ECLI:NL:OGEAC:2020:22

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
29 januari 2020
Publicatiedatum
31 januari 2020
Zaaknummer
100.00474/16
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Oplichting en valsheid in geschrift door betrokkenheid bij valse facturen en omkoping van een parlementslid in Sint Maarten

In deze zaak heeft het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao op 29 januari 2020 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van oplichting, valsheid in geschrift en omkoping. De verdachte, geboren in 1981, werd beschuldigd van het opzettelijk valselijk opmaken van 272 facturen van verschillende constructiebedrijven, waarmee hij het [bedrijfsnaam 1]bedrijf van Sint Maarten voor een totaalbedrag van ongeveer 6,8 miljoen USD heeft opgelicht. De verdachte heeft samen met de CEO van het [bedrijfsnaam 1]bedrijf, [medeverdachte 1], een systeem opgezet waarbij valse facturen werden ingediend voor werkzaamheden die in werkelijkheid niet of slechts gedeeltelijk waren verricht. Daarnaast werd de verdachte beschuldigd van het omkopen van een parlementslid met bedragen van respectievelijk 180.000 USD en 190.000 USD, die hij overmaakte naar de bankrekening van het parlementslid. Het Gerecht heeft vastgesteld dat de verdachte en [medeverdachte 1] samenwerkten om de [bedrijfsnaam 1] te bedriegen en dat de verdachte ook betrokken was bij belastingfraude door geen aangiften te doen voor zijn bedrijven. De verdachte werd uiteindelijk veroordeeld tot een gevangenisstraf van 66 maanden, waarbij rekening werd gehouden met de overschrijding van de redelijke termijn van de procedure. Het Gerecht heeft ook de onttrekking aan het verkeer bevolen van een vuurwapen en munitie die bij de verdachte in beslag waren genomen.

Uitspraak

Parketnummer: 100.00474/16
Uitspraak: 29 januari 2020
Tegenspraak
Vonnis van dit Gerecht in de strafzaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte:
[VERDACHTE],
geboren op [geboortedatum] 1981 in [geboorteplaats],
wonende te [adres] in [woonplaats].
Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 31 oktober 2018, 28 mei 2019, 16 december 2019, 17 december 2019 en 18 december 2019 en 8 januari 2020.
Het Gerecht heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen door de verdachte en de raadslieden mrs. N. van der Laan en B. Brooks, verder ook gezamenlijk de raadsman te noemen, naar voren is gebracht.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen vermeld staat in de inleidende dagvaarding, overeenkomstig de op de terechtzitting van 16 december 2019 op vordering van de officier van justitie toegestane wijziging tenlastelegging. Van die dagvaarding en van de vordering wijziging tenlastelegging is een kopie aan dit vonnis gehecht. De daarin vermelde tenlastelegging geldt als hier overgenomen.
Voor zover in de tenlastelegging overigens nog taal- en/of schrijffouten of omissies voorkomen, leest het Gerecht deze voor de leesbaarheid in de bewezenverklaring cursief verbeterd. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.
De verdenking komt er - kort en zakelijk weergegeven – op neer dat de verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan:
Feit 1, 2 en 3
het (medeplegen van) opzettelijk valselijk opmaken van 272 facturen op naam van een zevental constructiebedrijven, en het gebruiken van die facturen om betaling te verkrijgen van het [bedrijfsnaam 1]bedrijf van Sint Maarten, terwijl de in de facturen genoemde werkzaamheden in werkelijkheid niet of slechts gedeeltelijk zijn verricht.
Het [bedrijfsnaam 1]bedrijf zou hierdoor voor een bedrag van ongeveer 6.8 miljoen USD zijn opgelicht;
Feit 4
het (mede)plegen van oplichting van het [bedrijfsnaam 1]bedrijf van Sint Maarten, leidend tot de afgifte van meerdere geldbedragen tot een totaalbedrag van ongeveer
USD 3.000.000, door het in rekening brengen en laten uitbetalen van mobilisatiekosten en “general conditions”, terwijl deze kosten in werkelijkheid betalingen waren aan de verdachte en/of anderen;
Feit 5
het (mede)plegen van omkoping van Statenlid [naam statenlid] [naam statenlid] door betaling van twee geldbedragen van respectievelijk 180.000 USD en 190.000 USD;
Feit 6
het (medeplegen van het) voorhanden hebben van een vuurwapen en/of patroonhouder met munitie;
Feit 7
het (medeplegen van) meermalen al dan niet opzettelijk overtreden van de Algemene Landsverordening Landbelasting, door geen aangiften Inkomstenbelasting, Winstbelasting en Turnover Tax te doen, of tot een te laag bedrag.
Met betrekking tot feit 3 stelt het Gerecht vast dat aanvankelijk aan de verdachte is ten laste gelegd dat hij door middel van het gebruik van 300 valse facturen het [bedrijfsnaam 1]bedrijf (hierna: de [bedrijfsnaam 1]) heeft bewogen tot afgifte van ongeveer 8 miljoen USD. Per abuis is na de wijziging tenlastelegging van de feiten 1 en 2, waarbij het aantal facturen is verlaagd naar 272, het totale in feit 3 genoemde oplichtingsbedrag niet dienovereenkomstig verminderd. Ter terechtzitting van 16 december 2019 heeft de officier van justitie op een vraag van de raadsman aangegeven dat dit wel aldus begrepen moet worden, zodat in feit 3 een ten laste gelegd oplichtingsbedrag van ongeveer 6.8 miljoen USD resteert. Nu de verdediging heeft meegedeeld hiermee akkoord te kunnen gaan zal het Gerecht de tenlastelegging van feit 3 aldus verbeterd lezen.
Verjaring feit 7
Aan de verdachte is onder feit 7 ten laste gelegd dat hij in de periode van 1 januari 2012 tot 1 januari 2018 al dan niet opzettelijk heeft gehandeld in strijd met het bepaalde in de Algemene landsverordening landsbelastingen. De termijn van verjaring vangt aan op de dag na die waarop het feit is gepleegd. Voor zover onder feit 7 de niet-opzettelijke overtreding van genoemde Landsverordening is ten laste gelegd, vervalt het recht tot strafvordering door verjaring na drie jaren.
Op 28 november 2016 is huiszoeking gedaan bij de verdachte en is hij aangehouden en in verzekering gesteld. Het eerste verhoor dateert ook van die datum. Het recht tot strafvordering is in dit geval daarom komen te vervallen door verjaring, indien en voor zover deze overtredingen zijn begaan voor 28 november 2013, dus drie jaar voorafgaand aan de datum van aanhouding van de verdachte, zijnde die aanhouding een daad van vervolging waardoor de verjaring is gestuit. Het openbaar ministerie is daarom niet-ontvankelijk in zijn vervolging van de verdachte wat betreft de onder 7 ten laste gelegde niet-opzettelijke overtredingen, voor zover deze feiten zijn begaan voor 28 november 2013.
Het aanhoudingsverzoek
Mede met een beroep op het recht van de verdachte op een eerlijk proces heeft de raadsman verzocht om aanhouding van het onderzoek ter zitting, teneinde de officier van justitie alsnog onderzoek te laten verrichten naar de inhoud van de (niet tot het procesdossier behorende) CD-roms met daarop de bedrijfsadministratie van [bedrijfsnaam 2]. Deze CD-roms zijn aan de verdediging ter beschikking gesteld, maar vanwege de grote hoeveelheid data (in totaal 45.300 bestanden) kan de verdediging daarvan geen chocola maken, aldus de raadsman. De raadsman stelt dat het Gerecht de officier van justitie al eerder heeft opgedragen nader onderzoek naar de CD-roms te laten verrichten, maar dat dit niet is gebeurd. De raadsman verzoekt dat dit onderzoek alsnog wordt verricht.
Het Gerecht wijst dit verzoek af, nu de noodzaak tot het verzochte niet is gebleken.
Vooropgesteld wordt dat het Gerecht de officier van justitie bij beslissing van 28 mei 2019 niet heeft opgedragen de CD-roms te onderzoeken. Wel is de officier van justitie verzocht om, indien en voor zover mogelijk, de rechercheur die zich heeft beziggehouden met de gegevensverzameling van [bedrijfsnaam 2] een aanvullend proces-verbaal op te laten maken waarin wordt aangegeven hoe de informatie op de CD-roms moet worden gelezen, zodat de verdediging kan komen tot de beantwoording van de in haar brief van 28 mei 2019 op pagina 8 onder a. tot en met d. gestelde vragen.
Met de beantwoording van deze vragen hoopt de verdediging aan te tonen dat door [bedrijfsnaam 2] bij de [bedrijfsnaam 1] in rekening gebrachte werkzaamheden niet door [bedrijfsnaam 2], maar door de zeven lokale onderaannemers zijn verricht, zodat niet de zeven onderaannemers, maar [bedrijfsnaam 2] ten onrechte voor deze werkzaamheden betaald heeft gekregen.
Voor deze door de verdediging opgeworpen veronderstelling is echter geen enkel concreet aanknopingspunt gegeven, noch is anderszins aannemelijk geworden dat deze informatie daadwerkelijk op de CD-roms te vinden is. Het verzoek aan het openbaar ministerie om de informatie meer toegankelijk te maken om de verdediging beter in staat te stellen haar onderzoek te verrichten, is daarom meer een verzoek om bijstand bij een fishing expedition, dan dat dit onderzoek noodzakelijk is voor de beantwoording van enige door het Gerecht nog te nemen beslissing. Daarnaast stond het de verdediging vrij om zelf deze gegevens nader te onderzoeken, al dan niet met bijstand van een deskundige. Dit onderzoek is niet afhankelijk van de eventuele medewerking van een opsporingsambtenaar.
Bewezenverklaring
Het Gerecht acht wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1, 2 , 3, 4, 5, 6 en 7 is ten laste gelegd, met dien verstande dat:
-
ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde
hij in de periode van 1 april 2012 tot 1 juni 2015
inSint Maarten, tezamen en in vereniging met een ander,
telkensopzettelijk ongeveer 272 facturen van [bedrijfsnaam 3] Construction, [bedrijfsnaam 4] Construction, [BEDRIJFSNAAM 5] Construction, [bedrijfsnaam 6] Company, [bedrijfsnaam 7] [bedrijfsnaam 7] Services, [bedrijfsnaam 8] Construction en [bedrijfsnaam 9] Construction, zijnde geschriften die bestemd waren om tot bewijs van enig feit te dienen, opzettelijk valselijk heeft opgemaakt met het oogmerk om die facturen als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken, terwijl uit dat gebruik
telkensenig nadeel kan ontstaan, bestaande die valsheid hierin dat in die facturen telkens een geldbedrag voor verrichte werkzaamheden werd gefactureerd, terwijl deze werkzaamheden in werkelijkheid niet waren verricht of slechts gedeeltelijk waren verricht;
en
hij in de periode van 1 juni 2015 tot 1 juli 2017
inSint Maarten, tezamen en in vereniging met een ander,
telkensopzettelijk ongeveer 272 facturen van [bedrijfsnaam 3] Construction, [bedrijfsnaam 4] Construction, [BEDRIJFSNAAM 5] Construction, [bedrijfsnaam 6] Company, [bedrijfsnaam 7] [bedrijfsnaam 7] Services, [bedrijfsnaam 8] Construction en [bedrijfsnaam 9] Construction, zijnde geschriften die bestemd waren om tot bewijs van enig feit te dienen,
telkensopzettelijk valselijk heeft opgemaakt met het oogmerk om die facturen als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken, bestaande die valsheid hierin dat in die facturen telkens een geldbedrag voor verrichtte werkzaamheden werd gefactureerd, terwijl deze werkzaamheden in werkelijkheid niet waren verricht of slechts gedeeltelijk waren verricht;
-
ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde
hij in de periode van 1 april 2012 tot 1 juni 2015
inSint Maarten, tezamen en in vereniging met een ander,
telkensopzettelijk gebruik heeft gemaakt van valse geschriften te weten ongeveer 272
valsefacturen van de bedrijven [bedrijfsnaam 3] Construction, [bedrijfsnaam 4] Construction, [BEDRIJFSNAAM 5] Construction, [bedrijfsnaam 6] Company, [bedrijfsnaam 7] [bedrijfsnaam 7] Services, [bedrijfsnaam 8] Construction en [bedrijfsnaam 9] Construction, zijnde geschriften die bestemd waren om tot bewijs van enig feit te dienen als waren die geschriften echt en onvervalst, terwijl uit dat gebruik (telkens) enig nadeel kon ontstaan en bestaande dat gebruikmaken, hierin dat hij verdachte en zijn mededader deze facturen ter uitbetalingen hebben ingediend of laten indienen bij het [bedrijfsnaam 1]bedrijf van Sint Maarten ([bedrijfsnaam 1] Group of Companies ([AFKORTING BEDRIJFSNAAM 1] v/h [bedrijfsnaam 1] Group of Companies ([AFKORTING BEDRIJFSNAAM 1] ) en Sint Maarten [bedrijfsnaam 1] en Sint Maarten [bedrijfsnaam 1] en/of andere bedrijven behorend tot deze Group) en deze facturen hebben voorzien van een paraaf ter goedkeuring en deze facturen hebben laten uitbetalen door het [bedrijfsnaam 1]bedrijf van Sint Maarten, bestaande die valsheid hierin dat in die facturen telkens een geldbedrag voor verrichte werkzaamheden werd gefactureerd, terwijl deze werkzaamheden in werkelijkheid niet waren verricht of slechts gedeeltelijk waren verricht;
en
hij in de periode van 1 juni 2015 tot 1 juli 2017
inSint Maarten, tezamen en in vereniging met een ander,
telkensopzettelijk gebruik heeft gemaakt van valse geschriften te weten ongeveer 272
valsefacturen van de bedrijven [bedrijfsnaam 3] Construction, [bedrijfsnaam 4] Construction, [BEDRIJFSNAAM 5] Construction, [bedrijfsnaam 6] Company, [bedrijfsnaam 7] [bedrijfsnaam 7] Services, [bedrijfsnaam 8] Construction en [bedrijfsnaam 9] Construction, zijnde geschriften die bestemd waren om tot bewijs van enig feit te dienen als waren die geschriften echt en onvervalst, bestaande dat gebruikmaken, hierin dat hij verdachte en zijn mededader deze facturen ter uitbetalingen hebben ingediend of laten indienen bij het [bedrijfsnaam 1]bedrijf van Sint Maarten ([bedrijfsnaam 1] Group of Companies ([AFKORTING BEDRIJFSNAAM 1] v/h [bedrijfsnaam 1] Group of Companies ([AFKORTING BEDRIJFSNAAM 1] ) en Sint Maarten [bedrijfsnaam 1] en Sint Maarten [bedrijfsnaam 1] en/of andere bedrijven behorend tot deze Group) en deze facturen hebben voorzien van een paraaf ter goedkeuring en deze facturen hebben laten uitbetalen door het [bedrijfsnaam 1]bedrijf van Sint Maarten, bestaande die valsheid hierin dat in die facturen telkens een geldbedrag voor verrichte werkzaamheden werd gefactureerd, terwijl deze werkzaamheden in werkelijkheid niet waren verricht of slechts gedeeltelijk waren verricht;
-
ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde
hij in de periode van 1 april 2012 tot 1 juli 2017
inSint Maarten, tezamen en in vereniging met een ander, telkens met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door een of meer listige kunstgrepen en een samenweefsel van verdichtsels, het [bedrijfsnaam 1]bedrijf van Sint Maarten ([bedrijfsnaam 1] Group of Companies ([AFKORTING BEDRIJFSNAAM 1] v/h [bedrijfsnaam 1] Group of Companies ([AFKORTING BEDRIJFSNAAM 1] ) en Sint Maarten [bedrijfsnaam 1] en Sint Maarten [bedrijfsnaam 1] en/of andere bedrijven behorend tot deze Group) heeft bewogen tot de afgifte van geldbedragen tot een totaalbedrag van ongeveer 6.8 mio USD, hebbende verdachte en zijn mededader met dat oogmerk – zakelijk weergegeven – listiglijk en in strijd met de waarheid telkens facturen ten name van [bedrijfsnaam 3] Construction, [bedrijfsnaam 4] Construction, [BEDRIJFSNAAM 5] Construction, [bedrijfsnaam 6] Company, [bedrijfsnaam 7] [bedrijfsnaam 7] Services, [bedrijfsnaam 8] Construction en [bedrijfsnaam 9] Construction, opgemaakt of laten opmaken, waarin telkens een geldbedrag voor verrichte werkzaamheden werd gefactureerd, terwijl deze werkzaamheden in werkelijkheid niet waren verricht of slechts gedeeltelijk waren verricht en deze facturen ter uitbetaling ingediend of laten indienen bij het [bedrijfsnaam 1]bedrijf van Sint Maarten en deze facturen voorzien van een paraaf ter goedkeuring, waardoor het [bedrijfsnaam 1]bedrijf van Sint Maarten werd bewogen tot bovenomschreven afgifte;
-
ten aanzien van het onder 4 ten laste gelegde –
hij in de periode van 1 juli 2012 tot 26 mei 2014
inSint Maarten tezamen en in vereniging met [medeverdachte 1] en/of een of meer anderen, telkens met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door een of meer listige kunstgrepen en een samenweefsel van verdichtsels, het [bedrijfsnaam 1]bedrijf van Sint Maarten ([bedrijfsnaam 1] Group of Companies ([AFKORTING BEDRIJFSNAAM 1] v/h [bedrijfsnaam 1] Group of Companies ([AFKORTING BEDRIJFSNAAM 1] ) en Sint Maarten [bedrijfsnaam 1] en Sint Maarten [bedrijfsnaam 1] en/of andere bedrijven behorend tot deze Group) heeft bewogen tot de afgifte van geldbedragen tot een totaalbedrag van ongeveer 3 miljoen USD, hebbende verdachte en zijn mededader(s) met dat oogmerk – zakelijk weergegeven – listiglijk en in strijd met de waarheid telkens aan het [bedrijfsnaam 1]bedrijf van Sint Maarten bij de uitvoering van baggerwerkzaamheden door [bedrijfsnaam 2] TCI Ltd en/of [bedrijfsnaam 2] N.V., kosten in rekening gebracht voor mobilisatiekosten en general conditions, terwijl deze kosten in werkelijkheid gemaakt zijn om betalingen te doen aan hem, verdachte en/of zijn bedrijven en deze betalingen te verbloemen of te verhullen en deze mobilisatiekosten en general conditions
kostendoor het [bedrijfsnaam 1]bedrijf van Sint Maarten
telaten uitbetalen aan [bedrijfsnaam 2] TCI Ltd en/of [bedrijfsnaam 2] N.V., waardoor het [bedrijfsnaam 1]bedrijf van Sint Maarten werd bewogen tot bovenomschreven afgifte;
-
ten aanzien van het onder 5 ten laste gelegde -
hij in de periode van 1 juni 2012 tot en met 31 december 2012
inSint Maarten en Anguilla, een ambtenaar, lid van de Staten van Sint Maarten, te weten [naam statenlid] , giften heeft gedaan te weten een geldbedrag van USD 180.000 op 30 juli 2012 en een geldbedrag van USD 190.000 op 20 december 2012, ten gevolge of naar aanleiding van hetgeen door deze ambtenaar in zijn bediening, al dan niet in strijd met zijn plicht, is gedaan of nagelaten;
-
ten aanzien van het onder 6 ten laste gelegde -
hij op 28 november 2016
inSint Maarten een vuurwapen, een pistool van het merk Glock en een patroonhouder met munitie voorhanden heeft gehad;
-
ten aanzien van het onder 7 ten laste gelegde -
hij in de periode van 1 januari 2012 tot 1 januari 2018 in Sint Maarten, opzettelijk,
- als natuurlijk persoon en dus als degene die ingevolge de Algemene landsverordening landsbelastingen verplicht was tot het binnen de gestelde termijn doen van aangifte Inkomstenbelasting, dat niet binnen de gestelde termijn heeft gedaan, immers heeft hij in het geheel geen aangiften Inkomstenbelasting gedaan in die periode;
en
- als eigenaar van het eenmansbedrijf [bedrijfsnaam 10] Rental en dus als degene die ingevolge de Algemene landsverordening landsbelastingen verplicht was tot het binnen de gestelde termijn doen van aangifte Belasting op de Bedrijfsomzetten (Turnover Tax) voor bovengenoemd bedrijf, dat niet binnen de gestelde termijn heeft gedaan, immers heeft hij voor dit bedrijf in het geheel geen Belasting op Bedrijfsomzetten gedaan in die periode;
en
- als feitelijk leidinggevende van de rechtspersonen
[bedrijfsnaam 11] Corp N.V. handelend onder de naam [bedrijfsnaam 12] Rental,
[bedrijfsnaam 13] N.V. en [bedrijfsnaam 14] Corp N.V. en dus als degene die ingevolge de Algemene landsverordening landsbelastingen verplicht was tot het binnen de gestelde termijn doen van aangifte Winstbelasting en Belasting op de Bedrijfsomzetten (Turnover Tax) voor bovengenoemde bedrijven, dat niet binnen de gestelde termijn of onjuist heeft gedaan, immers heeft hij voor [bedrijfsnaam 13] in het geheel geen Winstbelasting en aangiften Belasting op de Bedrijfsomzetten gedaan in die periode en heeft hij voor de overige bedrijven in het geheel geen Winstbelasting gedaan en telkens in de maandelijkse aangifte Belasting op Bedrijfsomzetten een te laag bedrag als bedrijfsomzet opgegeven.
Het Gerecht acht niet bewezen hetgeen onder 1, 2, 3, 4, 5, 6 en 7 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Het Gerecht grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
De hierna vermelde bewijsmiddelen zijn – ook in hun onderdelen – telkens gebezigd tot het bewijs van het feit of de feiten waarop zij blijkens hun inhoud betrekking hebben en, voor zover het een geschrift als bedoeld in artikel 387, eerste lid, aanhef, onder e van het Wetboek van Strafvordering betreft, telkens slechts gebezigd in verband met de inhoud van de andere bewijsmiddelen.
Met betrekking tot de hieronder genoemde processen-verbaal, die zijn opgemaakt door verbalisanten met vermelding van enkel hun codenummer, overweegt het Gerecht dat het deze processen-verbaal tot bewijs bezigt nu de bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten in belangrijke mate steun vindt in de overige (zijnde andersoortige) bewijsmiddelen, door of namens de verdachte niet op enig moment in het geding de wens te kennen is gegeven om deze verbalisanten te horen en het Gerecht de inhoud van deze processen-verbaal betrouwbaar oordeelt.
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen ten aanzien van de feiten 1, 2 en 3

