangiftebiljetten zijn ingericht voor het verstrekken van gegevens ten behoeve van de vaststelling van zowel de aanslag loonbelasting, als de aanslagen premies AVBZ en AOV/AWW.
2.3
Belanghebbende heeft de aangiftebiljetten niet tijdig ingediend. De Inspecteur heeft ambtshalve aanslagen opgelegd met verzuimboetes voor het niet-tijdig indienen van de aangiften.
2.4
Belanghebbende heeft op 15 februari 2018 nihil aangiften ingediend. Deze aangiften zijn door de Inspecteur als bezwaar aangemerkt tegen de opgelegde aanslagen. Naar aanleiding hiervan zijn de aanslagen verminderd (verminderingsaanslagen). De verminderingsaanslagen hebben als dagtekening 16 mei 2018.
2.5
Op de verminderingsaanslagen is – voor zover van belang – het volgende vermeld:
“De aanslag wordt verminderd tot het aangegeven cq betaalde bedrag. De boete blijft gehandhaafd, omdat de aangifte niet (tijdig) is ingediend. (…)
Wanneer u het met deze uitspraak op uw bezwaarschrift niet eens bent, kunt u hiertegen in beroep komen bij de Raad van Beroep voor Belastingzaken.”
2.6
Belanghebbende heeft bij schrijven van 6 augustus 2018 bezwaar gemaakt tegen de boetes. De Inspecteur heeft bij beschikking de bezwaren niet ontvankelijk verklaard. De boetes zijn gehandhaafd. In de beschikking is een rechtsmiddelverwijzing opgenomen. Daarin staat dat belanghebbende binnen twee maanden beroep kan instellen bij de Raad van Beroep voor Belastingzaken.

3.GESCHIL EN STANDPUNTEN PARTIJEN

3.1
In geschil is of de boetes terecht en naar de juiste bedragen zijn opgelegd. De inspecteur beantwoordt deze vraag bevestigend en belanghebbende ontkennend.
3.2
Belanghebbende stelt – samengevat – dat hij geen personeel in dienst had en dat aan [naam] geen salaris werd uitbetaald. [naam] was in het onderhavige jaar full-time in dienst bij een andere werkgever. Met betrekking tot die dienstbetrekking zijn de verschuldigde belasting en premies door de werkgever en [naam] betaald. Volgens belanghebbende heeft zij de Belastingdienst over het voorgaande diverse keren geïnformeerd. Zij heeft ten onrechte de aangiftebiljetten en de aanslagen gekregen.
3.3
De Inspecteur stelt – samengevat – dat de aangiftebiljetten rechtmatig zijn uitgereikt. Hij voert daartoe aan dat de omzet van de vennootschap van ruim NAf 90.000 en de gebruikelijke loonregeling aanleiding gaven de aangiftebiljetten uit te reiken. Hierdoor ontstond voor belanghebbende (de vennootschap) de plicht om tijdig aangifte te doen. Belanghebbende is een rechtspersoon die zelfstandig in de heffing van loonbelasting en premies wordt betrokken. Dat [naam] reeds belasting en premies heeft betaald uit hoofde van zijn dienstbetrekking staat helemaal los van de eventuele verschuldigdheid van loonbelasting en premies door belanghebbende.

