ECLI:NL:OGEAC:2020:20

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
15 januari 2020
Publicatiedatum
31 januari 2020
Zaaknummer
AUA201904460
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • N.K. Engelbrecht
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om afgifte van een verklaring omtrent het gedrag (VOG) door het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

In deze zaak heeft klaagster, die in Aruba woont, een verzoek ingediend om afgifte van een verklaring omtrent het gedrag (VOG) ten behoeve van de verlenging van haar verblijfstitel. De aangewezen ambtenaar had eerder, op 5 december 2019, dit verzoek afgewezen. Klaagster heeft hiertegen een klaagschrift ingediend op 9 december 2019. Tijdens de behandeling van de zaak op 15 januari 2020, waarbij klaagster in persoon aanwezig was en bijgestaan door haar echtgenoot, heeft het gerecht de zaak in raadkamer behandeld.

Het gerecht heeft vastgesteld dat klaagster van rechtswege is toegelaten tot Aruba en dat zij ten onrechte uit het bevolkingsregister is doorgehaald. De rechter oordeelde dat klaagster geen belang heeft bij de afgifte van de VOG, aangezien haar verblijfstitel rechtstreeks uit de wet voortvloeit en zij deze verklaring niet nodig heeft. Daarnaast heeft het gerecht overwogen dat, gezien de recente veroordelingen van klaagster voor het opzettelijk handelen in strijd met de Landsverordening verdovende middelen, de ambtenaar terecht de afgifte van de VOG heeft geweigerd. De klacht van klaagster werd ongegrond verklaard.

De beslissing werd genomen door mr. N.K. Engelbrecht, rechter in dit gerecht, op 15 januari 2020. Tegen deze beschikking staat geen hoger beroep open, zoals bepaald in artikel 28, derde lid, van de Landsverordening VOG.

Uitspraak

Beschikking van 15 januari 2020
VOG AUA201904460

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA

BESCHIKKING
op het klaagschrift als bedoeld in artikel 25 van de Landsverordening justitiële documentatie en op de verklaringen omtrent het gedrag (hierna: de Lv VOG) van:

[Klaagster],

wonend in Aruba,
KLAAGSTER,
procederend in persoon,
gericht tegen de beschikking van 5 december 2019 van:

de aangewezen ambtenaar als bedoeld in artikel 14 van de Lv VOG,

zetelend in Aruba,
VERWEERDER,
gemachtigde: mr. J.W. Klamer.

PROCESVERLOOP

Bij beschikking van 5 december 2019 heeft verweerder het verzoek van klaagster om afgifte van een verklaring omtrent het gedrag (vog) afgewezen.
Op 9 december 2019 heeft klaagster daartegen een klaagschrift ingediend.
Het gerecht heeft de zaak behandeld in raadkamer op 15 januari 2020, waar klaagster in persoon, en bijgestaan door haart echtgenoot, de heer [echtgenoot], en verweerder bij de gemachtigde voornoemd zijn verschenen.
De uitspraak is terstond gedaan.