1.De facturen

1.1
Een overzicht proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm op 20 maart 2018 door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar TBO 16010 (zelf genummerde map 3, p. 1 t/m 116) . Dit proces-verbaal houdt in als relaas van
verbalisantvoornoemd:
Er is onderzoek gedaan naar de facturen van de hierna te noemen zeven constructie bedrijven.
In de administratie van de [bedrijfsnaam 1] zijn tijdens de huiszoeking op 28 november 2016 facturen aangetroffen van [bedrijfsnaam 3] Construction over de periode van mei 2014 tot en met september 2016. De bedragen variëren van USD 19.800 tot USD 27.000. In totaal betreft het bedrag dat bij de [bedrijfsnaam 1] is gefactureerd een bedrag van USD 915.809.
In de administratie van de [bedrijfsnaam 1] zijn tijdens de huiszoeking op 28 november 2016 facturen aangetroffen van [BEDRIJFSNAAM 5] Construction over de periode van september 2013 tot en met juni 2016. De bedragen variëren van USD 17.800 tot USD 27.000. In totaal betreft het bedrag dat bij de [bedrijfsnaam 1] is gefactureerd een bedrag van USD 1.020.813.
In de administratie van de [bedrijfsnaam 1] zijn tijdens de huiszoeking op 28 november 2016 facturen aangetroffen van [bedrijfsnaam 4] Construction. De onderzoeksperiode betreft 2012 tot en met 2016. De bedragen variëren van USD 9.850 tot USD 27.300. In totaal betreft het bedrag dat bij de [bedrijfsnaam 1] is gefactureerd een bedrag van USD 1.093.095.
In de administratie van de [bedrijfsnaam 1] zijn tijdens de huiszoeking op 28 november 2016 facturen aangetroffen van [bedrijfsnaam 6] Company over de periode van april 2013 tot en met oktober 2016. De bedragen variëren van USD 14.910 tot USD 27.400. In totaal betreft het bedrag dat bij de [bedrijfsnaam 1] is gefactureerd een bedrag van USD 1.671.239.
In de administratie van de [bedrijfsnaam 1] zijn tijdens de huiszoeking op 28 november 2016 facturen aangetroffen van [bedrijfsnaam 7] [bedrijfsnaam 7] Services over de periode van september 2013 tot en met januari 2016. De bedragen variëren van USD 13.400 tot USD 27.300. In totaal betreft het bedrag dat bij de [bedrijfsnaam 1] is gefactureerd een bedrag van USD 1.403.014.
In de administratie van de [bedrijfsnaam 1] zijn tijdens de huiszoeking op 28 november 2016 facturen aangetroffen van [bedrijfsnaam 8] Construction over de periode van september 2013 tot en met augustus 2016. De bedragen variëren van USD 16.800 tot USD 27.300. In totaal betreft het bedrag dat bij de [bedrijfsnaam 1] is gefactureerd een bedrag van USD 1.090.479.
In de administratie van de [bedrijfsnaam 1] zijn tijdens de huiszoeking op 28 november 2016 facturen aangetroffen van [bedrijfsnaam 9] Construction Company over de periode van september 2013 tot en met augustus 2016. In totaal betreft het bedrag dat bij de [bedrijfsnaam 1] is gefactureerd een bedrag van USD 1.050.515.
In totaal betreft dit 272 facturen voor een totaalbedrag van USD 6.828.942. Schematisch komt het op het volgende neer:
Bedrijf Bedrag Geb.fact. Fys.Fact. Bedr.fys.fact.
[bedrijfsnaam 6] 1.671.239 66 51 1.296.635
[bedrijfsnaam 3] 915.809 36 32 812.120
[BEDRIJFSNAAM 4] 1.093.095 47 44 1.027.981
[bedrijfsnaam 9] 1.050.515 41 36 922.415
[BEDRIJFSNAAM 5] 1.020.813 40 37 944.413
[bedrijfsnaam 8] 1.090.479 43 42 1.064.679
[bedrijfsnaam 7] 1.403.014 56 30 760.699
Totaal 8.244.964 329 272 6.828.942
De 272 fysiek aangetroffen facturen staan vermeld op de lijst die is weergegeven op pagina 99 tot en met 106 van bovengenoemd overzichtsproces-verbaal. De eerste factuur is gedateerd 16 april 2012 en de laatste factuur is gedateerd 14 oktober 2016.
Van de aangetroffen facturen van de zeven constructiebedrijven verwijst een aantal naar het verlenen van assistentie aan [bedrijfsnaam 15] B.V. Dit betreft de projecten: [project 1], [project 2] en [PROJECT 3]. De directeur van [bedrijfsnaam 15] is [directeur bedrijf 15]. Hij verklaarde dat hij onbekend is met deze assistentieverlening. Tijdens het verhoor werden hem zeven facturen getoond van de constructiebedrijven aan de [bedrijfsnaam 1] in relatie tot werkzaamheden van [project 1]. Het betreffen hier de volgende facturen: D-334, D-336, D-338, D-389, D-566, D-629 en D-689. [directeur bedrijf 15] verklaarde dat deze werkzaamheden hem onbekend zijn.
Tijdens het verhoor werden hem tien facturen getoond van de constructiebedrijven waarbij wordt verwezen naar het [PROJECT 3]. Het betreft hier de volgende facturen: D-340, D-342, D-344, D-346, D-348, D-350, D-352, D-354, D-356 en D-358. [directeur bedrijf 15] verklaarde dat deze facturen hem niets zeggen.
1.2
Een proces-verbaal met nummer 267582, opgemaakt in de wettelijke vorm op 20 februari 2018 door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar TBO17062 (zelf genummerde map 5e, p. 1797 t/m 1799). Dit proces-verbaal houdt in als relaas van
verbalisantvoornoemd:
In het onderzoek komen zeven constructiebedrijven naar voren die facturen hebben gestuurd aan de [bedrijfsnaam 1]. Het vermoeden bestaat dat deze bedrijven valse facturen hebben gestuurd omdat door deze bedrijven (een deel van) de werkzaamheden die omschreven staan in de facturen niet is uitgevoerd.
Per factuur is een categorie toegekend. Van de volgende categorieën zijn aparte processen verbaal van bevindingen opgemaakt te weten: Parkeerplaats, [project 1], [naam plaats 1] ([PROJECT 3]), [bedrijfsnaam 2], Cleaning en Maintenance.
Bovenstaande resulteert in de volgende totaalbedragen per categorie.
Categorieën bedrag (USD)
Parkeerplaatsen 951.680
[project 1] 236.907
[PROJECT 3] 799.190
[bedrijfsnaam 2] 2.382.337
[naam constructie bedrijf] 178.350
Cleaning&Maintencance 1.588.866
Overig 2.107.634
Totaal 8.244.964
Een aantal facturen heeft betrekking op [naam constructie bedrijf]. [eigenaar 1 constructie bedrijf] en [eigenaar 2 constructie bedrijf] zijn gehoord ten aanzien van de facturen waarop staat “assisting [naam constructie bedrijf]”. Zij hebben verklaard dat [naam constructie bedrijf] niet is geassisteerd door een van de constructiebedrijven. Dit betreft de facturen D-799, D-1262, D-1261, D-1265, D-757, D-876 en D-203.
Op alle facturen waarop een paraaf staat, is dit de paraaf van [medeverdachte 1] .

2.verklaringen verdachten

2.1.1 De verklaring van
de verdachte [verdachte]afgelegd ter terechtzitting in eerste aanleg van 16 december 2019. Deze verklaring houdt in – zakelijk weergegeven –:
Ik ken [medeverdachte 1] . Hij is de directeur van de [bedrijfsnaam 1] in Sint Maarten. Op 3 mei 2012 heb ik hem een sollicitatiebrief gestuurd en op 4 mei 2012 ben ik voor een bedrag van 2.250 USD per maand door hem aangenomen als public relations manager van de [bedrijfsnaam 1]. Ik heb met hem een contract gesloten.
Ik ging regelmatig bij hem langs om te bespreken welk werk er gedaan moest worden voor de [bedrijfsnaam 1]. Ik kreeg dan van [medeverdachte 1] globaal te horen welke projecten en werkzaamheden er gedaan moesten worden en wat het beschikbare budget daarvoor was. Ik nam vervolgens contact op met de kerels (het Gerecht begrijpt: de lokale onderaannemers die dat werk konden uitvoeren.
Als het werk gedaan was gaf ik aan [naam 1] de meer gedetailleerde omschrijving door van de werkzaamheden die zij in de factuur voor de [bedrijfsnaam 1] moest opnemen. Ik gaf ook de bedragen aan haar door. Ik deed dat op basis van informatie die ik kreeg van [medeverdachte 1] . Als de [bedrijfsnaam 1] de factuur uitbetaalde ging ik de cheque daar ophalen.
Ik controleerde de werkzaamheden die in de factuur waren vermeld niet. Soms reed ik wel eens voorbij een plek waar voor de [bedrijfsnaam 1] werd gewerkt en zag ik daar mensen werken, maar ik ging - op een enkele keer na - niet naar binnen om te vragen wie daar aan het werk waren. Ik werd daar ook niet voor betaald door de [bedrijfsnaam 1]. Als [medeverdachte 1] mij vroeg of het werk was gedaan zei ik dat hij zelf kon gaan kijken of het goed was gedaan.
Op verzoek van [medeverdachte 1] heb ik aan [getuige 1] gevraagd een bedankbrief aan de [bedrijfsnaam 1] te schrijven namens een aantal bedrijven. Ik was daartoe geïnstrueerd door [medeverdachte 1] . Hij wilde die bedankbrief hebben.
2.1.2 Een proces-verbaal van verhoor, opgemaakt in de wettelijke vorm op 7 december 2016 door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren 16050 en 16068 (zelf genummerde map 5a p. 26 t/m 35). Dit proces-verbaal houdt in, als de op genoemde datum tegenover verbalisanten afgelegde verklaring van
de verdachte [verdachte]:
U toont mij facturen (facturen D-009 t/m D-014) van het bedrijf [bedrijfsnaam 4] Construction. De eigenaar van het bedrijf heet [naam eigenaar bedrijf 4]. Hij is een neef. Hij is degene die de werknemers moet inhuren voor de klus en moet betalen. Ik ben niet verantwoordelijk of er daadwerkelijk werkzaamheden worden uitgevoerd, zoals op de facturen is geschreven. Ik controleer niet of het werk door de onderaannemer is gedaan.
Ik zat hier tussen omdat ik liaison ben (public relations) van de [bedrijfsnaam 1]. Bij werken zoals deze komt geen papierwerk kijken. Ik zal u uitleggen hoe het in zijn werk gaat.
De betalingen door de [bedrijfsnaam 1] worden gedaan per cheque. Mevrouw [naam 1] maakt de rekeningen (het Gerecht begrijpt: de facturen) op. Ik geef haar de details die nodig zijn voor het opmaken van de factuur. Ik ga bij haar langs of ik doe dit telefonisch. Ik doe dit op basis van de informatie die ik van de [bedrijfsnaam 1] krijg.
In overleg met [medeverdachte 1] krijg ik van hem te horen wat het project is en wat de werkzaamheden zijn. Voor elk project is een begroting opgesteld. Bij elk project heb je onvoorziene kosten. Dan wordt vastgesteld welke werkzaamheden nog moeten worden verricht en wat de maximale prijs daarvoor is. Deze bedragen liggen tussen de USD 17.000 en USD 26.000. Ik word gebeld door de receptionist van de [bedrijfsnaam 1] en dan haal ik de cheque op bij de [bedrijfsnaam 1].
U toont mij facturen (D-015 t/m D-021) van het bedrijf [bedrijfsnaam 6] . De eigenaar van het bedrijf heet [naam eigenaar bedrijf 6]. Alle facturen zijn opgemaakt op basis van gegevens die ik van de [bedrijfsnaam 1] heb gekregen. De algemene omschrijving van de werkzaamheden die uitgevoerd moesten worden kreeg ik van [medeverdachte 1] en ik verfijnde dat. De meer verfijnde omschrijving gaf ik door aan [naam 1] en zij maakte de facturen op. De facturen breng ik naar de [bedrijfsnaam 1]. Vervolgens neem ik de cheque voor de factuur aan.
U toont mij facturen (D-022 t/ D-028) van het bedrijf [bedrijfsnaam 3] . De eigenaar van het bedrijf heet [naam eigenaar bedrijf 3]. Hij werkt voor [bedrijfsnaam 16]. Ook hier heb ik een bedrag genoemd dat [naam 1] heeft opgenomen in de factuur. Ik bracht de factuur naar de [bedrijfsnaam 1] en ontving enige tijd later de cheque.
U toont mij facturen (D-029 t/ D-034) van het bedrijf [bedrijfsnaam 9] . De eigenaar van het bedrijf heet [naam eigenaar bedrijf 9]. Hij is general manager bij [bedrijfsnaam 16]. Ik ontving de algemene omschrijving van de werkzaamheden van [medeverdachte 1] . [medeverdachte 1] is de baas van de [bedrijfsnaam 1] en zijn wil is wet.
U toont mij facturen (D-035 t/ D-037 en D-085) van het bedrijf [BEDRIJFSNAAM 5] . De eigenaar van het bedrijf heet [naam eigenaar bedrijf 5]. Ook ten aanzien van deze facturen heb ik de informatie gegeven aan [naam 1]. Ook hier ontving ik de algemene informatie van [medeverdachte 1] die ik nadien verfijnde.
U toont mij de factuur D-086 van het bedrijf [bedrijfsnaam 7]. De eigenaar van het bedrijf heet [naam eigenaar bedrijf 7].We kennen elkaar 20 jaar. Het ging hier precies zo als bij de andere bedrijven.
Ik voeg daar nog aan toe dat ik [medeverdachte 1] vrijwel om de dag zag en opzocht als hij mij belde. [medeverdachte 1] had deze algemene omschrijving van werkzaamheden weer doorgekregen van de minister van TEATT, die op dat moment aan de macht was.
2.1.3 Een proces-verbaal van verhoor, opgemaakt in de wettelijke vorm op 9 december 2016 door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren 16050 en 16068 (zelf genummerde map 5a p. 36 t/m 46). Dit proces-verbaal houdt in, als de op genoemde datum tegenover verbalisanten afgelegde verklaring van
de verdachte [verdachte]:
U toont mij de facturen D-038 t/m D-045 van het bedrijf [bedrijfsnaam 8] . De eigenaar van het bedrijf is [halfbroer verdachte] , mijn halfbroer. Ook hier heb ik de algemene werkomschrijving gekregen van [medeverdachte 1] waarna ik [naam 1] vertelde wat de meer precieze werkzaamheden waren geweest en heb ik een bedrag genoemd tussen de USD 17.000 en USD 25.000. Dit is opgenomen in de factuur die ik naar de [bedrijfsnaam 1] bracht, waar mij enige tijd later de cheque werd uitgereikt. Ik controleer niet of de werkzaamheden daadwerkelijk zijn gedaan.
De handtekening op de cheque is van [medeverdachte 1] . [medeverdachte 1] is de baas van de [bedrijfsnaam 1] en er gebeurt helemaal niets ten aanzien van de werkverstrekking dat hij niet weet. Hij bepaalt zelfs de kleur van het toiletpapier. [medeverdachte 1] kent alle namen van de bedrijven die werken in opdracht van de [bedrijfsnaam 1].
2.2.1 Een proces-verbaal van getuigenverhoor, opgemaakt door de rechter-commissaris belast met de behandeling van strafzaken van het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao op 4 oktober 2019 . Dit proces-verbaal houdt in als verklaring van
[medeverdachte 1] :
Binnen de [bedrijfsnaam 1] was ik bevoegd om te bepalen dat sommige werkzaamheden moesten worden uitgevoerd. Het klopt dat er bij de [bedrijfsnaam 1] intern is afgesproken dat we een vuistregel hanteren dat aan local contracters bedragen worden uitbetaald. Bij 5 tot 10 dagen een lump sum van USD 15.000 en als het meer is dan USD 25.000.
[verdachte] kwam naar de [bedrijfsnaam 1] voor jongens die werk zochten. De [bedrijfsnaam 1] wist globaal wat voor werkzaamheden er op bepaalde locaties verricht moest worden, maar niet in detail. Het gaat dan om schoonmaken van kanalen en om zand verplaatsen.
[verdachte] bepaalde in overleg met de [bedrijfsnaam 1] wie de opdrachten zou uitvoeren. [verdachte] heeft vaak met mij overlegd. Hij kon bepalen welk bedrijf hij inschakelde. Daar bemoeide de [bedrijfsnaam 1] zich niet mee. De [bedrijfsnaam 1] heeft geen rol gespeeld in het bepalen van de prijzen voor de lokale werknemers. Er werd een invoice (het Gerecht begrijpt: factuur) ingediend.
Ik kreeg een dossier met facturen. Het wordt gestuurd voor handtekeningen. Dat zijn de handtekeningen voor accorderen. Daarna wordt het gereed gemaakt voor betaling. Als je weet van de werkzaamheden, dan teken je af. U vraagt mij hoe ik weet dat de werkzaamheden zijn gedaan. Daar ga je vanuit. Je luistert naar de mensen in het veld, zoals [verdachte]. Je gaat er van uit dat het werk is gedaan door de feedback die je vanuit het veld kreeg. [verdachte] schreef niet veel. Hij deed veel mondeling.
Bij lokale onderaannemers was het gebruikelijk dat de omschrijvingen van de werkzaamheden summier waren. We hebben dat geaccepteerd in het kader van de lump sum.
Ik toon u D-1679. Dat is een van de facturen die na de aanhouding van [verdachte] aan de [bedrijfsnaam 1] is gezonden. Dat is mijn handschrift. Iedereen factureert anders. We keken eigenlijk niet naar de invoices. We keken of het bedrag binnen de lump sum viel.

