Uitspraak
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO
1.Verloop van de procedure
2.De verdere beoordeling
NAf 100,00
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
In deze zaak, die diende voor het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao, heeft eiser, vertegenwoordigd door mr. B.L. Lie Atjam, een kort geding aangespannen tegen de openbare rechtspersoon Het Land Curaçao, vertegenwoordigd door mr. L.S. Davelaar. De procedure volgde op een eerdere uitspraak van het Gerecht in Ambtenarenzaken van 21 oktober 2019, waarin het Land was opgedragen om te voldoen aan bepaalde verzoeken van eiser. Eiser had in de tussentijd herhaaldelijk verzocht om een vonnis te wijzen, aangezien het Land niet had voldaan aan de eerdere uitspraak en de gestelde termijnen niet had gerespecteerd.
Het Gerecht heeft in zijn vonnis van 20 augustus 2020 geoordeeld dat het Land in gebreke is gebleven en heeft de vordering van eiser toegewezen. Het Land is bevolen om binnen vier weken na betekening van het vonnis te voldoen aan de eerdere uitspraak, op straffe van een dwangsom van NAf 250 per dag dat het Land in gebreke blijft, met een maximum van NAf 25.000. Daarnaast is het Land veroordeeld in de proceskosten, die aan de zijde van eiser zijn begroot op NAf 2.427,95.
Het vonnis is uitgesproken ter openbare terechtzitting en is uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Het Gerecht heeft het meer of anders gevorderde afgewezen, waarmee de uitspraak definitief is.