OVERWEGINGEN

De standpunten van partijen

1.1
Klaagster heeft verzocht om afgifte van een vog ten behoeve van de verlenging/vernieuwing van haar verblijfstitel. Volgens klaagster zal zij, indien zij geen geldige verblijfstitel heeft om hier te mogen verblijven, worden uitgezet naar de Dominicaanse Republiek, waar ze niemand heeft, met alle gevolgen van dien. Zo zal zij gelet op haar leeftijd moeilijk een baan kunnen vinden, waardoor zij onvoldoende inkomsten zal genereren, zodat zij waarschijnlijk op straat zal moeten wonen.
Het wettelijk kader
2.1
Ingevolge artikel 15, tweede lid, houdt een verklaring omtrent het gedrag niet anders in dan dat de aangewezen ambtenaar uit het onderzoek met betrekking tot het gedrag van de betrokkene ingesteld, gelet op het doel waarvoor de afgifte is gevraagd, niet is gebleken van bezwaren tegen die persoon.
2.2
Ingevolge artikel 22, eerste lid, geeft de aangewezen ambtenaar een verklaring omtrent het gedrag slechts af wanneer hem uit een onderzoek met betrekking tot het gedrag van de betrokkene niet is gebleken van bezwaren tegen die persoon. In alle andere gevallen weigert hij de gevraagde verklaring af te geven.
2.3
Ingevolge artikel 23, eerste lid, mag de aangewezen ambtenaar, voor zover thans van belang, bij zijn onderzoek uitsluitend acht slaan op:
a. de uittreksels uit de strafregisters die hem ten aanzien van de betrokkene verstrekt worden;
b. gegevens ontleend aan de registers van de politie;
c. andere schriftelijke bescheiden welke hem in verband met de afgifte van de verklaring omtrent het gedrag ter beschikking zijn gesteld.
2.4
Artikel 2, eerste lid van de Lv VOG bepaalt dat de strafregisters bestaan uit – kort gezegd – strafbladen van de tegen natuurlijke personen gewezen onherroepelijke veroordelingen, waarbij, al dan niet tezamen met maatregelen, een of meer straffen zijn opgelegd.
2.5
Ingevolge artikel vijf, eerste lid, van de Lv VOG wordt een strafblad uit het strafregister verwijderd na verloop van een termijn van vier jaren. Ingevolge het tweede lid, voor zover thans van belang, beloopt de termijn acht jaren, indien bij de veroordeling gevangenisstraf is opgelegd.
De beoordeling
3.1
Uit het verhandelde ter zitting is gebleken, dat klaagster vanaf 14 juni 1993 is gehuwd met de heer [echtgenoot], een in Aruba geboren man van Nederlandse nationaliteit. Uit dit huwelijk is op [geboortedatum] een zoon geboren.
Klaagster en haar echtgenoot hebben ter zitting te kennen gegeven, dat zij al dertig jaar bij elkaar zijn en altijd hebben samengewoond, behalve in de periodes dat klaagster gedetineerd was of een straf aan het uitzitten was. Uit haar paspoort blijkt dat zij de afgelopen heeft gereisd, maar dat zij telkens is teruggekeerd. Klaagster is kennelijk ambtshalve uit het Bevolkingsregister doorgehaald en zij en haar echtgenoot weten de reden hiervoor niet.
Uit het door verweerder overgelegde emailbericht van 5 november 2019 volgt dat klaagsters CRV-status van rechtswege is vervallen, omdat zij volgens gegevens uit het Radex-systeem op 8 februari 2015 uit Aruba is vertrokken en dat naar aanleiding van een door ambtenaren van het bevolkingsregister gedane huiscontrole is vastgesteld dat zij niet meer samenwoonde met haar echtgenoot. In datzelfde emailbericht staat echter ook vermeld dat klaagster in februari 2015 in KIA was opgesloten en kennelijk niet uit Aruba was vertrokken.
Uit het strafblad van klaagster blijkt dat zij vanaf het jaar 2012 meermalen bij onherroepelijke vonnissen is veroordeeld tot gevangenisstraffen wegens het opzettelijk handelen in strijd met het artikelen uit de Landsverordening verdovende middelen.
3.2
Naar het oordeel van het gerecht heeft klaagster geen belang bij afgifte van de verzochte vog, nu zij van rechtswege is toegelaten (ingevolge artikel 3 lid 1 en onder sub g van de Landsverordening Toelating en Uitzetting) en kennelijk ten onrechte uit het bevolkingsregister is doorgehaald. Een vog heeft zij voor haar verblijfstitel – die immers rechtstreeks uit de wet voortvloeit – niet nodig.
3.3
Overigens is het gerecht van oordeel dat, in aanmerking genomen de nog vrij recente veroordelingen van klaagster voor het – kort gezegd – opzettelijk handelen in strijd met de Landsverordening verdovende middelen, verweerder ingevolge artikel 22, eerste lid van de Lv VOG terecht heeft geweigerd de gevraagde verklaring af te geven.
3.4
Gelet op het vorenoverwogene zal de klacht ongegrond worden verklaard.
3.BESLISSING
De rechter in dit gerecht:
verklaart de klacht ongegrond.
Deze beslissing werd gegeven door mr. N.K. Engelbrecht, rechter in dit gerecht, op 15 januari 2020, in aanwezigheid van de griffier.
Tegen deze beschikking staat geen hoger beroep open (artikel 28, derde lid, van de Lv VOG).