3.Verklaringen van anderen

3.1
Een proces-verbaal van verhoor getuige, opgemaakt in de wettelijke vorm op
30 november 2016 door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren bekend onder codenummer 16082 en 16128 (zelf genummerde map 5b, p. 563 t/m 575). Dit proces-verbaal houdt in, als de op genoemde datum tegenover verbalisanten afgelegde verklaring van
[naam 1]:
Ik ken [verdachte]. Ik stel facturen voor hem op. Ik maak facturen op voor verschillende bedrijven. Als omschrijving komt er meestal op te staan: assistentie van werkzaamheden bij/voor de [bedrijfsnaam 1], schoonmaakwerkzaamheden en/of voorbereidingen voor allerlei zaken. Hij gaf de datum voor de facturen door, de bedragen, de omschrijvingen van de werkzaamheden. Het waren meestal bedragen tussen de USD 15.000 en USD 25.000.
Ik ben ervan uitgegaan dat [verdachte] eigenaar van deze bedrijven was. Ik heb namens deze bedrijven nog nooit met iemand anders gesproken dan met [verdachte]. Hij heeft mij destijds gevraagd of op de verschillende facturen een ander logo kon komen te staan. Voor ieder bedrijf een ander logo. Ik heb deze facturen nooit met iemand van de [bedrijfsnaam 1] besproken. Ik weet dat [verdachte] bij de [bedrijfsnaam 1] betrokken is. [verdachte] kwam zo nu en dan langs op kantoor. We hadden ook per telefoon en whats app contact.
[bedrijfsnaam 3] , [bedrijfsnaam 9] Construction, [BEDRIJFSNAAM 5] Construction, [bedrijfsnaam 4] Construction en [bedrijfsnaam 7] [bedrijfsnaam 7] zijn de bedrijven waarvoor ik facturen opmaak in opdracht van [verdachte]. Nu we het over [bedrijfsnaam 8] Construction hebben, bedenk ik mij ineens dat ik ook facturen voor dit bedrijf voor [verdachte] opmaak. Wij tonen u zeven facturen van het bedrijf [bedrijfsnaam 6] Company genummerd D-015 tot en met D-021. Ik herken al deze facturen als de facturen die ik heb opgemaakt in opdracht van [verdachte]. Ook bij deze facturen vertelde [verdachte] mij precies wat er op deze facturen moest komen te taan, zoals het bedrag, de omschrijving en de datum.
3.2.1
Een proces-verbaal van verhoor getuige, opgemaakt in de wettelijke vorm op
17 december 2016 door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren bekend onder codenummer 16084 en 16128 (zelf genummerde map 5a, p. 101 t/m 111). Dit proces-verbaal houdt in, als de op genoemde datum tegenover verbalisanten afgelegde verklaring van
[naam eigenaar bedrijf 4]:
Ik heb een constructiebedrijf [bedrijfsnaam 4] Construction (hierna: [BEDRIJFSNAAM 4] ). Daarnaast ben ik parlementariër. Het doel van [BEDRIJFSNAAM 4] is het uitvoeren van constructiewerkzaamheden. Het [bedrijfsnaam 1]bedrijf is mijn grootste klant. [verdachte] was toen werkzaam voor de [bedrijfsnaam 1]. We zijn vrienden. Ik wil geen namen noemen van de personen die werk voor mij uitvoeren.
3.2.2
Een proces-verbaal van verhoor verdachte, opgemaakt in de wettelijke vorm op 17 maart 2017 door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren bekend onder codenummer 16084 en 16010 (zelf genummerde map 5a, p. 118 t/m 126). Dit proces-verbaal houdt in, als de op genoemde datum tegenover verbalisanten afgelegde verklaring van
[naam eigenaar bedrijf 4]:
Ik heb mijn administratie verwaarloosd. Ik heb er geen tijd voor. Ik kan mij niet herinneren of ik kopieën heb van de facturen die ik aan de [bedrijfsnaam 1] verstuurde.
De mensen die ik inhuurde voor het werk waren lokale mensen. Ik weet niet waar ze vandaan komen. Op de vraag of ik namen kan noemen heb ik geen commentaar.
3.3
Een proces-verbaal van verhoor getuige, opgemaakt in de wettelijke vorm op
16 maart 2017 door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren bekend onder codenummer 16050 en 16042 (zelf genummerde map 5a, p. 138 t/m 143). Dit proces-verbaal houdt in, als de op genoemde datum tegenover verbalisanten afgelegde verklaring van
[halfbroer verdachte]:
Ik heb mijn bedrijf [bedrijfsnaam 8] Construction (hierna: [bedrijfsnaam 8] ) opgericht eind juli 2013. Ik kreeg mijn klanten via mijn broer [verdachte]. Ik huur namens mijn bedrijf mensen in om een klus te klaren. Ik kan mij de namen van deze mensen niet herinneren. Ik weet niet waar deze mensen wonen. Ik zeg u dat ik geen commentaar wil geven op de vraag wat voor soort werkzaamheden deze mensen voor [bedrijfsnaam 8]verrichtten. Ik zeg u dat ik geen commentaar wens te geven op de vraag hoeveel ik deze mensen betaal en hoe.
3.4.1
Een proces-verbaal van verhoor getuige, opgemaakt in de wettelijke vorm op 1 december 2016 door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren bekend onder codenummer 16084 en 16022 (zelf genummerde map 5a, p. 172 t/m 177). Dit proces-verbaal houdt in, als de op genoemde datum tegenover verbalisanten afgelegde verklaring van
[naam eigenaar bedrijf 6]:
[bedrijfsnaam 6] (hierna: [bedrijfsnaam 6] ) is een eenmanszaak. Ik ben eigenaar. Het is een hoveniersbedrijf. Ik huur mensen in die voor mij werken.
Ik wil u de naam van degene die mij de opdrachten (voor de [bedrijfsnaam 1]) verstrekt niet noemen. Het doen van administratie is niet mijn ding.
3.4.2.
Een proces-verbaal van verhoor verdachte, opgemaakt in de wettelijke vorm op 16 maart 2017 door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren bekend onder codenummer 16128 en 17010 (zelf genummerde map 5a, p. 184 t/m 191). Dit proces-verbaal houdt in, als de op genoemde datum tegenover verbalisanten afgelegde verklaring van
[naam eigenaar bedrijf 6]:
Ik heb geen urenregistratie van de mensen die voor mij werken. Zij werken een dag voor mij. Ze krijgen dan acht uur uitbetaald. Ik heb een registratie in dagen, maar niet op papier.
3.4.3.
Een proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt in de wettelijke vorm op 18 maart 2017 door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren bekend onder codenummer 16128 en 17010 (zelf genummerde map 5a, p. 198 t/m 199). Dit proces-verbaal houdt in, als relaas van
verbalisanten voornoemd:
Wij verbalisanten hebben aan [naam eigenaar bedrijf 6] uitgelegd dat [bedrijfsnaam 6] diverse facturen heeft verstuurd aan de [bedrijfsnaam 1] voor werkzaamheden aan de parkeerplaatsen bij [naam plaats 1] en hiervoor ook betaald heeft gekregen.
Verdachte gaf aan dat hij deze werkzaamheden niet zelf heeft gedaan en dat hij daarom niet weet wat er wel of niet is gebeurd.
Wij verbalisanten hebben vervolgens aan de verdachte gevraagd wie dit dan heeft gedaan. Verdachte gaf aan geen namen te willen noemen. Verdachte heeft verklaard dat hij het geld heeft gegeven aan de koerier. Hij wilde de naam van de koerier niet noemen. Verdachte gaf aan dat al het geld naar de koerier is gegaan en dat hij niet weet wat diegene vervolgens met dat bedrag heeft gedaan.
3.5.1
Een proces-verbaal van verhoor getuige, opgemaakt in de wettelijke vorm op
8 december 2016 door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren bekend onder codenummer 16048 en 16052 (zelf genummerde map 5a, p. 205 t/m 222). Dit proces-verbaal houdt in, als de op genoemde datum tegenover verbalisanten afgelegde verklaring van
[naam eigenaar bedrijf 3]:
[verdachte] is mijn neef. Ik heb een bouwbedrijf genaamd [bedrijfsnaam 3] Construction (hierna: [bedrijfsnaam 3] ).
Dit is een eenmanszaak en ik ben de eigenaar. Mijn eerste klant was de [bedrijfsnaam 1]. [verdachte] gaf mij alle instructies en legde uit wat voor werk er gedaan moest worden. Op een gegeven moment had ik acht mannen voor me werken. Ik betaal ze contant of soms per cheque. Ik geef geen commentaar op de vraag wat de namen van deze werknemers zijn.
3.5.2
Een proces-verbaal van verhoor verdachte, opgemaakt in de wettelijke vorm op 16 maart 2017 door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren bekend onder codenummer 16056 en 16022 (zelf genummerde map 5a, p. 240 t/m 246 ). Dit proces-verbaal houdt in, als de op genoemde datum tegenover verbalisanten afgelegde verklaring van
[naam eigenaar bedrijf 3]:
De werkers die ik inhuur verrichten de feitelijke werkzaamheden voor [bedrijfsnaam 3] voor de [bedrijfsnaam 1]. Ik betaal de mensen die werken elke twee weken.
De administratie van [bedrijfsnaam 3] bestaat uit bonnen van alles wat ik betaal. Ik heb mijn eigen administratie. Als ik mijn werkers per cheque betaal maak ik daar een kopie van. Als ik ze contant betaal heb ik ook een bon die ik de werkers laat aftekenen.
Ik kan u zeggen dat alle facturen van [bedrijfsnaam 3] door [naam 1] werden opgesteld. De rekeningen en bewijzen van betaling van de werknemers zitten bij het papierwerk.
3.5.3.
Een overzicht proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm op 20 maart 2018 door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar TBO16010 (zelf genummerde map 3, p. 1 t/m 116) . Dit proces-verbaal houdt in als relaas van
verbalisantvoornoemd:
[naam eigenaar bedrijf 3] verklaarde dat hij zijn personeel contant of per cheque uitbetaalde en dat hij hiervoor bewijzen zoals kwitanties en bonnen had. Deze zijn tijdens het onderzoek niet aangetroffen.
3.6
Een proces-verbaal van verhoor verdachte, opgemaakt in de wettelijke vorm op 17 maart 2017 door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren bekend onder codenummer 16068 en 16048 (zelf genummerde map 5a, p. 278 t/m 294). Dit proces-verbaal houdt in, als de op genoemde datum tegenover verbalisanten afgelegde verklaring van
[naam eigenaar bedrijf 7]:
De feitelijke werkzaamheden namens [bedrijfsnaam 7] [bedrijfsnaam 7] (hierna: [bedrijfsnaam 7]) voor de [bedrijfsnaam 1] werden verricht door de truckers en andere mensen. Ik kan mij de namen van deze mensen niet meer herinneren.
3.7.1
Een proces-verbaal van verhoor verdachte, opgemaakt in de wettelijke vorm op 6 december 2016 door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren bekend onder codenummer 16128 en 16048 (zelf genummerde map 5a, p. 308 t/m 311). Dit proces-verbaal houdt in, als de op genoemde datum tegenover verbalisanten afgelegde verklaring van
[naam eigenaar bedrijf 5]:
[bedrijfsnaam 5] ging werk verrichten voor de [bedrijfsnaam 1]. Het zijn altijd dezelfde mensen die werken voor de [bedrijfsnaam 1]. Dat zijn [werknemer 1 bedrijf 1] uit Dominica en [werknemer 2 bedrijf 1]. Ik weet niet waar [werknemer 2 bedrijf 1] vandaan komt. Ik bel de mensen op maar ik wil hun telefoonnummers niet geven. De facturen aan de [bedrijfsnaam 1] waren tussen USD 23.000 en USD 25.000. Ik krijg voor elke cheque die ik incasseer USD 1000. Ik vraag niet verder. Ik ga er van uit dat de mensen worden uitbetaald. Ik ken [verdachte]. Ik maak geen facturen op. Ik weet niet welke werkzaamheden de arbeidskrachten verrichten. Ik heb geen administratie van de werkzaamheden die de mensen die ik heb benaderd voor de werkzaamheden voor de [bedrijfsnaam 1], bijgehouden.
3.7.2
Een proces-verbaal van verhoor verdachte, opgemaakt in de wettelijke vorm op 27 juli 2017 door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren bekend onder codenummer 16010 en 16048 (zelf genummerde map 5a, p.324 t/m 331). Dit proces-verbaal houdt in, als de op genoemde datum tegenover verbalisanten afgelegde verklaring van
[naam eigenaar bedrijf 5]:
De PR (van de [bedrijfsnaam 1]) belde mij op als de cheque klaar was. Ik haalde de cheque op. Het was waar het voormalig [naam hotel 1] hotel was. Ik heb de cheque geïnd. Ik heb het hele bedrag minus USD 1000 contant opgenomen. Daar heb ik de werkers mee betaald. Ik heb voor deze betalingen facturen ontvangen van de mensen die ik betaald heb. Ik wil u geen kopieën geven van deze facturen. Ik wil ook de namen van de werkers niet zeggen.
Ik heb de gegevens van de werkers niet doorgegeven aan de SZV . Ik heb voor de mensen geen aangifte loonbelasting en premies ingevuld.
3.8.1
Een proces-verbaal van verhoor getuige, opgemaakt in de wettelijke vorm op
9 december 2016 door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren bekend onder codenummer 16048 en 16052 (zelf genummerde map 5a, p.332 t/m 349). Dit proces-verbaal houdt in, als de op genoemde datum tegenover verbalisanten afgelegde verklaring van
[naam eigenaar bedrijf 9]:
Mijn bedrijf [bedrijfsnaam 9] Construction (hierna: [bedrijfsnaam 9] ) faciliteert projecten. We zorgen voor benodigdheden en de mensen. Ik kan geen bedrijven noemen die ik heb benaderd. Ik kan uit mijn hoofd geen voorbeeld geven van een project. Ik bracht verschillende mensen met elkaar in contact. Ik heb geen klantenbestand. Ik wil geen namen van projecten of mensen noemen.
Ik ontvang de betalingen voor [BEDRIJFSNAAM 9] soms per cheque en soms contant. Ik heb geen mensen die werken voor [BEDRIJFSNAAM 9] . Ik heb niet echt een administratie. Ik gebruik geen papierwerk.
3.8.2
Een proces-verbaal van verhoor verdachte, opgemaakt in de wettelijke vorm op 27 juli 2017 door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren bekend onder codenummer 16048 en 160010 (zelf genummerde ordner 5a, p. 350 t/m 361) . Dit proces-verbaal houdt in, als de op genoemde datum tegenover verbalisanten afgelegde verklaring van
[naam eigenaar bedrijf 9]:
Ik heb (meestal) geen facturen ontvangen voor het huren van het materiaal. Ik kan u geen details geven over de betalingen die ik doe aan derden.
3.9
Een geschrift, zijnde een niet ondertekend verslag van een op 7 november 2017 gehouden gesprek (zelf genummerde map 5e p. 1846 t/m 1855). Deze verklaring houdt in als verklaring
[naam 2]:
Nadat hem (in totaal 60) facturen worden getoond van verschillende bedrijven/onderaannemers gericht aan de [bedrijfsnaam 1] die in de omschrijving verwijzen naar het assisteren van [bedrijfsnaam 2] bij werkzaamheden verklaart hij dat hij denkt dat hier sprake is van dubbele facturering. [bedrijfsnaam 2] had de subcontractors/onderaannemers al betaald voor het vervoeren van zand. Hij heeft nog nooit gehoord van [bedrijfsnaam 3] , [bedrijfsnaam 8] , [bedrijfsnaam 9] , [BEDRIJFSNAAM 5] , [bedrijfsnaam 6] . Deze bedrijven hebben [bedrijfsnaam 2] nooit geassisteerd. Nadat hem een factuur van [bedrijfsnaam 4] Construction (hierna: [BEDRIJFSNAAM 4] ) wordt getoond (D-660 factuur van 1 mei 2014 van [bedrijfsnaam 4] aan de [bedrijfsnaam 1] van USD 16.500 betreffende Assisting [bedrijfsnaam 2] with demob equipment piping en cutting head and also loading on the dredge, handgeschreven erbij gezet Pier 2) verklaart hij dat dit nooit door [BEDRIJFSNAAM 4]
kanzijn uitgevoerd.
3.1
Een proces-verbaal van getuigenverhoor, opgemaakt door de rechter-commissaris belast met de behandeling van strafzaken van het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao op 25 oktober 2018. Dit proces-verbaal houdt in als verklaring van
[getuige 2]:
Ik ken de namen van de bedrijven [bedrijfsnaam 6] , [bedrijfsnaam 4] Construction, [bedrijfsnaam 7] [bedrijfsnaam 7] , [bedrijfsnaam 8] , [bedrijfsnaam 9] niet. Ik heb gehoord van [bedrijfsnaam 4] Construction.
3.11
Een proces-verbaal van verhoor getuige, opgemaakt in de wettelijke vorm op 24 januari 2018 door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren bekend onder codenummer 16010 en 16048 (zelf genummerde map 5b, p. 425 t/m 441). Dit proces-verbaal houdt in, als de op genoemde datum tegenover verbalisanten afgelegde verklaring
van [getuige 1]:
Ik ben eilandmanager voor [bedrijfsnaam 2] op Sint maarten.
Voor werkzaamheden met de [bedrijfsnaam 1] had ik contact met [getuige 2].
Behalve de bedrijven [bedrijfsnaam 7] [bedrijfsnaam 7] en [BEDRIJFSNAAM 4] zeggen de namen van de bedrijven [bedrijfsnaam 6] , [bedrijfsnaam 8] en [bedrijfsnaam 9] mij niets. Volgens mij zijn zij niet ingehuurd door [bedrijfsnaam 2]. Als het bedrijven waren die [bedrijfsnaam 2] hebben geholpen bij de werkzaamheden voor de [bedrijfsnaam 1] dan zou ik het moeten weten want ik hield toezicht op de werkzaamheden
U toont mij de brief D-1291. Dat is een brief waarin ik eerdergenoemde bedrijven bedank voor het werkzaamheden. [verdachte] heeft mij gevraagd deze brief te maken en ondertekenen. Hij heeft mij het voorbeeld gegeven wat er in de brief moest staan en ik heb hem ondertekend. De informatie in de brief is onjuist. Behalve [BEDRIJFSNAAM 4] hebben deze bedrijven geen werkzaamheden verricht voor [bedrijfsnaam 2].
3.12
Een geschrift, te weten een brief van [bedrijfsnaam 2] N.V. van 6 juni 2014 gericht aan Mr. [medeverdachte 1] en ondertekend door [getuige 1], Island manager of [bedrijfsnaam 2] N.V. (D-1295a). Deze brief houdt in:
We, at [bedrijfsnaam 2] wish to extend a special thanks to you and St Maarten [bedrijfsnaam 1] group of companies.
Without local content, this project would not have been successful and completed.
We at [bedrijfsnaam 2] would like to give special thanks to the companies we worked with on this project such as: […] [bedrijfsnaam 7] [bedrijfsnaam 7] Service, [bedrijfsnaam 4] Construction, [bedrijfsnaam 6] , [bedrijfsnaam 8], [bedrijfsnaam 9] en [BEDRIJFSNAAM 5] […]
3.13
Een proces-verbaal van verhoor getuige, opgemaakt in de wettelijke vorm op 10 januari 2017 door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren bekend onder codenummer 16010 en 16128 (zelf genummerde map 5b, p. 377 t/m 385). Dit proces-verbaal houdt in, als de op genoemde datum tegenover verbalisanten afgelegde verklaring van
[directeur bedrijf 15]:
Ik ben directeur van [bedrijfsnaam 15] B.V. Wij worden benaderd door de [bedrijfsnaam 1] met een idee en dat werken wij uit. In eerste instantie zijn dat [medeverdachte 1] en [getuige 3]. Qua uitvoering hebben wij contact met [getuige 2].
Wij hebben bijvoorbeeld alles voor het [naam plaats 1] gedaan.
Wij werken altijd met vaste onderaannemers. Wij blijven verantwoordelijk voor het eindproduct en factureren ook. Onze onderaannemers factureren dus bij ons en niet rechtstreeks aan de klant.
U vraagt mij of ik werk met de volgende subcontractors:
[bedrijfsnaam 9] Constructions;
[bedrijfsnaam 6] Contracting Company;
[BEDRIJFSNAAM 5] Construction;
[bedrijfsnaam 3] Construction;
[bedrijfsnaam 8] Construction;
[bedrijfsnaam 4] Construction;
[bedrijfsnaam 7] [bedrijfsnaam 7] Services;
Mijn eerste reactie is dat ik nog nooit van deze bedrijven heb gehoord.
[bedrijfsnaam 7] [bedrijfsnaam 7] Services heb ik geloof ik eerder gehoord maar dat weet ik niet zeker. Ik hoor net dat drie onderaannemers toch bij ons bekend zijn. Dat zijn [BEDRIJFSNAAM 4] , [bedrijfsnaam 6] en [bedrijfsnaam 7] [bedrijfsnaam 7] . [verdachte] heeft ons deze aangedragen. Ik heb besprekingen met hem gevoerd. Hij zei dat hij wist dat wij de opdracht hadden gekregen van de [bedrijfsnaam 1] m.b.t. [naam plaats 1].
Ik weet dat deze bedrijven niet de werkzaamheden hebben uitgevoerd zoals vermeld op de facturen. [verdachte] zei dat de lokale mensen ook moeten eten en dat ik de onderaannemers moet betalen. Ik moet de facturen betalen zonder dat er voor gewerkt wordt. Iedereen moest happy zijn.
3.14
Een proces-verbaal van verhoor getuige, opgemaakt in de wettelijke vorm op 30 november 2016 door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren bekend onder codenummer 16082 en 16128 (zelf genummerde mapr 5b, p. 468 t/m 470). Dit proces-verbaal houdt in, als de op genoemde datum tegenover verbalisanten afgelegde verklaring van [eigenaar 1 constructie bedrijf] :
