ECLI:NL:OGEAC:2020:220

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
21 oktober 2020
Publicatiedatum
22 oktober 2020
Zaaknummer
CUR201802450
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzekering tegen ziekengeld en de status van werknemer volgens de Landsverordening Ziekteverzekering

In deze zaak heeft het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao op 21 oktober 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, de Sociale Verzekeringsbank, en verweerster. Eiser had verzocht om ziekengeld vanaf zijn ontslag op 23 augustus 2017, maar verweerster had dit verzoek afgewezen. De kern van de zaak was de vraag of eiser, die op 16 mei 2017 arbeidsongeschikt was geworden, recht had op ziekengeld op basis van de Landsverordening Ziekteverzekering (LvZv).

Eiser was sinds 2 september 2011 in dienst bij JDR Supplies & Services B.V. en ontving ziekengeld via zijn werkgever. Na zijn ontslag op 23 augustus 2017 ontving hij geen ziekengeld meer. Verweerster stelde dat alleen werknemers die nog arbeid verrichten recht hebben op ziekengeld, en dat eiser als gewezen werknemer geen recht meer had op ziekengeld na de wetswijziging in 2013. Eiser betwistte dit en voerde aan dat hij op basis van de LvZv nog steeds recht had op ziekengeld.

Het Gerecht oordeelde dat de status van werknemer op de eerste dag van arbeidsongeschiktheid bepalend is voor het recht op ziekengeld. Aangezien eiser werknemer was op 16 mei 2017, had hij recht op ziekengeld, ongeacht zijn ontslag. Het Gerecht verklaarde het beroep van eiser gegrond, vernietigde het bestreden besluit en veroordeelde verweerster tot betaling van de proceskosten aan eiser. Verweerster moet binnen een maand opnieuw op het bezwaar van eiser beslissen, met inachtneming van de uitspraak.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO

Uitspraak

in het geding tussen:

[eiser],

wonend in Curaçao,
eiser,
gemachtigde: mr. K. de l’Isle, advocaat,
en

de Sociale Verzekeringsbank,

verweerster,
gemachtigde: mr. M. Bonafasia, jurist bij verweerster.

Procesverloop

Bij beschikking van 8 december 2017 heeft verweerster het verzoek van eiser om hem ziekengeld te betalen vanaf zijn ontslag op 23 augustus 2017 afgewezen met inachtneming van een overgangsperiode tot 1 januari 2018 waarover hem het ziekengeld wordt uitbetaald.
Bij beschikking van 26 juni 2018 (bestreden besluit) heeft verweerster het daartegen door eiser gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen de bestreden beschikking beroep ingesteld.
Verweerster heeft een verweerschrift ingediend.
De openbare behandeling ter zitting van het Gerecht heeft plaatsgevonden op
30 september 2020. Partijen hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigde.

