ECLI:NL:OGEAC:2020:200

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
20 augustus 2020
Publicatiedatum
21 augustus 2020
Zaaknummer
CUR202000510
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevel tot naleving uitspraak ambtenarenrechter met dwangsom

In deze zaak, die diende voor het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao, heeft eiser, vertegenwoordigd door mr. B.L. Lie Atjam, een kort geding aangespannen tegen de openbare rechtspersoon Het Land Curaçao, vertegenwoordigd door mr. L.S. Davelaar. De procedure volgde op een eerdere uitspraak van het Gerecht in Ambtenarenzaken van 21 oktober 2019, waarin het Land was opgedragen om te voldoen aan bepaalde verzoeken van eiser. Eiser had in de tussentijd herhaaldelijk verzocht om een vonnis te wijzen, aangezien het Land niet had voldaan aan de eerdere uitspraak en de gestelde termijnen niet had gerespecteerd.

Het Gerecht heeft in zijn vonnis van 20 augustus 2020 geoordeeld dat het Land in gebreke is gebleven en heeft de vordering van eiser toegewezen. Het Land is bevolen om binnen vier weken na betekening van het vonnis te voldoen aan de eerdere uitspraak, op straffe van een dwangsom van NAf 250 per dag dat het Land in gebreke blijft, met een maximum van NAf 25.000. Daarnaast is het Land veroordeeld in de proceskosten, die aan de zijde van eiser zijn begroot op NAf 2.427,95.

Het vonnis is uitgesproken ter openbare terechtzitting en is uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Het Gerecht heeft het meer of anders gevorderde afgewezen, waarmee de uitspraak definitief is.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO

Zaaknummer: CUR202000510
Vonnis in kort geding d.d. 20 augustus 2020
inzake
[EISER],
wonend te Curaçao,
eiser in kort geding,
gemachtigde: mr. B.L. Lie Atjam,
tegen
de openbare rechtspersoon HET LAND CURAÇAO,
zetelend te Curaçao,
gedaagde in kort geding, hierna: het Land,
gemachtigde: mr. L.S. Davelaar,

1.Verloop van de procedure

1.1.
Het verdere procesverloop blijkt uit:
- het tussenvonnis van 15 juni 2020;
- het e-mailbericht van het Land van 24 juli 2020, inhoudende de mededeling dat het Ministerie van Justitie op korte termijn een uitnodiging voor het herexamen aan eiser zal doen toekomen;
- het e-mailbericht van eiser van 29 juli 2020, inhoudende het verzoek om vonnis te wijzen.
1.2.
Vonnis is, zoals per e-mail van 5 augustus 2020 door de rechter aan partijen is medegedeeld, bepaald op heden.

2.De verdere beoordeling

2.1.
Het Gerecht verwijst naar en neemt over hetgeen in het tussenvonnis van
15 juni 2020 is overwogen.
2.2.
Bij vonnis van 15 juni 2020 is het Land in de gelegenheid gesteld om uiterlijk op 24 juli 2020 de beslissing op de verzoeken van eiser van 10 november 2017 en 19 februari 2018 per e-mail aan de rechter en aan de gemachtigde van eiser in het geding te brengen en om daarmee alsnog - zij het veel te laat - te voldoen aan de uitspraak van het Gerecht in Ambtenarenzaken d.d. 21 oktober 2019.
2.3.
Tot op heden heeft het Land dit niet gedaan.
2.4.
Op grond van het voorgaande en hetgeen in het tussenvonnis is overwogen, zal de vordering van eiser worden toegewezen als hierna omschreven.
2.5.
Het Land zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. Deze kosten worden aan de zijde van eiser tot op heden begroot op:
explootkosten NAf 377,95
griffierecht NAf 450,00
salaris gemachtigde NAf 1.500,00+
zegelkosten
NAf 100,00
totaal: NAf 2.427,95

3.De beslissing

Het Gerecht:
rechtdoende in kort geding:
3.1.
beveelt het Land om binnen 4 weken na betekening van het vonnis te voldoen aan de uitspraak van het Gerecht in Ambtenarenzaken d.d. 21 oktober 2019 (zaaknummer GAZ CUR201801561), op straffe van verbeurte van een dwangsom van NAf 250 per dag dat het Land in gebreke blijft aan het gegeven bevel te voldoen, tot een maximum van NAf 25.000;
3.2.
veroordeelt het Land in de proceskosten, aan de zijde van eiser tot op heden begroot op NAf 2.427,95;
3.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
3.4.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door P.E. de Kort, rechter in het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao, en op 20 augustus 2020 uitgesproken ter openbare terechtzitting in aanwezigheid van de griffier.
MC