Ik ben samen met [eigenaar 1 constructie bedrijf] eigenaar van [naam constructie bedrijf]. Wij nemen bouwwerkzaamheden aan in de ruimste zin van het woord. Wij werken sinds jaren voor de [bedrijfsnaam 1]. Wij werken alleen met vaste onderaannemers. Zij werken met vaste uurprijzen. Wij factureren de klant. Onze onderaannemers factureren dus nooit rechtstreeks aan onze opdrachtgevers. Wij facturen hun prijzen door in onze facturen.
De door u genoemde onderaannemers: [bedrijfsnaam 9] , [bedrijfsnaam 6] , [BEDRIJFSNAAM 5] , [bedrijfsnaam 3] , [bedrijfsnaam 8] en [BEDRIJFSNAAM 4] zeggen mij helemaal niets.
3.15
Een proces-verbaal van getuigenverhoor, opgemaakt door de rechter-commissaris belast met de behandeling van strafzaken van het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten op 16 januari 2018. Dit proces-verbaal houdt in als verklaring van
[getuige 2]:
Ik ben facilitair planning en maintenance manager. Ik stuur de maintenance afdeling aan (het Gerecht begrijpt: hij is hoofd van de afdeling onderhoud van de [bedrijfsnaam 1]) De afdeling heeft vier of vijf medewerkers in dienst. Daarnaast zijn er 26 fte’s waar de [bedrijfsnaam 1] een contractuele verbintenis mee heeft. Mijn afdeling stuurt deze bedrijven aan. Bij facility moet u denken aan (onderhoud van) gebouwen, pieren, niet verplaatsbare objecten maar ook Causeway bridge, [naam buurt 1] bridge en [naam plaats 1]. Die vallen allemaal onder mijn verantwoordelijkheid.
Wij voeren de contracten uit die zijn afgesloten met de [bedrijfsnaam 1]. Wij controleren of het werk goed wordt gedaan. Je controleert waarvoor je betaalt. Ik kijk op de plek waar het werk wordt gedaan. Ik doe steekproeven. Ik kijk hoeveel er mensen er aan het werk zijn. Als je een contract hebt met een bedrijf komt er geen specifieke factuur voor het werk. Dan is er een maandelijkse betaling.
Bij andere bedrijven (het Gerecht begrijpt: als het werk wordt verricht door bedrijven waarmee de [bedrijfsnaam 1] geen overeenkomst heeft) vragen we een offerte aan voor bepaald werk. Als ik de offerte goed beoordeel stuur ik hem door naar senior management, daarmee bedoel ik [medeverdachte 1] , [getuige 3] of [getuige 4]. Ik word er bijna altijd bij betrokken als het om onderhoud gaat. Alleen in gevallen van grote urgentie gaat het weleens buiten mij om.
Alles wordt geregistreerd en dan naar finance gestuurd voor betaling. Iedere afdeling moet een budget indienen. Mijn budget is verdeeld over de verschillende afdelingen en bedraagt in totaal 1.5 miljoen dollar voor onderhoud.
U toont mij een brief van 22 februari 2017 van de Centrale Bank van Curaçao aan [medeverdachte 1] (D-1721). Ik krijg voor het eerst onder ogen dat er (in 2015) ruim 3,3 mio is uitgegeven aan onderhoud en schoonmaakkosten. Deze brief is gericht aan de CEO en is nooit met mij besproken. Waarom er in 2015 en 2016 meer dan 3 miljoen is uitgegeven kan ik niet verklaren. Voor zover ik weet is dat nooit met mij besproken. We krijgen maandelijks een overzicht van onze uitgaven. Op basis daarvan controleren we wat we hebben uitgevoerd en waar we staan in ons budget. Ik kan me niet herinneren dat we 3 miljoen hebben uitgegeven.
U toont mij factuur D-1152 (
betreft een factuur van Clean Sint Maarten van 20 juni 2016. Deze factuur is voorzien van een crib nummer en een KvK registratie van het bedrijf. Tevens is de omschrijving van de werkzaamheden gedetailleerd en wordt vermeld wanneer deze werkzaamheden zijn verricht.) Deze factuur is voorzien van een stempel “maintenance departement” en is door twee personen geparafeerd. Het stempel betekent dat de factuur is geregistreerd op mijn afdeling. Daar gaat controle aan vooraf, zodat we weten dat die werkzaamheden zijn uitgevoerd. Een paraaf is van mij en de andere is van [getuige 4].
Het bedrijf [bedrijfsnaam 6] kan ik mij herinneren. Ik heb ze zelf opdracht gegeven. Het was voor een klein bedrag. De andere bedrijven [bedrijfsnaam 4] Construction, [bedrijfsnaam 7] [bedrijfsnaam 7] , [bedrijfsnaam 9] , [bedrijfsnaam 8] , [BEDRIJFSNAAM 5] en [bedrijfsnaam 3] kan ik me niet herinneren.
Verder in het verhoor wordt– kort samengevat – aan [getuige 2] een groot aantal facturen wordt voorgehouden van bovenstaande bedrijven. Hij verklaart daarover in vrijwel alle gevallen - kort gezegd - dat hij de facturen niet kent en dat hij ook geen opdracht voor de werkzaamheden heeft gegeven, terwijl de werkzaamheden wel onder zijn afdeling vallen. Volgens hem zijn de werkzaamheden ook niet door deze bedrijven gedaan. Er staat geen stempel “maintenance department” op de factuur en dus is de factuur ook niet langs zijn afdeling gegaan of daar geregistreerd.
3.16
Een proces-verbaal van getuigenverhoor, opgemaakt door de rechter-commissaris belast met de behandeling van strafzaken van het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten op 28 februari 2018. Dit proces-verbaal houdt in als verklaring van
[getuige 4]:
Ik ben COO van de [bedrijfsnaam 1] en ik heb vier departementen/afdelingen waarvoor ik verantwoordelijk ben. Dat is onder andere maintenance.
[getuige 2] is de manager van onderhoud. We hebben (vaste) contracten met mensen die het werk verrichten. Buiten het dagelijks onderhoud om wordt een quote gevraagd. Een quote is een offerte. Als die goed is teken ik die af. Dan kan het werk verricht worden. Nadat het werk is gedaan komt er een factuur. [getuige 2] tekent die factuur als het werk is verricht en ik teken dan voor de betaling. Dan gaat het om onderhoud en kleine reparaties.
De desbetreffende manager is ervoor om te zorgen dat het werk gecontroleerd wordt. Hij keurt het goed ter bevestiging dat het is uitgevoerd. Aan de hand van de factuur tekent de manager af dat het werk is verricht. Dan komt de factuur bij mij voor de tweede handtekening en dan gaat de factuur naar accounting voor betaling. Accounting kan de cheques dan gaan printen. Er moeten altijd twee handtekeningen van het bestuur op (een cheque) staan.
Het Gerecht vat de rest van het verhoor aldus samen dat ook [getuige 4] een groot aantal facturen van de zeven bedrijven wordt getoond, waarop hij verklaart dat deze bedrijven geen onderhoudswerkzaamheden voor zijn afdeling hebben gedaan. Hij heeft wel facturen gezien van die bedrijven die waren afgetekend door [medeverdachte 1] . Hij weet niet hoe [medeverdachte 1] controleert hoe de facturen die hij voor akkoord aftekent zijn uitgevoerd. Hij heeft hem nooit werk zien controleren.
3.17
Een proces-verbaal van getuigenverhoor, opgemaakt door de rechter-commissaris belast met de behandeling van strafzaken van het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten op 17 januari 2018. Dit proces-verbaal houdt in als verklaring van
[getuige 3]:
De getuige is CFO van de [bedrijfsnaam 1].
Mijn taak is het aansturen van de accountant afdeling. Er is een 2 handtekeningen principe voor het paraferen van cheques ten behoeve van het betalen van facturen. Dat is om te voorkomen dat er facturen worden betaald die niet zijn goedgekeurd door een daartoe bevoegde persoon. Als er maar een van de C’s (het Gerecht begrijpt: de handtekening van de CEO, CFO of COO) aanwezig is, dan wordt er niet betaald.
Aftekenen facturen
Er zijn bepaalde mensen die de facturen mogen aftekenen. De (afdeling)manager controleert of de diensten zijn geleverd en tekent dan af. Ik vertrouw er op dat het werk dan gecontroleerd is. Een factuur die door een andere manager is afgetekend lees ik niet meer.
Aftekenen cheques
Elk cheque moet door twee managers getekend worden. Dat zijn de CEO, CFO en COO. Zonder factuur kan de cheque niet getekend worden. Door de financiële administratie worden de externe factuurnummers vastgelegd. Als [medeverdachte 1] tekent dan tekent hij voor akkoord voor uitbetaling. Ik ga er van uit dat hij dan het werk heeft gecontroleerd.
Verantwoording
Ik rapporteer maandelijks op basis van de werkelijke bedragen die zijn uitgegeven over een bepaalde periode. Ik leg die naast de budgetten. Het is de optelsom van een aantal facturen. Ik heb gerapporteerd aan de CEO en de RvC.
Ik ken [verdachte]. Hij werkte als een soort pr persoon voor de [bedrijfsnaam 1].
3.18
Een proces-verbaal van getuigenverhoor, opgemaakt door de rechter-commissaris belast met de behandeling van strafzaken van het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten op 12 april 2018. Dit proces-verbaal houdt in als verklaring van
[getuige 5]:
Ik ben sedert 2010 lid van de Raad van Commissarissen.
Ik ken de zeven lokale constructiebedrijven niet die facturen hebben ingediend die door de CEO zijn goedgekeurd. Omdat ze onder de limiet bleven zijn ze niet onder ogen van de RvC gekomen. Een interne controleur ontbreekt. Over de facturen is een rapport gemaakt door de huidige voorzitter van de RvC [naam voorzitter RvC[. De conclusie is dat de wijze waarop de facturen zijn geaccordeerd niet toelaatbaar was en dat degene die de facturen heeft geaccordeerd verwijderd moet worden van zijn positie en uit de organisatie.
3.19
Een proces-verbaal van getuigenverhoor, opgemaakt door de rechter-commissaris belast met de behandeling van strafzaken van het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten op 14 februari 2018. Dit proces-verbaal houdt in als verklaring van
[naam voorzitter RvC]:
Ik was lid van de Raad van Commissarissen (RvC) tot eind 2017.
Bij zaken boven de 50.000 Naf moeten de facturen naar de RvC, als het eronder blijft weet de RvC er niet vanaf. Mij is opgevallen dat onderhoud een hoge post was. Mij is toen uitgelegd dat veel werk is uitbesteed aan kleine bedrijven.
3.2
Een proces-verbaal van getuigenverhoor, opgemaakt door de rechter-commissaris belast met de behandeling van strafzaken van het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten op 17 januari 2018. Dit proces-verbaal houdt in als verklaring van
[naam lid RvC]:
Ik werd in 2013 benaderd om lid te worden van de RvC. Ik ben inmiddels gestopt.
Ik ken de namen van de zeven bedrijven niet die u mij noemt.
Voor zover ik weet zijn er nooit contracten van deze bedrijven bij de RvC terecht gekomen. Ik wist niet dat er facturen van deze lokale constructiebedrijven aan de [bedrijfsnaam 1] in opdracht van [verdachte] zijn opgemaakt en dat [verdachte] heeft verklaard dat hij de globale werkomschrijving en factuurbedragen van [medeverdachte 1] doorkreeg.
Ik ken [verdachte]. Ik heb hem vaker bij de [bedrijfsnaam 1] gezien.
Ik ben niet bekend met beleid op het punt van lokale aannemers. Ik ken geen beleid vanuit de overheid. Ook niet vanuit de [bedrijfsnaam 1]. Ik ben niet bekend met een beleid dat lokale aannemers zouden moeten worden ingehuurd.
Bespreking van het gevoerde bewijsverweer
Toerekening aan de [bedrijfsnaam 1]
De raadsman heeft aangevoerd dat de verdachte (en de andere verdachte in het zelfde feitencomplex [medeverdachte 1] ) moeten worden vrijgesproken van het als natuurlijke personen plegen van valsheid/oplichtingshandelingen jegens de [bedrijfsnaam 1]. Hij heeft daartoe gesteld (randnummers 42 t/m 57) dat de gedragingen van [medeverdachte 1] hebben plaatsgevonden in zijn hoedanigheid van CEO van de [bedrijfsnaam 1], zodat alleen tot een bewezenverklaring kan worden gekomen als de gedragingen en de wetenschap van [medeverdachte 1] niet aan de [bedrijfsnaam 1] kunnen worden toegerekend. Anders zou de [bedrijfsnaam 1] zichzelf valse facturen hebben bezorgd/hebben opgelicht en dat is niet mogelijk, aldus de raadsman. Nu volgens de raadsman het handelen van [medeverdachte 1] als CEO juist wel aan de [bedrijfsnaam 1] kan worden toegerekend, moet [medeverdachte 1] worden vrijgesproken van het als natuurlijke persoon plegen van valsheid jegens/oplichten van de [bedrijfsnaam 1], hetgeen – naar het Gerecht begrijpt – volgens de raadsman ook vrijspraak van de verdachte [verdachte] tot gevolg zou moeten hebben.
Naar het oordeel van het Gerecht berust de conclusie van de raadsman op een onjuiste rechtsopvatting. Voor een bewezenverklaring van oplichting van/valsheid jegens de [bedrijfsnaam 1] door [medeverdachte 1] en [verdachte] in persoon is niet nodig dat eerst wordt vastgesteld dat [medeverdachte 1] ’s gedragingen niet (ook) aan de [bedrijfsnaam 1] kunnen worden toegerekend. De omstandigheid dat strafbare handelingen van bepaalde medewerkers van een rechtspersoon strafrechtelijk aan deze rechtspersoon kunnen worden toegerekend en in verband daarmee bekendheid van zekere feitelijkheden bij die medewerkers moet worden gelijkgesteld met bekendheid daarvan bij de rechtspersoon, brengt niet mee dat, wanneer het niet gaat om toepassing van art. 51 Sr (Nederlands), er plaats is voor zodanige gelijkstelling (NJ 1991, 238).
Nu er ook in het onderhavige geval geen toepassing is gegeven aan het met voormeld artikel corresponderende art. 1:127 Sr, en de [bedrijfsnaam 1] in deze zaak niet als dader is betrokken, maar als slachtoffer, bestaat dus ook in dit geval geen aanleiding om de handelingen en/of de wetenschap van [medeverdachte 1] toe te rekenen aan de [bedrijfsnaam 1].
Ook vormt de omstandigheid dat de baten van de bewezen verklaarde misdrijven – naar de stelling van de verdediging – niet ten goede zijn gekomen aan [medeverdachte 1] maar aan anderen, geen beletsel voor bewezenverklaring van het ten laste gelegde.
Het verweer wordt verworpen.
Overwegingen met betrekking tot het bewijs van de feiten 1, 2 en 3
Zoals blijkt uit hun hierboven weergegeven verklaringen hebben de verdachten [medeverdachte 1] en [verdachte] het bestaan van, en hun betrokkenheid bij de genoemde facturen erkend, maar stellen zij dat het ging om facturen voor daadwerkelijk verrichte werkzaamheden. De officier van justitie acht bewezen dat de op de facturen vermelde werkzaamheden in werkelijkheid niet of slechts ten dele zijn verricht, zodat deze vals zijn.
Het Gerecht overweegt hierover als volgt.
In de eerste plaats moet worden opgemerkt dat de door de verdachte ingenomen stelling, inhoudend dat de in de facturen genoemde werkzaamheden daadwerkelijk zijn verricht, door geen enkel administratief stuk van de kant van de bedrijven die deze werkzaamheden zouden hebben verricht, noch door enig stuk uit de administratie van de [bedrijfsnaam 1], wordt bevestigd. Zo heeft geen van de bedrijven ook maar één offerte of opdracht van de [bedrijfsnaam 1] voor de beweerde werkzaamheden kunnen produceren. Ook is niet gebleken van enige uren-, voorraad- en/of loon- dan wel overige (financiële) administratie van die bedrijven. De eigenaren van deze bedrijven hebben zelfs geen namen kunnen of willen noemen van de personen die deze werkzaamheden voor hen zouden hebben verricht. In de administratie van de [bedrijfsnaam 1] zijn evenmin stukken terug te vinden waaruit blijkt dat de werkzaamheden zijn geoffreerd, toegekend en daadwerkelijk zijn verricht, uitsluitend stukken met betrekking tot de facturering en de betaling.
Nu voorts in de facturen zelf slechts zeer algemene omschrijvingen worden gehanteerd, zonder deugdelijke uitsplitsing naar exacte werkzaamheden, uren, materialen en andere posten, ziet het Gerecht in dit alles een sterke aanwijzing dat het niet gaat om facturen voor werkelijk verrichte werkzaamheden, maar om valse facturen.
Verder blijkt uit de verklaringen van de verdachten [medeverdachte 1] en [verdachte] dat er geen sprake was van enige serieuze en achteraf te verantwoorden controle op de uitvoering van de in de facturen genoemde werkzaamheden. De beide verdachten spreken elkaar op dit punt tegen en houden de ander grotendeels verantwoordelijk voor die controle.
De bedrijven [bedrijfsnaam 15], [bedrijfsnaam 2] en [naam constructie bedrijf], die volgens de vermeldingen op de facturen door genoemde zeven constructiebedrijven zouden zijn geassisteerd bij hun eigen werkzaamheden voor de [bedrijfsnaam 1], geven aan dat zij deze bedrijven in het geheel niet kennen, dan wel dat deze bedrijven hun geen assistentie hebben verleend.
En ook indien zij wel assistentiewerkzaamheden zouden hebben verleend, zij deze werkzaamheden niet rechtstreeks aan de [bedrijfsnaam 1] zouden hebben gefactureerd maar aan [bedrijfsnaam 15], [bedrijfsnaam 2] en [naam constructie bedrijf] zelf.
Ook [getuige 2], het hoofd van de afdeling onderhoud van de [bedrijfsnaam 1], waaronder veel van de gefactureerde werkzaamheden normaal gesproken zouden vallen, kent deze facturen en deze bedrijven niet.
Verder wijkt de route die de facturen in kwestie binnen de [bedrijfsnaam 1] volgden, af van het normale patroon. Het Gerecht leidt uit de verklaringen van [getuige 2], [getuige 3] en [getuige 4] af dat de gebruikelijke gang van zake was dat er vooraf offertes werden gevraagd voor werkzaamheden die bij de [bedrijfsnaam 1] moesten worden verricht. Na goedkeuring van de offerte wordt het werk gedaan, waarna de desbetreffende manager controleert of het werk daadwerkelijk naar behoren is verricht. Bij de in de onderhavige facturen genoemde werkzaamheden is deze werkwijze niet gevolgd. Deze zijn immers alle geparafeerd door de CEO zelf, zonder enige betrokkenheid van anderen, zoals afdelingsmanagers als [getuige 2]. Ook de Raad van Commissarissen was niet betrokken. Dit was mogelijk doordat de facturen veelal een bedrag betroffen dat net viel onder de grens waarbij toestemming van de RvC was vereist. Ook de gebruikelijke controle op de werkzaamheden door het afdelingshoofd heeft niet plaatsgevonden.
De verdachte [medeverdachte 1] heeft nog aangevoerd dat deze afwijking van de normale procedure te maken had met een specifiek project met als doelstelling om bij werkzaamheden voor de [bedrijfsnaam 1] ook te zorgen voor de, mede door de politiek gewenste, “local content”, te weten betrokkenheid van kleinere lokale ondernemers. Het Gerecht acht het bestaan van een dergelijk project echter niet aannemelijk geworden. Een schriftelijke vastlegging van dit beleid ontbreekt en [medeverdachte 1] ’s medebestuurders alsmede de leden van de RvC maken geen melding van het bestaan van een dergelijk beleid en de daarbij door [medeverdachte 1] gevolgde werkwijze, c.q. geven aan een dergelijk beleid niet te kennen.
Het Gerecht concludeert uit al het bovenstaande dat het in werkelijkheid ging om een stroom facturen, waartegenover geen (of in slechts zeer beperkte mate) werkzaamheden werden verricht. Deze facturenstroom werd in gang gehouden in onderlinge samenwerking tussen [verdachte] en [medeverdachte 1] , waarbij [verdachte] de bepalende factor was bij het opstellen van de facturen en [medeverdachte 1] bij het accorderen en het laten uitbetalen daarvan door de [bedrijfsnaam 1]. Op deze manier hebben zij de [bedrijfsnaam 1] voor in totaal ongeveer 6.8 miljoen USD opgelicht.
Dat niet vaststaat aan wie dit bedrag uiteindelijk ten goede is gekomen, aangezien deze gelden na de uitbetaling per cheque uit het zicht van justitie zijn verdwenen, doet daaraan niet af.
De onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten zijn derhalve wettig en overtuigend bewezen.
Deze feiten leveren geen eendaadse samenloop op, reeds omdat er geen sprake is van een gelijktijdigheid in tijd en plaats, terwijl er bovendien sprake is van verschillende ongeoorloofde wilsbesluiten.
De bewijsmiddelen ten aanzien van de feiten 4 en 5