Overwegingen

Eiser was sinds 2 september 2011 in dienstbetrekking werkzaam bij JDR Supplies & Services B.V in de functie van plant mechanic pipe fabricator. Op 16 mei 2017 is eiser arbeidsongeschikt geworden waarna hij van verweerster ziekengeld ontving ingevolge de Landsverordening Ziekteverzekering (LvZv). Het ziekengeld werd hem via zijn werkgever uitbetaald. Op 23 augustus 2017 is eiser ontslagen. Vanaf die datum ontving hij geen ziekengeld meer. Op 20 oktober 2017 heeft eiser verweerster verzocht hem met terugwerkende kracht het ziekengeld uit te betalen.
Verweerster heeft aan het bestreden besluit, zakelijk weergegeven, ten grondslag gelegd dat uit de definitie van werknemer in artikel 1 van de LvZv blijkt dat alleen de werknemer die nog steeds arbeid verricht, recht heeft op ziekengeld. Het moet gaan om een actieve situatie. Eiser is een gewezen werknemer. Deze heeft sinds 2013, toen de definitie van gewezen werknemer in de LvZv is komen te vervallen, geen recht meer op ziekengeld. Bij de wetswijziging heeft de wetgever abusievelijk verzuimd de zinsnede ‘ongeacht het voortduren van de arbeidsovereenkomst’ in artikel 5, eerste lid, van de LvZv te schrappen.
Eiser heeft in beroep tegen het bestreden besluit, samengevat, aangevoerd dat hij gelet op de bewoordingen van artikel 5, eerste lid, van de LvZv nog steeds recht heeft op ziekengeld.
Op grond van artikel 1, van de LvZv is een werknemer een ieder die voor een werkgever in dienstverband of persoonlijk in aangenomen werk arbeid verricht (…).
Op grond van artikel 3, eerste lid, heeft de werknemer in geval van ziekte krachtens de bepalingen van deze landsverordening tegenover de Bank recht op een uitkering in geld.
Op grond van artikel 5, eerste lid, heeft de werknemer die als gevolg van ziekte arbeidsongeschikt is, aanspraak op ziekengeld met ingang van de derde dag na die van de ziekmelding. (…) Ter zake van eenzelfde ziekteoorzaak vervalt die aanspraak twee jaar nadien, indien het betreft een arbeidsovereenkomst aangegaan voor onbepaalde tijd, ongeacht het voortduren van de arbeidsovereenkomst.
5. Gelet op de hiervoor vermelde bepalingen van de LvZv is voor de beantwoording van de vraag of een betrokkene verzekerd is tegen ziekengeld ingevolge de LvZv, bepalend of hij de status van werknemer heeft op de eerste dag dat hij als gevolg van ziekte arbeidsongeschikt is geworden. Tussen partijen is niet in geschil dat eiser werknemer was op 16 mei 2017, toen hij arbeidsongeschikt werd. Hij verkreeg toen aanspraak op ziekengeld met ingang van de derde dag na zijn ziekmelding. Die aanspraak vervalt in het geval van eiser, die werkzaam was op een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd, na twee jaar. Dat eiser op 23 augustus 2017 door zijn werkgever is ontslagen als gevolg waarvan zijn arbeidsovereenkomst niet langer voortduurde, heeft geen invloed op de duur van eisers aanspraak. Verweerster heeft evenwel betoogd dat dit gegeven van belang is geworden na de wijziging van de LvZv in 2013 waarbij de gewezen werknemer niet langer is gedefinieerd in de wet. Dit betoog faalt. De bedoelde wijziging van de LvZv hield verband met de inwerkingtreding op 1 februari 2013 van de Landsverordening basisverzekering ziektekosten (LvBVZ). De LvBVZ verzekert alle ingezetenen, voor zover niet uitgezonderd, van aanspraak op verstrekkingen van gezondheidskundige aard. Daarmee was het niet langer nodig om de aanspraak op geneeskundige behandeling en verpleging van werknemers, gezinsleden en gewezen werknemers, waarin de LvZv voorzag, te handhaven. Op grond van artikel 11.2 van de LvBVZ is de LvZv om die reden gewijzigd en is onder meer de definitie van gewezen werknemer komen te vervallen.
6. De slotsom is dat het beroep tegen het bestreden besluit gegrond moet worden verklaard, zodat deze moet worden vernietigd. Het Gerecht zal bepalen dat verweerster met inachtneming van deze uitspraak binnen een maand opnieuw op het bezwaar van eiser dient te beslissen.
7. Het Gerecht ziet aanleiding om verweerster te veroordelen in de proceskosten van eiser in beroep. Deze worden begroot op NAf 1.400,- voor verleende rechtsbijstand.

Beslissing

Het Gerecht:
-
verklaarthet beroep tegen de bestreden beschikking
gegrond;
-
vernietigthet bestreden besluit;
-
bepaaltdat verweerster binnen een maand opnieuw op het bezwaar van eiser dient te beslissen met inachtneming van deze uitspraak;
-
veroordeeltverweerster tot betaling aan eiser van zijn proceskosten tot een bedrag van NAf 1.400,- (zegge: duizendvierhonderd Nederlands-Antilliaanse guldens);
-
draagtverweerster
ophet door eiser betaalde griffierecht van NAf 50,- (zegge: vijftig Nederlands-Antilliaanse guldens) aan eiser te vergoeden.
Aldus vastgesteld door mrs. W.H. Bel, voorzitter, en L.C. Hoefdraad en J. Sybesma, leden, en in het openbaar uitgesproken op 21 oktober 2020, in tegenwoordigheid van mr. S.N. Aswani, griffier.
Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open binnen
zes wekenna kennisgeving van deze uitspraak. Zie hoofdstuk 5 van de Lar.