4.BEOORDELING VAN HET BEROEP

Ontvankelijkheid beroep
4.1
Alvorens tot een eventuele inhoudelijke beoordeling van het geschil te kunnen overgaan, dient het Gerecht de ontvankelijkheid van belanghebbendes beroep en bezwaar te beoordelen.
4.2
In artikel 31, lid 1 ALL is bepaald dat degene die bezwaar heeft tegen een door de Inspecteur gedane uitspraak, binnen twee maanden na de dagtekening van de uitspraak een beroepschrift kan indienen bij het Gerecht.
4.3
Uit de vaststaande feiten volgt dat de Inspecteur de aangiften (van 15 februari 2018) van belanghebbende heeft aangemerkt als bezwaarschriften tegen de opgelegde ambtshalve aanslagen en boetes. Dit is terecht gebeurd.
4.4
De Inspecteur heeft naar aanleiding van de bezwaren de aanslagen verminderd en de boetes – uitgezonderd de maanden augustus, september en oktober 2017- gehandhaafd. De boetes voor deze maanden zijn verminderd tot nihil. De verminderingsaanslagen van 16 mei 2018 dienen te worden aangemerkt als uitspraken op bezwaar. Daartegen had belanghebbende beroep moeten instellen. In de rechtsmiddelverwijzing op de verminderingsaanslagen is vermeld dat indien belanghebbende niet eens is met de uitspraak op bezwaarschrift, zij in beroep kan gaan. De termijn voor het indienen van het beroepschrift is daarbij niet vermeld (zie 2.5).
4.5
Belanghebbende heeft vervolgens op 6 augustus 2018 bij de Inspecteur bezwaar gemaakt tegen de verminderingsaanslagen. De Inspecteur had dit schrijven als een beroepschrift moeten en aanmerken en naar het Gerecht moeten doorzenden.
4.6
Ingevolge artikel 31, lid 1 ALL dient het beroepschrift binnen twee maanden na de dagtekening van de uitspraak te worden ingediend. De uitspraken hebben als dagtekening 16 mei 2018. Het beroep is buiten de wettelijke termijn ingediend.
4.7
Een niet-ontvankelijkverklaring van een beroep op grond van termijnoverschrijding blijft op grond van artikel 5, lid 4, Landsverordening op het beroep in belastingzaken (LBB) echter achterwege ingeval van bijzondere omstandigheden.
4.8
Dat bij de rechtsmiddelverwijzing geen termijn voor het instellen van beroep is vermeld, is geen reden om de termijnoverschrijding verschoonbaar te achten. Niet is immers gesteld dat belanghebbende niet bekend was met de termijn van twee maanden voor het instellen van beroep. Op de vraag waarom pas op 6 augustus 2018 tegen de verminderingsaanslagen is opgekomen heeft belanghebbende te kennen gegeven dat hij door zijn drukke baan niet telkens tegen de foutieve aanslagen kon reageren en dat hij bij schrijven van 1 december 2016 bezwaar heeft gemaakt tegen de aanslagen loonbelasting, premies AOV/AWW en AVBZ voor juni 2016 en tevens is opgekomen ‘tegen alle soortgelijke eerder opgelegde aanslagen en soortgelijke nog te volgen aanslagen’. Het Gerecht oordeelt dat in juni 2016 de onderhavige aanslagen en boetebeschikkingen nog niet bestonden. Daartegen kon dan ook geen beroep worden ingesteld.
4.9
Belanghebbende heeft voorts geen omstandigheden aangevoerd op grond waarvan de termijnoverschrijding verschoonbaar moet worden geacht. Het beroep dient dan ook niet-ontvankelijk te worden verklaard. Omdat de boetes voor de maanden augustus, september en oktober 2017 nihil bedragen zijn de beroepen daartegen niet-ontvankelijk.
4.1
Gelet op het voorgaande is het beroep niet-ontvankelijk.
Ontvankelijkheid bezwaar
4.11
Ook indien het beroep wel tijdig zou zijn, komt het Gerecht niet toe aan een inhoudelijke beoordeling van de zaak nu belanghebbende niet tijdig bezwaar heeft aangetekend. Belanghebbende heeft immers buiten de wettelijke termijn van twee maanden (de indiening van nihil aangiften op 15 februari 2018) bezwaar gemaakt tegen de aanslagen. Er zijn voorts geen omstandigheden aangevoerd om de termijnoverschrijding verschoonbaar te achten.
Overweging ten overvloede
4.12
Ingevolge artikel 6, lid 1 van de Algemene landsverordening Landsbelastingen (hierna: ALL) kan de Inspecteur aan een ieder die naar zijn mening vermoedelijk belastingplichtig of inhoudingsplichtig is een aangiftebiljet uitreiken. Ingevolge artikel 6, lid 4 ALL is een ieder aan wie een aangiftebiljet is uitgereikt, gehouden aangifte te doen.
4.13
Indien de belastingplichtige of inhoudingsplichtige de aangifte niet binnen de wettelijk gesteld termijn heeft ingediend, vormt dit een verzuim ter zake waarvan de Inspecteur een administratieve boete kan opleggen van ten hoogste NAf 2.500 (artikel 18, lid 2 ALL).
4.14
In het onderhavige geval zijn voor de loonbelasting en premieheffingen afzonderlijk telkens verzuimboetes opgelegd van NAf 100. In dit verband overweegt het Gerecht dat in een geval als het onderhavige, waarin een belastingplichtige die gegevens voor meer dan één heffing moet verstrekken dat dient te doen op één aangiftebiljet, zodat door het niet indienen van dat biljet meer dan één verzuim wordt gepleegd, het evenredigheidsbeginsel meebrengt dat de op elk van die verzuimen gestelde sanctie niet behoort te cumuleren met de andere (vgl. HR 13 augustus 2004, ECLI:NL:HR:2004:BI8185 en RvBB 18 januari 2006, ECLI:NL:ORBBNAA:2006:BQ9219). De Inspecteur heeft in dit verband aangevoerd dat de boetes niet cumuleren, omdat de wet mede naar aanleiding van voormelde jurisprudentie is gewijzigd en de verzuimboetes voor deze gevallen stevig zijn verlaagd. Aan de beantwoording van de vraag of de boetes door cumulatie terecht zijn, komt het Gerecht - door de niet-ontvankelijkheid van het beroep - echter niet toe.

5.PROCESKOSTEN EN GRIFFIERECHT

Het Gerecht ziet geen aanleiding voor een vergoeding van de proceskosten of het griffierecht.

6.DE BESLISSING

Het Gerecht:
- verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gegeven door mr. D.J. Jansen, rechter in dit gerecht, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 2 oktober 2020, in tegenwoordigheid van de griffier M.M.M. Faro MSc.
De griffier, De rechter,
Afschriften zijn per post/ per e-mail op ………………………… aan partijen verzonden.
HOGER BEROEP
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen
twee maandenna de verzenddatum hoger beroep instellen bij:
Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie (belastingkamer)
Wilhelminaplein 4
Willemstad
Curaçao
U wordt verzocht bij het indienen van het beroepschrift het volgende in acht te nemen:
1. Leg bij het beroepschrift een afschrift over van deze uitspraak;
2. Onderteken het beroepschrift en vermeld het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener,
b. de dagtekening,
c. waartegen u in beroep komt,
d. waarom u het niet eens bent met deze uitspraak (de gronden van het hoger beroep).
Partijen hebben ook de mogelijkheid het ondertekende beroepschrift per e-mail in te dienen bij de griffie van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie:
belastinggriffieCUR@caribjustitia.org.
Voor het instellen van hoger beroep is het volgende bedrag aan griffierecht verschuldigd:
- natuurlijke personen: NAf. 200
- personenvennootschappen en rechtspersonen: NAf. 500