1.verklaringen verdachten

1.1.1
De verklaring van
de verdachte [verdachte]afgelegd ter terechtzitting in eerste aanleg van 16 december 2019. Deze verklaring houdt in – zakelijk weergegeven – :
In opdracht van [medeverdachte 1] heb ik contact gezocht met verschillende baggermaatschappijen met de vraag of zij baggerwerkzaamheden voor de [bedrijfsnaam 1] konden uitvoeren.
Ik heb ook mijn diensten aangeboden aan [bedrijfsnaam 2] van de heer [eigenaar bedrijf 2]. Op 26 juni 2012 heb ik met mijn bedrijven [bedrifsnaam 14] N.V. en [bedrijfsnaam 13] N.V. - de eerste had ik kort ervoor op 31 mei 2012 opgericht - twee overeenkomsten gesloten, inhoudende dat ik namens [bedrijfsnaam 2] als bemiddelaar zou optreden gedurende het verkrijgingsproces van het baggercontract met de [bedrijfsnaam 1]. Ik werkte op dat moment dus ook voor de [bedrijfsnaam 1] en ik had vrijwel dagelijks contact met [medeverdachte 1] .
Op 31 mei 2012 heb ik van [bedrijfsnaam 2] de concept overeenkomsten ontvangen en op 26 juni zijn ze getekend. Ik heb voorafgaand aan de definitieve ondertekening contact gehad met [medeverdachte 1] /de [bedrijfsnaam 1] over het baggercontract. Op 22 juni 2012 heeft [bedrijfsnaam 2] een bod uitgebracht aan de [bedrijfsnaam 1], dat is geaccepteerd. Op 17 juli 2012 is het baggercontract ondertekend. In mijn agency/consultancy overeenkomsten is bepaald dat ik ongeveer 1 miljoen USD zou ontvangen voor mijn werkzaamheden. [bedrijfsnaam 2] heeft dit bedrag aan de [bedrijfsnaam 1] doorbelast onder de noemer mobilisatiekosten en/of general condition costs. Het was de bedoeling dat de [bedrijfsnaam 1] deze kosten zou gaan betalen. De [bedrijfsnaam 1] heeft [bedrijfsnaam 2] vervolgens verschillende vervolgopdrachten gegeven. Ik kreeg daar op basis van opeenvolgende overeenkomsten tussen mij en [bedrijfsnaam 2] ook steeds mijn deel van.
Ik heb in totaal ongeveer 20% van de totale aanneemsom van 12 mio van [bedrijfsnaam 2] ontvangen tot begin 2014. Ik heb op die manier in totaal 3.1 miljoen USD verdiend. [bedrijfsnaam 2] betaalde aan mijn bedrijven [bedrijfsnaam 13] of [bedrijfsnaam 10]. Dit is feitelijk een en hetzelfde bedrijf.
Ik ken [naam statenlid] . Ik noem hem [roepnaam statenlid]. Ik ben het petekind van zijn moeder. Hij is als een broer voor mij. Ik heb op 30 juli 2012 en 20 december 2012 bedragen van respectievelijk 180.000 USD en 190.000 USD overgemaakt naar zijn bankrekening in Anguilla.
1.1.2.
Een proces-verbaal van verhoor, opgemaakt in de wettelijke vorm op 30 november 2016 door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren 16050 en 16068 (zelf genummerde map 5a, p. 7 t/m 13). Dit proces-verbaal houdt in, als de op genoemde datum tegenover verbalisanten afgelegde verklaring van
de verdachte [verdachte]:
De [naam politieke partij] wordt geleid door [naam statenlid] . Die steun ik tot vandaag de dag.
1.1.3.
Een proces-verbaal van verhoor, opgemaakt in de wettelijke vorm op 7 december 2016 door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren 16050 en 16068 (zelf genummerde map 5a, p 26 t/m 35). Dit proces-verbaal houdt in, als de op genoemde datum tegenover verbalisanten afgelegde verklaring van
de verdachte [verdachte]:
In 2009 heb ik mensen bij [bedrijfsnaam 2] leren kennen. Via [naam 3] heb ik “[roepnaam getuige 1]” [getuige 1] leren kennen. Hij heeft mij geïntroduceerd bij de eigenaar van [bedrijfsnaam 2], de heer [eigenaar bedrijf 2] (het Gerecht begrijpt: [eigenaar bedrijf 2]). Ik ben een soort liaison geworden voor [bedrijfsnaam 2] en zij betalen mij daarvoor. Ik ontvang geen vast bedrag maar het is contractueel per werk vastgelegd. [bedrijfsnaam 2] betaalde aan mijn bedrijven [bedrijfsnaam 13] of [bedrijfsnaam 10]s. [bedrijfsnaam 13] en [bedrijfsnaam 10]s zijn feitelijk een en hetzelfde bedrijf. Ik ben bij grote projecten betrokken. Daar zijn grote bedragen mee gemoeid. Ik ontvang een percentage tot 20%.
De [bedrijfsnaam 1] is de entiteit die het werk verdeelt door degene die op dat moment in de regering zit en (aan) de [bedrijfsnaam 1] vertelt welk werk gedaan moet worden door de grotere bedrijven. Mijn contact bij de [bedrijfsnaam 1] is [medeverdachte 1] . Zij luisteren naar de aandeelhouder van de [bedrijfsnaam 1]. Dit is wie aan de macht is. Ik ben een tussenpersoon voor dat [bedrijfsnaam 1]bedrijf.
De [bedrijfsnaam 1] bepaalt welk werk gedaan moet worden. Dit werk wordt bepaald door degene die op dat moment in de regering zit.
1.1.4
Een proces-verbaal van verhoor, opgemaakt in de wettelijke vorm op 13
december 2016 door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren 16050 en 16068 (zelf genummerde map 5a p. 47 t/m 56). Dit proces-verbaal houdt in, als de op genoemde datum tegenover verbalisanten afgelegde verklaring van
de verdachte [verdachte]:
Ik werk als PR medewerker voor de [bedrijfsnaam 1].
Ik doe alles wat van doen heeft met de overheid. Daar ben ik intermediair voor de [bedrijfsnaam 1] van Sint Maarten. Op het moment dat [naam 4] in de regering zat met zijn partij, was hij de baas over de [bedrijfsnaam 1] vanuit de regering. Toen kwamen [naam 5] en [naam statenlid] aan de macht. Vanaf dat moment waren zij vanuit de overheid de mensen die de baas waren in de [bedrijfsnaam 1]. Na de wisseling van de macht in Sint Maarten ben ik door [medeverdachte 1]gevraagd om intermediair te worden tussen de regering en de [bedrijfsnaam 1].
Als ik gebeld word door mensen van de [bedrijfsnaam 1] die mij nodig hebben, probeer ik problemen op te lossen. als er problemen zijn met waterrechten ga ik naar de minister van Vromi. U vraagt mij of ik iets van de werkzaamheden die ik als intermediair verricht voor de [bedrijfsnaam 1] vastleg of rapporteer voor de baas van de [bedrijfsnaam 1] of anderszins en ik zeg u dat ik dat niet doe. Ik ben slecht in spellen. Vrijwel alles gaat mondeling.
Ik heb op 26 juni 2012 een agency contract getekend met [eigenaar bedrijf 2]. Voor elk werk dat ik voor [bedrijfsnaam 2] doe, wordt een apart contract opgemaakt en getekend door mij en [eigenaar bedrijf 2]. Ik ontvang tot 20% van het totale bedrag waar het contract mee gemoeid is. Ik ken de mensen van [bedrijfsnaam 2] sinds 2009 en daar is dit contract uit voortgekomen. Mijn contacten met [bedrijfsnaam 2] verlopen via [getuige 1].
De [bedrijfsnaam 1] is de lifeline voor Sint Maarten. De mensen van Sint Maarten zien wat de [bedrijfsnaam 1] voor hen doet en dat waarderen zij zeer. In de ogen van de mensen lijkt het dan dat wie de controle over de [bedrijfsnaam 1] heeft, de controle over de populatie heeft en de stemmen voor de aankomende verkiezingen.
1.1.5.
Een proces-verbaal van verhoor, opgemaakt in de wettelijke vorm op 15
december 2016 door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren 16050 en 16068zelf genummerde map 5a, p. 57 t/m 68). Dit proces-verbaal houdt in, als de op genoemde datum tegenover verbalisanten afgelegde verklaring van
de verdachte [verdachte]:
Uit de wire activity reports van 18 juli 2012 en 20 juli 2012 (het Gerecht begrijpt uit D-182: op 23 juli 2012) komt naar voren dat (het Gerecht begrijpt: door [bedrijfsnaam 2]) een totaalbedrag van 380.000 USD is overgemaakt naar de bankrekening (het Gerecht begrijpt: [bedrijfsnaam 10] Rental van [verdachte]) in Sint Maarten. Daarnaast is op (het Gerecht begrijpt uit D-667: op 30 juli 2012) een bedrag door [bedrijfsnaam 2] van 300.000 USD minus bankkosten overgemaakt naar de bankrekening van [verdachte] in Anguilla.
Ook dit komt voort uit het contract dat ik met [bedrijfsnaam 2] had van 26 juni 2012. Deze gelden heb ik ontvangen. Ik heb een deel van het geld van [bedrijfsnaam 2] ontvangen op mijn bankrekening in Sint Maarten en een ander deel in Anguilla
U laat mij een fragment horen van een telefoongesprek van 7 september 2016. Ik spreek hier met [roepnaam statenlid], mijn godbrother. Ik ben het petekind van zijn moeder, van [naam statenlid] . We zijn samen opgegroeid.
U zegt mij dat uit onderzoek naar voren is gekomen dat ik op 30 juli 2012 een bedrag van 180.000 en op 20 december 2012 een bedrag van 190.000 heb overgemaakt naar [naam statenlid] . Ik heb in totaal 370.000 naar hem overgemaakt.
1.1.6
Een proces-verbaal van verhoor, opgemaakt in de wettelijke vorm op 20 juni 2017 door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar 16050 en 17026 (map 5a, p. 69 t/m 74). Dit proces-verbaal houdt in, als de op tegenover verbalisant afgelegde verklaring van de verdachte
[verdachte]:
De partij van [naam statenlid] is een fractie die op dit moment verantwoordelijk is voor de ministeries van TEATT. De [bedrijfsnaam 1] valt onder TEATT en op die wijze heeft [naam statenlid] met de [bedrijfsnaam 1] te maken.
1.2
Een proces-verbaal van getuigenverhoor, opgemaakt door de rechter-commissaris belast met de behandeling van strafzaken van het gerecht in eerste aanleg van Curaçao op 4 oktober 2019. Dit proces-verbaal houdt in als verklaring van
[medeverdachte 1] :
Ik ken [naam statenlid] . Ik was directeur van de [bedrijfsnaam 1] en de overheid van Sint Maarten is aandeelhouder van de [bedrijfsnaam 1]. De regering was in 2012 gevallen. We hadden voor het baggercontract met [bedrijfsnaam 2] goedkeuring nodig van het ministerie van TEATT. De minister van TEATT gaat over de [bedrijfsnaam 1]. De partij die onderdeel was van de regering, dus TEATT, had het dossier van de [bedrijfsnaam 1]. [naam statenlid] was degene die dat dossier had. [naam statenlid] was ook voorzitter van de permanente commitee van Parlement. Ik plaatste parlementsleden (het gerecht begrijpt uit het voorgaande: [naam statenlid] ) in verband met projecten van de [bedrijfsnaam 1] in de BCC.
1.3
Een geschrift, te weten een curriculum vitae van [medeverdachte 1] uit 2012 (D-1992). Dit document houdt in:
St Maarten [bedrijfsnaam 1] Group of Companies
Presently Managing Director/Chief Executive Officer of its subsidiaries: St Maarten [bedrijsnaam 1]N.V., St Maarten [bedrijfsnaam 1] N.V.,
St Maarten.

2.Verklaringen van anderen

2.1
Een geschrift, zijnde een niet ondertekend verslag van een op 7 november 2017 gehouden gesprek (zelf genummerde map 5e, p. 1831 t/m 1855). Deze verklaring houdt in als verklaring
[naam 2]:
[verdachte] kwam bij mijn vader en zei dat er een nieuwe groep politici was en dat het zijn jongens waren. De andere jongens kan je niet meer gebruiken. Nu moest [bedrijfsnaam 2] aan [verdachte] betalen en daar was geen onderhandeling over mogelijk. [verdachte] gaf het bedrag door dat betaald moest worden. Ik heb dit van mijn vader gehoord. Dit bedrag moest worden opgenomen in de kosten van het bid aan de [bedrijfsnaam 1] (op 22 juni 2012). Ik heb toen een contract opgemaakt. Ik heb van mijn vader doorgekregen welk bedrag en welke entiteit (eenheid) gebruikt moesten worden. [verdachte] zou zorgen dat [bedrijfsnaam 2] het werk kreeg.
[verdachte] zou dan zorgen dat [bedrijfsnaam 2] het werk zou krijgen. “Its part of the game. This is how it works”.
[naam 2] verklaarde dat hij niet wist waar het geld naartoe zou gaan, maar hij had wel het vermoeden dat het te maken had met de nieuwe groep politici omdat [verdachte] had gezegd dat het “zijn” jongens waren.
Het bedrag dat aan [verdachte] is uitbetaald is waarschijnlijk als mobilisatiekosten verantwoord in de administratie van [bedrijfsnaam 2]. [bedrijfsnaam 2] zou stilgelegd worden als [verdachte] niet zou worden betaald, aldus [naam 2] .
SXM is een klein electoraat. Er zijn maar 15 zetels en er is iedere keer sprake van “ship jumping”. Dan valt de regering. Dan komt er weer een nieuwe groep politici en die geven uiteindelijk de opdrachten uit. Het was belangrijk dat je de juiste persoon aan jouw kant had. Voor wat betreft [naam statenlid] verklaarde hij dat hij nog steeds een politicus is op SXM. Hij heeft volgens [eigenaar bedrijf 2] in de Supervisory Board van de [bedrijfsnaam 1] gezeten.
Mij worden twee contracten (het Gerecht begrijpt: change order 6) getoond waarin een lump sum aan general conditions (hierna: GC) is opgenomen van USD 800.000 voor 150.000 m3, maar ook voor het baggeren van 50.000 m3. Deze GC is de fee die aan [verdachte] betaald moest worden. De [bedrijfsnaam 1] heeft ons geen vragen gesteld over het gelijk blijven van dit bedrag. Toen het contract naar beneden werd bijgesteld bleef die USD 800.000 staan, omdat de [bedrijfsnaam 1] ermee akkoord ging.
U toont mij change order 10. [bedrijfsnaam 2] had geen mobilisatiekosten. Ook de GC kloppen niet. [verdachte] had deze bedragen doorgegeven. [medeverdachte 1] heeft hier geen vragen over gesteld. Als hij niet op de hoogte was geweest van de betalingen aan [verdachte] dan had hij vragen gesteld. Ook zijn geen vragen gesteld waarom in de change orders wel GC werden berekend terwijl deze niet in het oorspronkelijke contract staan.
De contracten van 11 juni, 22 juli en 8 augustus 2013 zijn extra werkzaamheden die op verzoek van de [bedrijfsnaam 1] zijn gedaan. De daarin vermelde bedragen zijn ons opgegeven door [verdachte] of [medeverdachte 1] .
[bedrijfsnaam 2] zou stilgelegd worden als [verdachte] niet zou worden betaald.
Hij gaf altijd bedragen door en nooit percentages. Hij noemde gewoon een bedrag en dat was dat. Ik vermoed dat [medeverdachte 1] wist van de betalingen aan [verdachte] vanwege de manier waarop hij de contracten met [bedrijfsnaam 2] goedkeurde. Hij stelde nooit vragen en was sterk voorstander van baggerwerkzaamheden.
2.2
Een proces-verbaal van getuigenverhoor, opgemaakt door de rechter-commissaris belast met de behandeling van strafzaken van het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao op 26 oktober 2018. Dit proces-verbaal houdt in als verklaring van
[naam 2]:
Voorafgaand aan de ondertekening van het contract in 2012 zijn er meerdere discussies geweest over de werkgebieden van [bedrijfsnaam 2] voor de [bedrijfsnaam 1]. Voor dit project was geen officiële aanbesteding geweest. [medeverdachte 1] heeft volgens mij een brief geschreven aan het bestuur van de [bedrijfsnaam 1] waarom die er niet is geweest.
De zin Local Content en de wens om lokale mensen bij het contract te betrekken werd vaak door [medeverdachte 1] gebruikt en had meerdere betekenissen. Hij gebruikte het voor onderaannemers en truckers die we inhuurden. Maar hij gebruikte het ook voor de consultancyovereenkomsten die we hadden met [verdachte]. Hij leek er erg in te zijn geïnteresseerd dat die werden betaald. Zodra er voortgangsbetalingen waren gedaan, waren er bepaalde onderaannemers die hij heel graag betaald wilde zien. Ik vermoed dat hij opzettelijk ambique (het Gerecht leest: ambigu) was.
Met bepaalde onderaannemers bedoel ik [bedrijfsnaam 14] en [bedrijfsnaam 13]. [medeverdachte 1] wist van die contracten met [verdachte]. Ik heb vergaderingen gehad in het kantoor van [medeverdachte 1] met [verdachte] en [getuige 1]. [verdachte] was bijna altijd aanwezig bij die vergaderingen. [verdachte] sprak met mij over de bedragen die hij verwachtte terug te zien in de contracten, voordat ik in overleg ging met [medeverdachte 1] . [medeverdachte 1] deed het woord en benoemde hoe het werk moest gebeuren. Hij gebruikte niet de namen van de bedrijven (het Gerecht: [bedrifsnamen 13 en 14]), maar hij benoemde de alles bedekkende term local content.
Hij wist dat er aanvullende betalingen werden bezorgd via [verdachte]. Hij wist wel dat er geld werd betaald aan [verdachte]. Waarop is baseer dat hij het wist? Ik kan niet zeggen wat [medeverdachte 1] in zijn hoofd had. Mijn mening en wat ik heb begrepen is dat [medeverdachte 1] het steeds had over lokale inzet omdat het een belangrijke factor was dat het werk akkoord werd bevonden als het werk aan [bedrijfsnaam 2] werd uitgegeven. [medeverdachte 1] zat daar met [verdachte] en had het over lokale inzet en dat het belangrijk was. Ze maakten grapjes over leuke dingen doen, maar zij spraken niet over geld dat overging van de een naar de ander.
Gevraagd of ik aanneem dat [medeverdachte 1] wist van de aanvullende betalingen omdat hij steeds over local content sprak zeg ik het volgende. [medeverdachte 1] bracht het op bij bijna iedere gelegenheid dat er local content moest komen. We hadden het over behoorlijke bedragen. Omdat hij dat zo vaak vroeg ging ik ervan uit dat hij wist van de betalingen aan [verdachte]. Hij had het zelden over andere bedrijven. Hij benoemde alleen local content.
Ik ben bekend met de term pay to play. Als die consultancy contracten niet werden getekend, dan werd het contract niet gegund. Het was een noodzakelijke voorwaarde. [verdachte] had contact met mensen in de overheid. Wat [verdachte] deed was dat het werk aan ons werd toegekend. Hij maakte ons heel duidelijk dat als er geen contract kwam het werk dan niet zou worden toegekend. Waarom ik dacht dat hij die invloed had? Ik had gesprekken met [medeverdachte 1] over lokale inzet, in overeenstemming met [verdachte].
2.3
Een geschrift, zijnde een niet ondertekend verslag van een op 8 november 2017 gehouden gesprek (zelf genummerde map 5e p. 1856 t/m 1875). Deze verklaring houdt in als verklaring
[getuige 2]:
Het klopt dat het contract van de [bedrijfsnaam 1] al was vergeven aan [bedrijfsnaam 2], toen [bedrijfsnaam 2] de contracten met [verdachte] sloot. [verdachte] is betaald voor “ protection”. Zodat er geen slechte dingen gebeuren. [verdachte] heeft tegen hem gezegd “I am the guy, take it or leave it”. Ik kreeg de indruk dat [medeverdachte 1] naar [verdachte] luisterde. Hij maakte duidelijk dat hij “the man” was.
In 2012 was [verdachte] de contactpersoon met de [bedrijfsnaam 1]. Het klopt dat [verdachte] bij mij is gekomen en heeft gezegd dat hij een bepaald bedrag wilde hebben. [verdachte] heeft gezegd dat [bedrijfsnaam 2] dit bedrag kon doorberekenen in de bid/offerte aan de [bedrijfsnaam 1]. Ik ben ervan uitgegaan dat dit met toestemming van [medeverdachte 1] gebeurde. Als [verdachte] 2 miljoen had gevraagd was het ook goed geweest, zolang hij het kon doorbelasten.
Ik ben twee keer met [verdachte] bij [medeverdachte 1] geweest. Op introductie van [verdachte]. Toen wij weggingen bij [medeverdachte 1] wist ik al dat [bedrijfsnaam 2] het contract zou krijgen. [medeverdachte 1] vroeg wel om een offerte, maar er is geen discussie geweest over de prijs en de verdiscontering van het consulting fee van [verdachte] in de baggercontracten tussen [bedrijfsnaam 2] en de [bedrijfsnaam 1]. [bedrijfsnaam 2] kon niemand anders inhuren om het baggercontract met de [bedrijfsnaam 1] te krijgen. [medeverdachte 1] wist dat [verdachte] voor [bedrijfsnaam 2] werkte omdat er besprekingen zijn geweest tussen [bedrijfsnaam 2] en [medeverdachte 1] waar [verdachte] ook bij was.
[verdachte] gaf de bedragen van de change orders door. Hij vertelde welke posten moesten worden opgenomen tegen welke prijs. Hij vertelde mij dat USD 800.000 de lump sum was voor de general conditions die [bedrijfsnaam 2] moest berekenen (het Gerecht begrijpt: in change order 6). Deze bleef gelijk ondanks dat de hoeveelheid gebaggerd zand naar beneden werd bijgesteld. [medeverdachte 1] ging hiermee akkoord. Dit was belachelijk. Het was raar. [medeverdachte 1] zei dat [bedrijfsnaam 2] USD 800.000 mocht rekenen.
[verdachte] gaf door hoe hoog de bedragen waren die [bedrijfsnaam 2] wegschreef onder mobilisatiekosten en general condtitons. Bij bijna iedere change order was er een contract met [verdachte]. [verdachte] wist van tevoren dat er een change order aankwam. [getuige 2] verklaart verder dat hij begreep dat [medeverdachte 1] en [verdachte] dit van tevoren hadden besproken. Alles is, denk ik, met toestemming van [medeverdachte 1] gegaan.
[eigenaar bedrijf 2] verklaarde dat het klopt wat zijn zoon [naam 2] heeft verklaard dat [verdachte] bij hem is gekomen en heeft gezegd dat hij een bepaald bedrag wilde hebben. Dit kon worden doorberekend in de offerte aan de [bedrijfsnaam 1]. [eigenaar bedrijf 2] nam aan dat het nodig was voor de politici. [eigenaar bedrijf 2] begreep dat [verdachte] dat bedoelde omdat hij zei dat hij een nieuwe groep politici vertegenwoordigde.
[getuige 2] nam aan dat het geld nodig was voor de politici. Daarmee wordt in ieder geval [naam statenlid] bedoeld.
2.4.
Een proces-verbaal van getuigenverhoor, opgemaakt door de rechter-commissaris belast met de behandeling van strafzaken van het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao op 25 oktober 2018. Dit proces-verbaal houdt in als verklaring van
[getuige 2]:
Ik was directeur van [bedrijfsnaam 2]. Ik kwam 4 a 5 keer per jaar naar Sint Maarten. [getuige 1] was de eilandmanager.
Wij probeerden in 2012 werk te krijgen in Sint Maarten. [getuige 1] kende [verdachte]. Hij is het kantoor binnengelopen en heeft zich aan mij voorgesteld. De beslissing is genomen om van zijn diensten gebruik te maken. De onderhandelingen met hem hingen samen met de onderhandelingen met de [bedrijfsnaam 1]. [verdachte] had overduidelijk veel invloed op het eiland. Het is een kloppende analyse als ik zeg dat we via [verdachte] moesten gaan om het contract voor 2012 te krijgen. We moesten [medeverdachte 1] tevreden houden. We hadden [verdachte] nodig om problemen te voorkomen. In bijna alle gevallen wist [verdachte] wat [medeverdachte 1] wist. Hij wist welke projecten er kwamen en de status van de betalingsverzoeken. Als ik een vergadering had met [getuige 1] en [medeverdachte 1] over de projecten, was [verdachte] vaak in het kantoor van [medeverdachte 1] , als ik daar kwam. U vraag mij of [verdachte] mij duidelijk heeft gemaakt dat ik via hem moest gaan als ik wilde doorgaan met het contract. Ja.
2.5
Een geschrift, zijnde een niet ondertekende verklaring van 8 november 2017. (zelf genummerde map 5e p. 1876 t/m 1888).Deze verklaring houdt in als verklaring
[naam 6] :
In 2012 is [naam 6] met een delegatie naar Nederland geweest om een bezoek te brengen aan [naam 7] en [naam 8] . [naam 6] is destijds afgereisd met [medeverdachte 1] , parlementslid [naam statenlid] en [verdachte]. [naam 6] heeft geen idee in welke hoedanigheid en waarom [verdachte] mee was.
2.6
Een proces-verbaal van getuigenverhoor, opgemaakt door de rechter-commissaris belast met de behandeling van strafzaken van het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten op 12 april 2018. Dit proces-verbaal houdt in als verklaring van
[getuige 5]:
Ik ken [bedrijfsnaam 2] oppervlakkig. Ik neem aan dat [medeverdachte 1] het bedrijf heeft benaderd. Het heeft wat het baggeren betreft tot een contract geleid. Ik kan me niet herinneren dat we het in de RvC over change orders hebben gehad. Mij was niet bekend dat [bedrijfsnaam 2] 3.2 miljoen dollar aan [verdachte] heeft betaald voor consultancy. Dit is zeker informatie die de RvC had moeten krijgen. Er zijn vragen gesteld door de RvC over de hoogte van de bedragen die [bedrijfsnaam 2] in rekening bracht met name de mobilisatiekosten en de GC. We vonden de bedragen te hoog.

3.Bevindingen van verbalisanten

3.1
Een proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt in de wettelijke vorm op 7 augustus 2017 door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar bekend onder de codenummer 16048. (zelf genummerde map 5d p. 1282 t/m 1297). Dit proces-verbaal houdt in, als bevinding van
verbalisant voornoemd:
[bedrijfsnaam 2] is in de periode 2012 tot en met 2014 betrokken geweest bij baggerwerkzaamheden voor de [bedrijfsnaam 1] in Sint Maarten. Hiervoor is tussen de [bedrijfsnaam 1] en [bedrijfsnaam 2] een contract opgesteld waaraan diverse uitbreidingen zijn gegeven. Parallel aan het baggercontract en de uitbreidingen zijn tenminste zes agency en consultancy overeenkomsten gesloten tussen [bedrijfsnaam 2] en (bedrijven van) [verdachte], welke blijkens hun inhoud gerelateerd zijn aan de baggerwerkzaamheden van [bedrijfsnaam 2] voor de [bedrijfsnaam 1].
3.2
Een proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt in de wettelijke vorm op door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar bekend onder de codenummer 16048. (/zelf genummerde map 5g p. 2207 t/m 2218). Dit proces-verbaal houdt in, als bevinding van
verbalisant voornoemd:
In de administratie van [bedrijfsnaam 2] komt naar voren dat door [bedrijfsnaam 2] in de periode 2012 t/m 2015 ongeveer USD 3.150.257,50 is overgemaakt aan (bedrijven van) [verdachte]. Deze betalingen zijn gerelateerd aan de consultancy en agency overeenkomsten. Gezien de verklaringen van [getuige 2] en [naam 2] is dit bedrag doorbelast aan de [bedrijfsnaam 1] en verdisconteerd in, in ieder geval mobilisatie en general condition kosten in de contracten en change orders. In onderstaand tabal staat een overzicht hiervan. Tevens staan de daaraan te relateren overeenkomsten tussen [bedrijfsnaam 2] en (bedrijven van ) [verdachte] vermeld.
D-nr betreft totaal bedrag mobilisatie GC waarde ovk D-nr
USD USD [verdachte] USD
D-256 bagger 4.940.500 850.000 870.000 D-303
D-257 contr 151.000 D-304
totaal: 1.021.000
D1289 remove 202.500 25.000 40.000 40.000 D-723
D1290 mechan 156.900 35.000 - 28.000 D-722
D-297 change 2.173.500 800.000 800.000 D-2213
order 6
D-103 change 3.697.000 500.000 450.000 300.000 D-730
order 10 800.000 900.000 D 731
totaal: 1.200.000

4.Geschriften

4.1
Een geschrift, te weten een agreement tussen de [bedrijfsnaam 1] en [bedrijfsnaam 13] N.V. van 4 mei 2012 (D-305). Dit geschrift houdt in:
[bedrijf verdachte] heeft al vele jaren ervaring in de Cruise business en heeft verscheidene marketing events en concepten georganiseerd. […]
Overeengekomen is dat [verdachte] voor de periode van 12 maanden PR services en klachten behandeling en advies werk gaat doen, waar nodig.
Ondertekend door [medeverdachte 1] en [verdachte]
4.2
Een geschrift, te weten een AIA document A101-2007 zijnde een Standard Form of Agreement Between Owner en Contracter d.d. 17 juli 2012 ( D-256 en D-257). Dit contract tussen de [bedrijfsnaam 1] N.V. (hierna: de [bedrijfsnaam 1]) en [bedrijfsnaam 2] TCI Ltd houdt in:
De [bedrijfsnaam 1], vertegenwoordigd door algemeen directeur [medeverdachte 1] en [bedrijfsnaam 2], vertegenwoordigd door president/algemeen directeur [getuige 2], komen overeen met betrekking tot het Project: onderhoud en baggerwerkzaamheden van de [bedrijfsnaam 1] in [naam buurt 2] Sint Maarten.
Artikel 4 contractsom
Het totaalbedrag zal zijn 4.970.500,00 USD
Bijlage A: Omvang van de werkzaamheden
Offerte datum: 22 juni 2012
Item# Item bid unit unit price totalprice
110 mobilizaton 1.00 lump sum $850.0000 $850.000
233 dredging 150.000 m3 m3 $19,79 $2.995500
(sand only)
239 load haul spread 150.000 m3 m3 $7,50
totale offerte prijs $1.125000
Ondertekend door [medeverdachte 1] en [naam 2]
4.3
Een geschrift, te weten een overeenkomst tussen [bedrijfsnaam 2] en [bedrijfsnaam 14] NV d.d. 26 juni 2012 ( D-303). Dit contract houdt in:
[bedrijfsnaam 2] wil het baggercontract met nummer 040612 verkrijgen, welk contract
is gewaardeerd op een bedrag van 4.970.500 USD. Adviseur heeft ruime
ervaring en contacten met overheden en particuliere ondernemingen
in Sint Maarten. Om die reden komen genoemde partijen het volgende
overeen dat adviseur zal: a. bemiddelen namens [bedrijfsnaam 2] ten tijde van het
aangaan van de baggerovereenkomst (naar het Gerecht begrijpt: met de
[bedrijfsnaam 1]).
Fees
[…]
3.4 [
bedrijfsnaam 2] zal consultant een bedrag betalen van USD 870.000 voor de verkrijging van het baggercontract. Betaling van [bedrijfsnaam 2] zal plaatsvinden binnen 15 werkdagen op de volgende milestones:
Ondertekend door [naam 2] en [verdachte].
4.4
Een geschrift, te weten een Agency agreement tussen [bedrijfsnaam 2] en [bedrijfsnaam 13] NV d.d. 26 juni 2012 ( D-304). Dit contract houdt in:
[bedrijfsnaam 2] wil het baggercontract met nummer 040612 verkrijgen, welk contract is gewaardeerd op een bedrag van 4.970.500 USD. Adviseur heeft ruime ervaring en contacten met overheden en particuliere ondernemingen in Sint Maarten. Om die reden komen genoemde partijen het volgende overeen dat adviseur zal:
a.
bemiddelen namens [bedrijfsnaam 2] gedurende het aangaan van de baggerovereenkomst (naar het Gerecht begrijpt: met de [bedrijfsnaam 1]).
Fees
[…]
3.4 [
bedrijfsnaam 2] zal consultant een bedrag betalen van USD 151.000 voor de verkrijging van het baggercontract. Betaling van [bedrijfsnaam 2] zal plaatsvinden binnen 15 werkdagen op de volgende milestones:
Ondertekend door [naam 2] en [verdachte].
4.5
Een geschrift, te weten een brief van 25 juni 2012 van de Minister van TEATT aan [medeverdachte 1] inzake de baggerwerkzaamheden door [bedrijfsnaam 2] (D-971). Deze brief houdt in:
Met betrekking tot de werkzaamheden van de [bedrijfsnaam 1] verzoeken wij u voort te gaan met:
1.
werkzaamheden aan [project 1]
2.
onderhoudsbaggerwerkzaamheden van de [bedrijfsnaam 1].
[…]
We begrijpen dat u sedert november 2011 hierover in contact bent met [bedrijfsnaam 2]. U verklaarde dat [bedrijfsnaam 2] de vorige baggerwerkzaamheden naar tevredenheid heeft verricht. Wij verklaren om die reden dat wij geen bezwaar hebben dat [bedrijfsnaam 2] deze baggerwerkzaamheden gaat doen, ook omdat het bedrijf een goede reputatie heeft en reeds is gestationeerd in [naam buurt 1].
4.6
Een geschrift, te weten een brief van 26 juni 2012 van [medeverdachte 1] aan [naam 2] zijnde een “Letter of Intent (intentieverklaring) voor het verrichten van de baggerwerkzaamheden (D-972). Deze brief houdt in:
De effectieve datum van toestemming is 26 juni 2012 waarop u kunt beginnen met mobilisatie en andere werkzaamheden noodzakelijk voor de uitvoering van de baggerwerkzaamheden. Het contract zal worden getekend overeenkomstig de offerte van 22 juni 2012. Het is ons voornemen het contract dat reeds is opgesteld zal worden ondertekend binnen twee weken na heden.
De datum van aanvang van de werkzaamheden zal zijn 26 juni 2012 en na ondertekening van deze brief zal een bedrag van 1,5 mio worden betaald aan [bedrijfsnaam 2] voor mobilisatie en constructiewerkzaamheden.
4.7
Een geschrift, te weten zogenaamde Change Order 6 d.d. 25 september 2012 (D-297) en tevens als bijlage gevoegd bij een resolutie van de Raad van Commissaris van de [bedrijfsnaam 1] van 21 oktober 2013 (D-974). Deze Change Order 6 houdt in:
Contract: maintenance Dredging of Cargo and Areas
Re: C/1-06 Quantity Increase
Aanvullend materiaal moet worden gebaggerd om te kunnen voldoen aan diepte vereisten voor genoemde projectgebieden. Dit levert nu voor de [bedrijfsnaam 1] onder meer het volgende voordeel op dat:
1.
[bedrijfsnaam 2] al is gemobiliseerd op locatie.
Quantity description unit price total price
Add 150.000 m3 dredging $19,97 $2.995.500
Add 150.000 m3 load, haul & spread $ 7,50 $1.125.000
1 lump sum general conditions $800.000 $ 800.000
Total $4.920.500
Ondertekend door [medeverdachte 1] .
4.8
Een geschrift, te weten een brief inhoudende een beslissing van de [bedrijfsnaam 1] op Change Order C6 voor maintenance Dredging of Cargo and Yachting Areas d.d. 29 november 2012 van [medeverdachte 1] aan [bedrijfsnaam 2] (D-297). Deze brief houdt in:
In vervolg op onze brief van 26 november 2012 willen wij de navolgende wijzigingen aanbrengen in uw voorstel:
Quantity description unit price total price
Add 50.000 m3 dredging $19,97 $998.500
Add 50.000 m3 load, haul & spread $ 7,50 $375.000
1 lump sum general conditions $800.000 $800.000
Total $2.173.500
4.9
Een geschrift, te weten een Consultancy agreement tussen [bedrijfsnaam 2] en [bedrijfsnaam 14] d.d. 14 december 2012 ( D-2213). Dit contract houdt in:
Beide partijen willen een quantity increase van het baggercontract 040612 met 150.000 m3 inclusief een bedrag van $800.000 general costs. [bedrijfsnaam 14] N.V. heeft uitgebreide ervaring en een netwerk om te handelen met de overheid en overheidsinstanties in Sint Maarten. Om die reden komen partijen overeen dat adviseur zal:
a.
bemiddelen namens [bedrijfsnaam 2] gedurende/er verkrijging van het aangaan van genoemde change order (het Gerecht begrijpt: change order 6)
Fees
3.1: adviseur zal facturen aanleveren
3.2:
3.3: [bedrijfsnaam 2] zal adviseur een bedrag betalen van USD 800.000 voor de genoemde diensten.
Ondertekend door [naam 2] en [verdachte].
4.1
Een geschrift, te weten een offerte van [bedrijfsnaam 2] aan de [bedrijfsnaam 1] d.d. 22 juli 2013 voor een bedrag van 299.000 USD in verband met the Remove stockpiled material (D-1289). Deze offerte houdt in:
Offerte datum: 22 juli 2013
Item# Item bid quantity unit unit price totalprice
110 mobilization 1 lump sum $25.0000 $25.000 180 supervisie &
General condit. 1 lump sum $40.000 $40.000
241 load&truck mat.10.000 m3 m3 $13,75 $137,500
Ondertekend door [medeverdachte 1] en [naam 2]
4.11
Een geschrift, te weten een overeenkomst tussen [bedrijfsnaam 2] en
[bedrijfsnaam 13] NVd.d. 13 augustus 2013 (D-723). Dit contract houdt in:
[bedrijfsnaam 13] N.V. heeft uitgebreide ervaring en netwerk om te handelen met de overheid en overheidsinstanties in Sint Maarten en zal daarom als consultant optreden voor [bedrijfsnaam 2]. Om die reden komen partijen het volgende overeen:
a.
bemiddelen namens [bedrijfsnaam 2] ter verkrijging van het Remove stockpiled Material contract.
Fees
3.3 [
bedrijfsnaam 2] zal [bedrijf verdachte] een bedrag betalen van USD 40.000 voor de genoemde diensten. Betaling van [bedrijfsnaam 2] zal plaatsvinden binnen 15 werkdagen op de volgende milestones.
Ondertekend door [naam 2] en [verdachte].
4.12
Een geschrift, te weten een offerte van [bedrijfsnaam 2] aan de [bedrijfsnaam 1] d.d. 8 augustus 2013 voor een bedrag van USD 156.900 in verband met Mechanical Dredging of Cargo Area Dock 2 (D-1290). Deze offerte houdt in:
Project name: Mechanical Dredging of Cargo Area dock 2
Offerte datum: 8 augustus 2013
Item# Item unit unit price total price
110 mobilization lump sum $35,000 $35.000
233 mechanical dredging 5 per day $19.500 $97.500
243 round trip [naam buurt 1] 2 each $12.200 $24.400
Ondertekend door [medeverdachte 1] en [naam 2]
4.13
Een geschrift, te weten een overeenkomst tussen [bedrijfsnaam 2] en [bedrijfsnaam 13] NV
d.d. 12 augustus 2013 ( D-722). Dit contract houdt in:
[bedrijfsnaam 13] N.V. heeft uitgebreide ervaring en netwerk om te handelen met de overheid en overheidsinstanties in Sint Maarten en zal daarom als consultant optreden voor [bedrijfsnaam 2]. Om die reden komen partijen het volgende overeen:
bemiddelen namens [bedrijfsnaam 2] ter verkrijging van het Mechanical Dredging of Cargo Area dock
Fees
3.3 [
bedrijfsnaam 2] zal Suntan een bedrag betalen van USD 28.000 (2x14.000) voor de genoemde diensten.
Ondertekend door [naam 2] en [verdachte].
4.14
Een geschrift, te weten een overzicht van betalingen gedaan door [bedrijfsnaam 2] aan
[bedrijfsnaam 13] in de periode van 13 september 2013 tot en met 25 november 2013 (D-2151).
Vendor invoice date amount
[bedrijfsnaam 13] payment 13/9/13 13913 14.000
[bedrijfsnaam 13] 1 nov2013 01113 20.000
[bedrijfsnaam 13] final 01113 14.000
[bedrijfsnaam 13] TAN3009-01 25113 20.000
4.15
Een geschrift, te weten zogenaamde Change Order C/0-10 d.d. 15 januari 2013 van [bedrijfsnaam 2] aan [medeverdachte 1] (D-975). Deze brief houdt in:
Contract: maintenance Dredging of Cargo and Yachting Areas
Re: C/1-10 Quantity Increase
Aanvullend materiaal moet worden gebaggerd om te kunnen voldoen aan diepte vereisten voor genoemde projectgebieden. Dit levert onder meer het volgende voordeel op:
1.
[bedrijfsnaam 2] is al gemobiliseerd op locatie
Quantity description unit price total price
Additional 100.000 m3 dredging $19,97 $1.997.000
Additional 100.000 m3 load, haul & spread $ 7,50 $ 750.000
13 days standby $15.000 $ 195.000
Total $2.942.000
Niet ondertekend door [medeverdachte 1] en [naam 2]
4.16
Een geschrift, te weten een tweede zogenaamde Change Order C/0-10 d.d. 5 september 2013 van [bedrijfsnaam 2] aan [medeverdachte 1] (D-103). Deze change order 10 houdt in:
Contract: maintenance Dredging of Cargo and Yachting Areas
Re: C/0-10 Quantity Increase
Aanvullend materiaal moet worden gebaggerd om te kunnen voldoen aan diepte vereisten voor de projectgebieden.
Quantity description unit price totalprice
Add 100.000 m3 dredging $19,97 $1.997.000 Add 100.000 m3 load, haul & spread $ 7,50 $ 750.000
Mobilization $500.000 $ 500.000
General Conditions $450.000 $ 450.000
Total $3.697.000
ondertekend door [medeverdachte 1] en [naam 2] op 23 oktober 2013
4.17
Een geschrift, te weten een resolutie van de Raad van Commissarissen van de [bedrijfsnaam 1] van 21 oktober 2013 (D-974). Deze brief houdt in:
Ondergetekende geven hun toestemming aan de [bedrijfsnaam 1] tot uitbetaling van het op [bedrijfsnaam 2]s verzoek uitbetalen van change order #10 van een bedrag van in totaal 4.497.000.
Dit bedrag is gebaseerd op een verzoek van het bestuur van de [bedrijfsnaam 1] om accoord te gaan met het verzoek van [bedrijfsnaam 2] met referentie C/010 genaamd Quantity Increace van 5 september 2013, voor een bedrag van 3.697.000 plus $ 800.000 transportkosten van het materiaal naar [naam buurt 1] tot een totaalbedrag van 4.497.000,00.
4.18
Twee geschriften, te weten een overeenkomst tussen [bedrijfsnaam 2] en [bedrijfsnaam 14] N.V. d.d. 24 oktober 2013 en een overeenkomst tussen [bedrijfsnaam 2] en [verdachte] ( D-730 en D-731). Deze contracten houden in:
Beide partijen willen uitbreiding van de onderhoud baggerwerkzaamheden van de Cargo en Yachting Areas in [naam buurt 2], hierna genoemd bagger uitbreiding met 100.000 m3. Adviseur heeft een uitgebreide ervaring en netwerk om te handelen met de overheid en overheidsinstanties in Sint Maarten en zal daarom als consultant optreden voor [bedrijfsnaam 2]. Om die reden komen partijen het volgende overeen:
a.
bemiddelen namens [bedrijfsnaam 2] ter verkrijging van de change order ter uitbreiding van de baggerwerkzaamheden.
Fees
3.3 [
bedrijfsnaam 2] zal adviseur een bedrag betalen van USD 275.000 en USD 825.000 voor genoemde diensten.
Ondertekend door [naam 2] en [verdachte].
4.19
Een geschrift, te weten een zogenaamd continuation sheet (D-2059). Dit geschrift houdt in:
dat de [bedrijfsnaam 1] tot 24 februari 2014 in totaal USD 11.449.020 aan [bedrijfsnaam 2] heeft betaald voor haar baggerwerkzaamheden. Het overzicht van betalingen van [bedrijfsnaam 2] aan [verdachte] houdt in dat tot en met 10 maart 2014 in totaal USD 3.150.257,50 aan [verdachte] is overgemaakt en dat hij dus ongeveer 20% van de totale aanneemsom van het baggercontract als betaling heeft ontvangen .(D-2151).
4.2
Een e-mailbericht van [medeverdachte 1] aan [getuige 3], [getuige 4] en [getuige 2], en CC aan [naam 6] , [naam 9] en BCC aan [naam statenlid] en [verdachte] van 25 juni 2012. Dit bericht houdt in – kort samengevat - :
Hereby I would like to have you attend meeting with Presentation of [bedrijfsnaam 2] for Maintenance dredging. (…) Discussion have been going on with [bedrijfsnaam 2] since November 2011in order for us to work on this (…) [bedrijfsnaam 2] for me has the experience and is reputable. Also last project no bids were given but the Dredging was done by [bedrijfsnaam 2] seeing their local experience and local content.
4.21
Een e-mailbericht van [medeverdachte 1] aan [naam statenlid] met CC aan [verdachte] van 9 juli 2012 (D 2162). Dit bericht houdt in – kort samengevat - :
Subject: preparation dredging contract
I am moving forward with total contract sum, the board wants us sign off on total contract. All draft and total sum was agreed upon.
4.22
Een e-mailbericht van [medeverdachte 1] aan [naam statenlid] van 13 juli 2012 (D-2167). Dit bericht houdt in – kort samengevat - :
Subject: [bedrijfsnaam 2] wire Instructions
Mr. [naam statenlid] , thank you for the support to get the dredging project going. Also I can confirm the mobilization/downpayment transaction wiretransfer to [bedrijfsnaam 2] has been carried out today.
4.23
Een e-mailbericht van [naam 6] aan [medeverdachte 1] , [getuige 3] en
[getuige 2] 12 oktober 2012 te 12.32 uur. Dit bericht houdt in:
Attached find my recommendation for payment of [bedrijfsnaam 2]s third application for payment under their contract for maintenance dredging of [naam buurt 2]. Also attached are their requested Change Orders 1 to 4. My recommendation for acceptance of these change orders is included in the attached letter of recommendation for payment. Change Orders 2 & 3 should be signed prior to payment of their application 3.
4.24
Een e-mailbericht van [getuige 3] aan [medeverdachte 1] van 22 oktober 2012 te 4.22 uur. Dit bericht houdt in:
([getuige 2]) showed me signed change orders 2 and 3, which is sufficient to pay [bedrijfsnaam 2] invoice 3. Will be ready on Wednesday for signing and immediate transfer.
4.25
Een e-mailbericht van [medeverdachte 1] aan [naam statenlid] en [verdachte] van 22 oktober 2012 te 4.23. Dit bericht, waarbij de twee voorgaande berichten worden meegestuurd, houdt in:
Gentlemen, My apologies for the delay however we sorted out the issue, transfer goes out today
4.26
Een e-mailbericht van [medeverdachte 1] aan [naam 2] van 23 oktober 2012 te 3.38 uur. Dit bericht houdt in:
[naam 2] , de betaling is vanmorgen de deur uitgegaan. Niettemin [naam 2] , we moeten niet de lokale truckers frustreren […] we moeten ervoor zorgen dat zij op tijd worden betaald.
4.27
Een e-mailbericht van [naam 2] aan [medeverdachte 1] van 23 oktober 2012 te 7.30 uur. Dit bericht houdt in:
[medeverdachte 1], we zullen onze lokale onderaannemers betalen, zodra de [bedrijfsnaam 1] de betalingen op onze bankrekening heeft gestort. Tot op heden is dat nog niet het geval.
4.28
Een e-mailbericht van [medeverdachte 1] aan [naam 2] en [getuige 2] en BCC aan [verdachte] en [naam statenlid] van 24 oktober 2012 te 7.30 uur. Dit bericht houdt in:
[naam 2] , ook al zijn de betalingen een beetje vertraagd, het is niet de manier om met de lokale onderaannemers om te gaan aangezien zij geen reserves hebben. […] [bedrijfsnaam 2] heeft een goed contract met de [bedrijfsnaam 1]. We moeten een beetje flexibel zijn op een verantwoorde wijze met de kleinere lokale truckers en werkers.
4.29
Een e-mailbericht van [naam 2] aan [medeverdachte 1] en [naam 6] en CC aan [getuige 2] en [getuige 1] van 4 december 2012 te 2.33 uur. Dit bericht houdt in:
Subject: Pay Application # 6 with Qty Increase Change Order
[medeverdachte 1], Attached is pay application #6, documentation for the quantity increase change order and our progress to date.
4.3
Een e-mailbericht van [naam 6] aan [medeverdachte 1] van 6 december 2012 te 2.31 uur. Dit bericht houdt in:
Subject: Pay Application # 6 with Qty Increase Change Order
[medeverdachte 1], Was it your intention under CO6 to pay the full amount of US$ 2,173,500 prior to their doing the work. I read the letter as you pay US$ 800,000 (the indicated L.S. (het Gerecht leest: lump sum) for General Conditions now and the rest as the work is completed. Their invoice indicates that you pay the full US$ 2,173,500 now. Please advise so I can approve this pay request.
4.31
Een e-mailbericht van [medeverdachte 1] aan [naam 6] van 6 december 2012 te 4.07 uur. Dit bericht houdt in:
Subject: Pay Application # 6 with Qty Increase Change Order
No, we agreed that we would pay the full lumpsum for their extension but we cannot pay the total on 50.000m3.
4.32
Een e-mailbericht van [naam 6] aan [naam 2] van 6 december 2012 te 5.01 uur. Dit bericht houdt in:
Subject: Pay Application # 6 with Qty Increase Change Order
[naam 2] , I spoke to [medeverdachte 1] and he thinks it is reasonable to pay the $ 800,000 lump sum plus the dredge and haul amounts that you expect to have complete through next week.
4.33
Een e-mailbericht van [naam 6] aan [medeverdachte 1] , [getuige 2], [getuige 3] en [getuige 4] van 7 december 2012 te 6.17 uur. Dit bericht houdt in:
Subject: Pay Application # 6 with Qty Increase Change Order
Gentlemen: attached find my letter of recommendation for payment of [bedrijfsnaam 2]’s request for payment no. 6.
4.34
Een e-mailbericht van [medeverdachte 1] aan [verdachte] en BCC aan [naam statenlid] van 10 december 2012 te 9.27 uur. Dit bericht, waarbij de vijf voorgaande berichten worden meegestuurd, houdt in:
Mr. [verdachte],
The payment to [bedrijfsnaam 2] will go out this week, I understood local contractors need to get paid.
4.35
Een geschrift, te weten een overzicht van ontvangen betalingen gedaan door [bedrijfsnaam 2] aan [bedrijfsnaam 10] op de
[logo bank] bank in Sint Maartenin de periode van 18 juli 2012 tot en met 18 december 2012 (D-182, D-078).
Datum afkomstig storting in USD
18/7/12 [bedrijfsnaam 2] 207.884,43
18/7/12 [bedrijfsnaam 2] 92.115,67
23/7/12 [bedrijfsnaam 2] 80.000,00
18/12/12 [bedrijfsnaam 2] 799.970,00
4.36
Een geschrift te weten een overzicht van betalingen gedaan door [bedrijfsnaam 2] aan [verdachte] op de
Bank of Anguillain de periode van 19 juni 2012 tot en met 31 december 2012. Het betreft account: 7316524 (D-667, D-079-1)). Dit geschrift houdt in:
Date description debits credits balance
19/6/12 dep 1.000 1.000
30/7/12 chq 50.000 49.000 –
30/7/12 chq 180.000 229.000 -
30/7/12 [bedrijfsnaam 2] 299.980,00 70.980
1/10/12 [bedrijfsnaam 10] 199.950 271.218,94
20/12/12 chq 190.000 58.025
4.37
Een geschrift, te weten een stortingsbewijs van de [naam bank 1] Bank of Anguilla, d.d. 30 juli 2012 (D-1644). Dit stortingsbewijs houdt in :
US 180.000. Funds credited to a/c, b/o [verdachte] to [naam statenlid] .
4.38
Een geschrift, te weten een boekingsbewijs van de [naam bank 1]Bank of Anguilla, d.d. 20 december 2012 (D-1645). Dit bewijs houdt in:
US 190.000. Funds credited to a/c, b/o [verdachte] to [naam statenlid] .
4.39
Een geschrift, te weten een overzicht van de [namm bank 2] Bank of Anguilla Ltd, met betrekking tot bankrekening 7262397 op naam van [naam statenlid] (D-1641). Dit geschrift houdt in:
Date Description credits
30//7/12 crm 180.000
13/8/12 chq 30.000
22/10/12 chq 66.766,46
20/12/12 crm 190.000
20/12/12 chq 4.945,55
5/4/13 chq 100.015,00
28/5/13 chq 138.159
17/10/13 chq 7.000
17/10/13 chq 9.015
10/12/13 chq 15.015
Het Gerecht stelt vast dat op 31 december 2013 het saldo op deze rekening op deze rekening nog bedraagt: 5.121,97 USD
Overwegingen met betrekking tot het bewijs van de feiten 4 en 5
De bewijsmiddelen houden in dat de [bedrijfsnaam 1] door middel van de in het baggercontract en daarop gevolgde opdrachten opgenomen bedragen voor mobilisatiekosten en general conditions werd voorgespiegeld dat [bedrijfsnaam 2] deze kosten maakte ter uitvoering van haar baggerwerkzaamheden, terwijl in werkelijkheid deze bedragen ter grootte van in totaal van ongeveer 3 miljoen USD werden gebruikt om [verdachte] te betalen.
Dat [verdachte] deze bedragen heeft ontvangen en dat deze in de overeenkomsten tussen [bedrijfsnaam 2] en de [bedrijfsnaam 1] zijn verwerkt onder de posten mobilization fee en general conditions, blijkt uit de verklaringen van respectievelijk de [naam 2 en getuige 2] en [verdachte]. Hiermee is het verweer van de verdediging, dat niet bewezen kan worden dat de commissie van [verdachte] in de mobilisatiekosten is “verpakt”, verworpen.
Uit de verklaringen van de [naam 2 en getuige 2] blijkt voorts dat deze bedragen aan [verdachte] betaald moesten worden om de contracten te krijgen, waarbij de bedragen konden worden doorberekend aan de [bedrijfsnaam 1], hetgeen ook is gebeurd.
Zo heeft [getuige 2] verklaard dat zij via [verdachte] moesten om het contract te krijgen. [verdachte] had hun duidelijk gemaakt dat het werk niet zou worden toegekend als er geen contract (met [verdachte]) kwam. [naam 2] heeft verklaard dat [bedrijfsnaam 2] stilgelegd zou worden als [verdachte] niet zou worden betaald. Het was “pay to play”.
Anders dan de verdediging stelt, waren de betalingen aan [verdachte] dus geen faire vergoeding voor door [verdachte] verrichte werkzaamheden, maar ging het om – kosten verhogend – smeergeld om het baggercontract en opvolgende contracten toegewezen te krijgen. Dat de door de [bedrijfsnaam 1] voor de baggerwerkzaamheden aan [bedrijfsnaam 2] betaalde prijs niettemin redelijk was en dat [verdachte] zijn geld ook dubbel en dwars waard was, zoals door de verdediging is geteld, is dan niet meer relevant.
Ten aanzien van de rol van [medeverdachte 1] overweegt het Gerecht als volgt.
Uit de verklaring van [getuige 2] volgt hij na zijn ontmoeting met [medeverdachte 1] en [verdachte] al wist dat hij het baggercontract zou krijgen. Er was geen enkele discussie geweest over de prijs, terwijl er geen aanbesteding was geweest. [medeverdachte 1] heeft bevestigd dat [verdachte] er altijd bij was als de [naam 2 en getuige 2] naar Sint Maarten kwamen. [naam 2] leidde uit de manier waarop [medeverdachte 1] de contracten goedkeurde en het feit dat hij nooit vragen stelde, af dat [medeverdachte 1] op de hoogte was van de betalingen aan [verdachte]. [medeverdachte 1] luisterde volgens [naam 2] naar [verdachte], die duidelijk maakte dat hij “the man” was.
Hoewel [medeverdachte 1] stellig ontkent iets te weten van de betalingen door [bedrijfsnaam 2] aan [verdachte], kon [verdachte] zijn toezeggingen dat hij [bedrijfsnaam 2] het baggercontract en de opvolgende opdrachten kon bezorgen, niet doen of waarmaken, zonder dat hij zich steeds verzekerd wist van de medewerking van [medeverdachte 1] , die als hoogste baas van de [bedrijfsnaam 1] de contracten met [bedrijfsnaam 2] tekende. Zoals [verdachte] zelf heeft verklaard: er gebeurde niets in de [bedrijfsnaam 1] zonder medeweten van [medeverdachte 1] .
Tekenend is dat [medeverdachte 1] [verdachte], die (op papier) toch maar een uiterst bescheiden rol speelde als PR manager van de [bedrijfsnaam 1], aanwezig liet zijn bij de bespreking tussen [medeverdachte 1] en [bedrijfsnaam 2], waarbij het (miljoenen) baggercontract aan [bedrijfsnaam 2] werd gegund en dat hij geen vragen stelde over de prijs.
Vragen van anderen over de hoge kosten werden door [medeverdachte 1] niet serieus behandeld. Zo heeft [naam 6] , de ingenieur die het baggerproject begeleide, op 9 november 2017 tegenover de politie verklaard dat hij die kosten aan de hoge kant vond en dat ze voor hem iedere keer weer een verassing waren. Hij heeft daarover gesprekken met [medeverdachte 1] gevoerd, maar deze vergoelijkte de hoogte ervan en wuifde de bezwaren weg, omdat er – zei [medeverdachte 1] – geen andere keuze zou zijn. Ook dit geeft steun aan de verklaringen van de [naam 2 en getuige 2].
Ook het feit dat [medeverdachte 1] de in change order 6 opgenomen mobilization fee van 800.000 USD onveranderd liet, ondanks de verlaging van het aantal kubieke meters te baggeren zand van 150.000 m3 naar 50.000 m3, is een indicatie voor het feit dat hij wist dat het hier om betalingen aan [verdachte] ging, aan het doorgaan van welke betalingen hij kennelijk groot belang hechtte.
Illustratief is v oorts het door [naam 2] gesignaleerde dubbelzinnige gebruik van de termen “lokale inzet” en “local content” door [medeverdachte 1] en [verdachte], terwijl zij ondertussen grappen maakten over “leuke dingen doen.”
In dit verband merkt het Gerecht op dat het feit dat geen van de gehoorde leden van de RvC van de [bedrijfsnaam 1] heeft verklaard over een speciaal beleid dat de [bedrijfsnaam 1] zou voeren ten aanzien van local content, en dat RvC lid [naam lid RvC] verklaart een dergelijk beleid niet te kennen, bevestiging oplevert voor de juistheid van de vermoedens van de [naam 2 en getuige 2], dat wanneer [medeverdachte 1] met hen sprak over “local content” of daarover grapjes maakte met [verdachte], hij in feite de smeergeldbetalingen aan [verdachte] bedoelde.
Dat vermoeden wordt eveneens bevestigd door de aangetroffen brief D-1295a, waarin [verdachte] in opdracht van [medeverdachte 1] aan [getuige 1] verzoekt een brief te schrijven waarin hij de zeven in de tenlastelegging genoemde lokale onderaannemers bedankt voor hun werkzaamheden voor [bedrijfsnaam 2], terwijl zij die werkzaamheden in werkelijkheid niet hadden verricht.
Het door [getuige 2] en [naam 2] geschetste beeld van [verdachte] en [medeverdachte 1] als een koppel dat er in nauwe samenwerking voor zorgde dat grote geldbedragen (in dit geval smeergeld) richting [verdachte] vloeiden, vindt daarnaast bevestiging in het feit dat beide verdachten op soortgelijke wijze en met overeenkomstig resultaat samenwerkten bij het in gang houden van een carrousel van valse facturen ten laste van de [bedrijfsnaam 1].
Het Gerecht trekt uit al het voorgaande af de conclusie dat [verdachte] en [medeverdachte 1] hebben samengewerkt bij het oplichten van de [bedrijfsnaam 1] voor in totaal ongeveer 3 miljoen USD.
De [naam 2 en getuige 2] achten het (zeer) waarschijnlijk dat het geld dat zij aan [verdachte] moesten betalen, mede voor politici bestemd was.
Het Gerecht acht om de navolgende redenen bewezen dat [naam statenlid] een van deze politici was.
Vast staat dat [naam statenlid] , met wie [verdachte] een hechte (familie)band heeft omdat ze samen zijn opgegroeid, sinds 2012 lid, en later voorzitter, was van de parlementscommissie die de [bedrijfsnaam 1] in haar portefeuille had. Hoewel niet duidelijk is geworden in hoeverre dit gegeven van invloed is geweest of eraan heeft bijgedragen dat aan [bedrijfsnaam 2] het baggerproject is gegund, heeft [naam statenlid] wel zijn steun verleend bij het afsluiten van het baggercontract, getuige de e-mail waarin [medeverdachte 1] [naam statenlid] voor deze steun bedankt. Ook het feit dat [verdachte] heeft gezegd “dat de nieuwe groep politici zijn jongens waren en [naam statenlid] op dat moment tot de nieuwe groep politici behoorde draagt ertoe bij.
Dat de politiek betrokken is, c.q. bepaalt wie de opdrachten krijgt, blijkt tevens uit de verklaringen van [medeverdachte 1] en [verdachte]. De betrokkenheid van [naam statenlid] bij de betalingen aan [verdachte] blijkt vervolgens ook uit een reeks van e-mailberichten die er – kort gezegd – op neerkomen dat [medeverdachte 1] [naam statenlid] en [verdachte] op de hoogte stelt van betalingen door de [bedrijfsnaam 1] aan [bedrijfsnaam 2], waarbij [medeverdachte 1] op 22 oktober 2012 in een mail aan [naam statenlid] en [verdachte] zelfs zijn excuses aanbiedt voor de vertraging in de betaling.
Ook schrijft [medeverdachte 1] in een mail van 13 juli 2012, waarin hij [naam statenlid] bedankt voor zijn steun bij het afsluiten van het baggercontract, dat de eerste aanbetaling aan [bedrijfsnaam 2] die dag is betaald. Op 30 juli 2012 stort [bedrijfsnaam 2] 300.000 USD op de rekening van [verdachte] in Anguilla. Op diezelfde dag ontvangt [naam statenlid] op zijn bankrekening in Anguilla - zonder enige vermelding van een titel voor deze betaling - een bedrag van 180.000,- van [verdachte].
Ook in latere e-mailberichten uit 2012 brengt [medeverdachte 1] zowel [verdachte] als [naam statenlid] op de hoogte van betalingen door de [bedrijfsnaam 1] aan [bedrijfsnaam 2]. Betalingen, waarvan het Gerecht heeft vastgesteld dat het (deels) steekpenningen betreft.
Zo schrijft [medeverdachte 1] in een mail van 10 december 2012 aan [verdachte] en [naam statenlid] dat de betaling voor de lokale onderaannemers – waarvan het Gerecht heeft vastgesteld dat hiermee de steekpenningen aan [verdachte] worden bedoeld - er deze week uit gaat.
Acht dagen later stort [bedrijfsnaam 2] 800.000 USD op de rekening van [verdachte] in Sint Maarten en twee dagen daarna wordt 190.000 USD, eveneens zonder enige vermelding waarvoor deze betaling is, door [verdachte] gestort op de bankrekening van [naam statenlid] op Anguilla. Het volledige geldbedrag van 370.000 USD is vervolgens in acht keer contant opgenomen van deze bankrekening en uit het zicht van justitie verdwenen.
[verdachte] en [naam statenlid] hebben geen overtuigende verklaring afgelegd over de aard van deze betalingen. [verdachte] heeft daarover aanvankelijk verklaard dat het ging om leningen, bedoeld om de veiling van een pand dat [naam statenlid] bezat, te voorkomen. Gebleken is echter dat er ten tijde van de betalingen al geen sprake meer was van een dreigende veiling, omdat een andere bank de lening voor het pand toen al had overgenomen. Volgens [naam statenlid] betroffen deze betalingen leningen, niet bedoeld om een veiling van het pand te voorkomen, maar om achterstallig onderhoud aan het pand te laten verrichten, en heeft hij het geld daaraan ook besteed. [naam statenlid] heeft ter zitting echter slechts enkele facturen overgelegd, die betrekking hebben op werkzaamheden aan genoemd gebouw. Het totaalbedrag daarvan is slechts een fractie van totale omvang van beide betalingen van in totaal 370.000 USD.
Ook heeft [naam statenlid] niet kunnen verklaren waarom hij degenen die de werkzaamheden zouden hebben verricht, niet vanaf zijn bankrekening in Anguilla heeft betaald, maar contant. Ook heeft hij geen plausibele verklaring gegeven waarom gelden, bestemd voor uitgaven op Sint Maarten, moesten worden uitbetaald op een bankrekening in Anguilla.
Nog afgezien van het feit dat [verdachte] en [naam statenlid] geheel verschillend hebben verklaard over het doel van de beweerde leningen, valt op dat zij stellen dat geen rente is overeengekomen en dat geen afspraken zijn gemaakt over de termijn van terugbetaling. Verder is er volgens beiden geen enkel schriftelijk stuk van deze beweerde leningen opgemaakt. Dat laatste komt het Gerecht, ook in het geval van iemand die over ruime financiele middelen beschikt als [verdachte], onaannemelijk voor. Dit, samen met het feit dat [verdachte] en [naam statenlid] ieder een geheel verschillend bedrag hebben genoemd dat inmiddels zou zijn terugbetaald, maar waarbij – zeven jaar na dato – in ieder geval nog meer dan 300.000 USD zou openstaan, draagt, naast al het voorgaande bij tot het oordeel van het Gerecht dat in werkelijkheid geen sprake was van een lening, maar van het omkopen van [naam statenlid] door [verdachte].
De verdachte heeft het geldbedrag van 370.000 USD, waarmee [verdachte] hem heeft omgekocht, naar eigen zeggen opgenomen en uitgegeven. Hiermee heeft hij zich ook schuldig gemaakt aan het witwassen van dat bedrag.
Al het voorgaande overwegende acht het Gerecht de onder 4 en 5 ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen.
Bespreking van de gevoerde bewijsverweren.
Bruikbaarheid verklaringen[naam 2 en getuige 2]
De raadsman heeft aangevoerd dat de verdachte moet worden vrijgesproken van het onder 4 ten laste gelegde feit op de grond dat het bewijs hiervoor in overwegende mate steunt op de verklaringen van [naam 2]en [getuige 2], terwijl deze verklaringen uit gissingen en interpretaties bestaan en niet berusten op eigen waarnemingen, waardoor niet duidelijk is of die verklaringen wel betrouwbaar zijn. Ook heeft de raadsman aangevoerd dat hun verklaringen om formeel juridische redenen niet bruikbaar zijn omdat zij zijn afgelegd nadat deze getuigen absolute immuniteit is toegezegd in de Verenigde Staten, hetgeen hier te lande niet is toegestaan, mede omdat dit de betrouwbaarheid niet ten goede komt.
Immuniteitstoezegging
Met betrekking tot de gestelde immuniteitstoezegging overweegt het Gerecht als volgt.
In de vanuit het Engels vertaalde gespreksverslagen die zijn opgemaakt van de verhoren van [naam 2] en [getuige 2] op 7 en 8 november 2017 is vermeld dat de Amerikaanse district attorney Gary Peters een zogenaamde “proffer agreement” met de getuigen heeft gesloten waarin – kort gezegd – is afgesproken dat de verklaringen die door de getuigen zullen worden afgelegd, niet tegen hen of hun bedrijf kunnen worden gebruikt, maar dat zij wel verplicht zijn om de waarheid te spreken.
De aanwezige Nederlandse officier van justitie heeft daarop aangegeven dat de getuigen - die op grond van een rechtshulpverzoek aan de Verenigde Staten werden gehoord – en hun bedrijf bij de toenmalige stand van zaken geen verdachten waren in het lopende onderzoek. Hij heeft voorts aangegeven dat hun verklaringen, gezien de ondertekening van het proffer agreement, niet in een – dus niet te verwachten - strafzaak tegen hen gebruikt kunnen worden.
Naar het oordeel van het Gerecht heeft de officier van justitie deze getuigen hiermee geen immuniteit toegezegd, maar hun een mededeling gedaan over de bruikbaarheid van hun verklaring in het geval het tot een strafzaak tegen hen zou komen, welke strafzaak de officier van justitie bij de toenmalige stand van zaken niet verwachtte.
Het verweer wordt verworpen.
Het feit dat de getuigen naar het recht van de Verenigde Staten mogelijk voordeel kunnen hebben bij het afsluiten van een dergelijk proffer agreement maakt wel dat het Gerecht hun verklaringen scherp op hun betrouwbaarheid zal beoordelen en zal bezien in hoeverre deze steun vinden in andere bewijsmiddelen.
Betrouwbaarheid verklaringen[naam 2 en getuige 2]
Het Gerecht heeft de bruikbaarheid voor het bewijs van de door [naam 2] en [getuige 2] op 7 en 8 november 2017 tegenover de politie afgelegde verklaringen en de door hen nadien op 25 en 26 oktober 2018 afgelegde verklaringen tegenover de rechter-commissaris bezien in verband met de inhoud van het dossier en hetgeen ter terechtzitting is verhandeld.
Het Gerecht heeft daarbij in het bijzonder gelet op het feit dat de verklaringen van de beide getuigen elkaar over en weer bevestigen, ook wat betreft het feit dat [verdachte] betalingen heeft geëist van [bedrijfsnaam 2] in ruil voor de verkrijging/voortzetting van het baggercontract, en de noodzakelijke samenwerking die daarvoor in hun ogen bestond tussen [verdachte] en [medeverdachte 1] . Kort gezegd: [verdachte] wist wat [medeverdachte 1] wist en vice versa. Het Gerecht heeft tevens acht geslagen op het feit dat de getuigen hun verklaringen op dit punt: dat betaling van [verdachte] de noodzakelijke voorwaarde was voor ondertekening van het baggercontract door [medeverdachte 1] , ook in hun verhoren bij de rechter-commissaris hebben gehandhaafd. Dat [verdachte] deze geldbedragen – tot een totaal van ongeveer 3 miljoen USD – ook heeft ontvangen, blijkt uit zijn eigen verklaring.
De verklaringen van de [naam 2 en getuige 2] worden bovendien ondersteund en bevestigd door de aangetroffen schriftelijke stukken, zoals de agency en consultancy overeenkomsten met daarin telkens opgenomen, als mobilisatie fee en/of general costs aangeduide, zeer forse betalingen aan [verdachte], zonder dat daar prestaties van [verdachte] tegenover stonden, waarmee die betalingen konden worden verantwoord.
Aldus de verklaringen van de [naam 2 en getuige 2] met de nodige behoedzaamheid beziend, heeft het Gerecht deze, zoals tot het bewijs gebezigd, gewogen en betrouwbaar geoordeeld nu zij voldoende steun vinden in elkaar en in de overige bewijsmiddelen, zoals hierboven nader geduid.
Bruikbaarheid verklaring [getuige 1]
De raadsman heeft voorts nog aangevoerd dat de verklaring van [getuige 1], afgelegd tegenover de rechter-commissaris, niet bruikbaar is voor het bewijs. Hij heeft daartoe gesteld hetgeen is vermeld in zijn pleitnotities bij randnummers 168 t/m 171. Dit verweer houdt- kort gezegd – het volgende in.
Het feit dat opsporingsambtenaren met medeweten van de rechter-commissaris de getuige [getuige 1] een dag voor het verhoor bij de rechter-commissaris buiten aanwezigheid van de verdediging langdurig hebben ondervraagd, is een grove veronachtzaming van de belangen van de verdediging en is strijdig met de beginselen van een behoorlijke procesorde.
Het Gerecht passeert het verweer van de raadsman nu het voor het bewijs geen gebruik maakt van deze verklaring.
De bewijsmiddelen ten aanzien van feit 6
6.1.
Het Gerecht zal, gelet op de bekennende verklaring van de verdachte ter
terechtzitting van 16 december 2019 volstaan met een opsomming van de betreffende bewijsmiddelen.
6.2.
Proces-verbaal aantreffen vuurwapen van 29 november 2016, opgemaakt in
de wettelijke vorm door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar bekend onder codenummer RST 1630.
6.3.
Proces-verbaal van technisch onderzoek vuurwapen en munitie van 2
december 2016, opgemaakt in de wettelijke vorm door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [opspotingsambtenaar].
De bewijsmiddelen ten aanzien van feit 7
5.1.
De verdachte heeft ter terechtzitting in eerste aanleg van 16 december 2019 een bekennende verklaring afgelegd wat betreft de onder 7 ten laste gelegde belastingdelicten. Gelet hierop zal het gerecht volstaan met een opsomming van de wettige bewijsmiddelen.
5.2.
Een overzicht proces-verbaal belastingfraude van 14 maart 2018, opgemaakt in de wettelijke vorm door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar bekend onder codenummer 17026. Dit proces-verbaal houdt onder meer in paragraaf 5.6.2. waarin wordt verwezen naar de op verschillende momenten van de Belastingdienst Sint Maarten ontvangen gegevens betreffende de verdachte en/of zijn bedrijven zoals vermeld in de documenten genummerd: D-001 t/m D-006, D-199, D-949 t/m D-954 en D-326.
5.3
D-201: een overzicht aangifte en betalingsgegevens Turnover Tax belastingplichtige [verdachte] over de periode maart 2013 tot en met mei 2016.
5.4.
Een proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt in de wettelijke vorm op 7 augustus 2017 door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar bekend onder codenummer 17026 (zelf genummerde ordner 5e, p. 1663 t/m 1676).
Gelet op het feit dat deze feiten 6 en 7 door de verdachte zijn bekend en hij tegen een
bewezenverklaring van deze feiten ook geen verweer heeft gevoerd, is naar het
oordeel van het Gerecht de verdachte niet in enig belang geschaad door voormelde
wijze van verkorte weergave van de bewijsmiddelen.
Strafbaarheid en kwalificatie van het bewezen verklaarde
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluiten.
Het bewezen verklaarde wordt als volgt gekwalificeerd:
-
ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde-
medeplegen van valsheid in geschrift, terwijl uit dat gebruik enig nadeel kan ontstaan, meermalen gepleegd
en
medeplegen van valsheid in geschrift, meermalen gepleegd;
-
ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde-
medeplegen van opzettelijk gebruik maken van een vals geschrift als bedoeld in artikel 230 eerste lid van het Wetboek van Strafrecht, terwijl uit dat gebruik enig nadeel kan ontstaan, meermalen gepleegd
en
medeplegen van opzettelijk gebruik maken van een vals geschrift als bedoeld in artikel 230 eerste lid van het Wetboek van Strafrecht, meermalen gepleegd;
-
ten aanzien van het onder 3 en 4 ten laste gelegde-
oplichting, meermalen gepleegd;
-
ten aanzien van het onder 5 ten laste gelegde-
een ambtenaar een gift doen ten gevolge of naar aanleiding van hetgeen door deze in zijn bediening in strijd met zijn plicht is gedaan of nagelaten, meermalen gepleegd;
-
ten aanzien van het onder 6 ten laste gelegde-
Overtreding van een verbod gesteld bij artikel 3, eerste lid, van de
Vuurwapenverordening 1930, meermalen gepleegd;
-
ten aanzien van het onder 7 ten laste gelegde -
Als degene die ingevolge de Algemene landsverordening landsbelastingen verplicht is tot het binnen een gestelde termijn doen van aangifte, dat opzettelijk niet binnen de gestelde termijn, onjuist of onvolledig doen, terwijl daarvan het gevolg zou kunnen zijn dat nadeel voor Sint Maarten kan ontstaan, meermalen gepleegd.
Strafbaarheid van de verdachte
Voor zover de verdachte ter terechtzitting een beroep heeft gedaan op afwezigheid van alle schuld op de grond dat hij in het recht heeft gedwaald overweegt het Gerecht nog als volgt. De verdachte heeft aangevoerd dat hij in de veronderstelling verkeerde dat hij geen aangifte inkomstenbelasting, winstbelasting of omzetbelasting behoefde te doen omdat hij niet wist dat hij dit moest doen.
Het Gerecht overweegt als volgt.
Voor het slagen van een beroep op rechtsdwaling is vereist dat aannemelijk is geworden dat de verdachte heeft gehandeld in een geoorloofde verontschuldigbare onbewustheid ten aanzien van de wederrechtelijkheid van zijn gedraging. Hetgeen door de verdachte ter ondersteuning van zijn betoog is aangevoerd levert geen feiten en omstandigheden op die de conclusie kunnen dragen dat hij mocht menen dat hij geen aangifte behoefde te doen.
Op de verdachte rustte de zelfstandige verplichting om te voldoen aan de bestaande wet- en regelgeving en zich daaromtrent tijdig en goed op de hoogte te stellen.
Niet gesteld en niet aannemelijk is geworden dat de verdachte bij enige bevoegde instantie navraag heeft gedaan naar het bestaan van een aangifteplicht, terwijl dit wel voor de hand had gelegen, aangezien hij de eigenaar en directeur van de betrokken ondernemingen was en hij blijkens een aantal afgeluisterde telefoongesprekken ook wist dat zijn ondernemingen winstbelasting moest betalen.
Het Gerecht verwerpt dit verweer.
Er zijn ook overigens geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten, zodat de verdachte strafbaar is.
Oplegging van straf
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van zeven jaar, met aftrek van de tijd door de verdachte in voorarrest doorgebracht. De officier van justitie heeft voorts de gevangenneming van de verdachte gevorderd. Tevens heeft hij de onttrekking aan het verkeer gevorderd van het onder de verdachte inbeslaggenomen vuurwapen en patroonhouder met munitie.
De raadsman heeft verzocht, indien het Gerecht tot een bewezenverklaring komt, hem niet tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf te veroordelen voor de duur zoals door het openbaar ministerie is gevorderd. Hij heeft wat betreft de belastingfraude verzocht geen rekening te houden met de nadeel berekening die daarbij is opgemaakt, aangezien dit een ingewikkelde fiscale kwestie is waarover nog een procedure gevoerd zal worden. Wat het vuurwapen betreft geldt dat dit feit dateert van voor de orkaan Irma en het toen niet ongebruikelijk was dat daarvoor een voorwaardelijke straf werd opgelegd bij een first offender. Tot slot heeft de raadsman verzocht rekening te houden met de schending van de redelijke termijn.
Bij de bepaling van de op te leggen straf heeft het Gerecht gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich, samen met aan ander, gedurende meerdere jaren schuldig gemaakt aan verschillende ernstige strafbare feiten. Hij heeft, samen met de directeur van het [bedrijfsnaam 1]bedrijf, dit overheidsbedrijf jarenlang opgelicht en daarbij op grote schaal valsheid in geschrift gepleegd. Hierbij is op slinkse wijze misbruik gemaakt van aan de ene kant de (financiële) macht en mogelijkheden van de medeverdachte [medeverdachte 1] als CEO van de [bedrijfsnaam 1] en aan de andere kant de brutaliteit en het intimiderende optreden van de verdachte.
Verontrustend is dat hij daarnaast in zijn woning een vuurwapen met munitie aanwezig had.
De verdachte trad in deze zaak op als de man in het veld, als de uitvoerder van de plannen die hij met [medeverdachte 1] maakte. Samen hebben zij de [bedrijfsnaam 1] voor ruim 3 miljoen USD opgelicht. Door middel van het opmaken en gebruiken van de valse facturen hebben zij daarnaast nog eens bijna 7 miljoen USD onttrokken aan de [bedrijfsnaam 1]. Over deze en andere door hem en/of zijn bedrijven gegenereerde verdiensten heeft de verdachte vervolgens geen belasting afgedragen. Iets waar hij blijkens afgeluisterde telefoongesprekken erg trots op was.
De verdachten hebben door hun handelen de Sint Maartense overheid, en daarmee het volk van Sint Maarten, voor een totaalbedrag van ongeveer 10 miljoen USD bestolen, door het [bedrijfsnaam 1]bedrijf als hun persoonlijke geldautomaat te gebruiken.
Een dergelijke grootschalige fraude schaadt niet alleen de integriteit van het financiële en economische verkeer, maar is ook zeer schadelijk voor het vertrouwen dat de bevolking van Sint Maarten moet kunnen stellen in personen op belangrijke posities, in het bijzonder bij overheidsbedrijven. Daarmee heeft het handelen van de verdachten, van wie anderen afhankelijk zijn en naar wie wordt opgekeken, ook een ondermijnende invloed op de samenleving als geheel.
Die ondermijning heeft zich onder meer verwezenlijkt in de omkoping door de verdachte van een politicus. Met de gelden die de verdachte zelf als smeergeld van [bedrijfsnaam 2], dan wel uit de oplichting van de [bedrijfsnaam 1] had verkregen, heeft hij de gunst gekocht van een actief parlementslid dat de [bedrijfsnaam 1] in zijn portefeuille had.
De verdachte heeft ter zitting ontkend zich te hebben schuldig gemaakt aan deze misdrijven. Behalve ten aanzien van de belastingfraude en het voorhanden hebben van een vuurwapen, heeft hij er geen enkele blijk van gegeven het strafbare en het verwerpelijke van zijn handelen in te zien.
Hoewel verdachtes maatschappelijke positie een andere was dan die van zijn mededader als CEO van de [bedrijfsnaam 1], vervulden beiden bij het plegen van de bewezenverklaarde feiten een even belangrijke en onmisbare rol. Het Gerecht rekent de verdachte deze feiten zwaar aan en is van oordeel dat niet kan worden volstaan met een andere of lichtere straf dan een straf die een vrijheidsbeneming van aanzienlijke duur meebrengt.
Anderzijds weegt ook mee dat de verdachte blijkens een hem betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie, met uitzondering van twee feiten van zeer lang geleden, niet (onherroepelijk) is veroordeeld. Dit strekt echter nauwelijks in zijn voordeel nu zijn strafbaar handelen zich uitstrekt over een periode van vijf jaar en sprake is van een complex van zeer ernstige strafbare feiten. Overige persoonlijke omstandigheden die in het voordeel van de verdachte kunnen strekken zijn het Gerecht niet gebleken.
Al het voorgaande leidt ertoe dat het Gerecht na te melden gevangenisstraf passend en geboden acht.
Schending redelijke termijn
Op 28 november 2016 is de verdachte aangehouden, in verzekering gesteld en verhoord. Op diezelfde dag heeft een huiszoeking plaatsgevonden in zijn woning en in een aantal van zijn bedrijven gevestigd in Sint Maarten. Het Gerecht merkt daarom die datum aan als aanvang van de redelijke termijn, nu dat het eerste moment is dat vanwege de overheid jegens de verdachte een handeling is verricht, waaraan deze in redelijkheid de verwachting kon ontlenen dat tegen hem een strafvervolging zou worden ingesteld.
De verdachte is in totaal elf keer verhoord, de laatste keer op 20 juni 2017. Het politieonderzoek is op 26 maart 2018 afgerond. De inleidende dagvaarding voor de terechtzitting op 11 juni 2018 is op 21 mei 2018 uitgebracht en aan hem in persoon betekend. Ter terechtzitting is het onderzoek een aantal keren geschorst in verband met het horen van een groot aantal getuigen bij de rechter-commissaris. Er zijn vervolgens zestien getuigen gehoord in de periode tussen 11 juni 2018 en november 2019, waarna de inhoudelijke behandeling van de strafzaak heeft plaatsgevonden op 16, 17 en 18 december 2019. Het onderzoek is gesloten op 8 januari 2020 en de uitspraak in de strafzaak in eerste aanleg vindt plaats op 29 januari 2020.
Tussen de aanhouding van de verdachte op 28 november 2016 en de uiteindelijke uitspraak in de strafzaak in eerste aanleg op 29 januari 2020 is een periode van ongeveer drie jaar en twee maanden verstreken. Daarvan wordt een groot gedeelte gerechtvaardigd door de omvang en de complexiteit van het politieonderzoek. De daarop volgende periode tot en met de afronding van de getuigenverhoren door de rechter-commissaris heeft echter te lang geduurd, onder meer doordat in deze periode het onderzoek door een wisseling van rechters-commissaris enige tijd heeft stilgelegen. Hierdoor is het geding in eerste aanleg niet afgerond binnen de voor deze zaak als redelijk aan te merken termijn, zodat sprake is van een overschrijding van de redelijke termijn als bedoeld in art. 6 EVRM van 8 maanden.
Volgens vaste jurisprudentie moet dit leiden tot strafvermindering. Het Gerecht zal daarom in plaats van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 6 jaar volstaan met oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 66 maanden, welke straf het Gerecht passend en geboden acht.
Anders dan de officier van justitie acht het Gerecht geen gronden aanwezig om de verdachte, die de afgelopen drie jaar op vrije voeten is geweest, in afwachting van eventueel in te stellen hoger beroep, gevangen te nemen.
Onttrekking aan het verkeer
Het onder feit 6 bewezen verklaarde is begaan met betrekking tot een vuurwapen en een patroonhouder met munitie. Deze goederen zijn onder de verdachte in beslag genomen en nog niet teruggegeven. Zij zullen aan het verkeer worden onttrokken nu het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet en het algemeen belang.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 1:1 lid 2, 1:74, 1:75, 1:123, 1:136, 2:184 en 230 (oud), 2:305 en 339 (oud), 183 (oud) van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 3 en 11 van de Vuurwapenverordening en de artikelen 7, 8 en 49 van de Algemene landsverordening landsbelastingen, de artikelen 3, 27 en 28 van de Landsverordening op de inkomstenbelasting, de artikelen 10, 11 en 12 van de Landsverordening belasting op de bedrijfsomzetten en de artikelen 1, 3 en 17 van de Landsverordening op de winstbelasting.
Beslissing
Het Gerecht:
verklaart de officier van justitie niet ontvankelijk in de vervolging van de verdachte voor zover dit betreft de onder 7 ten laste gelegde niet opzettelijke overtredingen, begaan in de periode tot en met 27 november 2013;
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2, 3, 4, 5, 6 en 7 – voor zover nog aan de orde – heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7 – voor zover nog aan de orde - meer of anders ten laste is gelegd en spreekt hem daarvan vrij.
verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor omschreven en verklaart de verdachte daarvoor strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de
66 (zesenzestig) maanden;
beveelt dat de tijd die door de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht;
beveelt de onttrekking aan het verkeer van de inbeslaggenomen nog niet teruggeven
voorwerpen te weten:
- een pistool van het merk Glock;
- een patroonhouder met munitie.
Dit vonnis is gewezen door de rechter mr. drs. S.M. van Lieshout, bijgestaan door mr. F. Kruiswijk, zittingsgriffier, en op 29 januari 2020 in tegenwoordigheid voornoemde griffier uitgesproken ter openbare terechtzitting van het Gerecht in Curaçao.