Uitspraak
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO
TAXI HOLDINGS LIMITED,
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
In deze zaak, die voor het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao is behandeld, zijn meerdere vennootschappen en trustmaatschappijen betrokken als eisers tegen de Centrale Bank van Curaçao en Sint Maarten (CBCS) en de First Curaçao International Bank N.V. (FCIB). De zaak betreft de afwikkeling van banktegoeden die onder een noodregeling vallen, waarbij de herkomst van deze tegoeden ter discussie staat. De eisers, waaronder Corbiere Trust Company Limited en Rysaffe Trustee Company (C.I.) Limited, hebben vorderingen ingesteld om hun tegoeden te ontvangen, maar FCIB heeft geweigerd deze uit te keren vanwege vermoedens dat de tegoeden afkomstig zijn uit strafbare feiten.
Het procesverloop omvat onder andere een tussenvonnis van 26 augustus 2019, waarin het Openbaar Ministerie (OM) werd uitgenodigd om een conclusie te nemen over de herkomst van de tegoeden. Het OM heeft echter geen antwoord gegeven, wat de procedure niet heeft geholpen. Het gerecht heeft vastgesteld dat er onzekerheid bestaat over de herkomst van de gelden, wat FCIB het recht geeft om uitkering te weigeren. De eisers zijn in verschillende categorieën ingedeeld, afhankelijk van hun medewerking aan de uitkeringsprocedure en de herkomst van hun tegoeden.
Het gerecht heeft geoordeeld dat de eisers in de tweede categorie, die niet voldoende duidelijkheid hebben verschaft over de herkomst van hun gelden, geen aanspraak kunnen maken op uitkering. De vorderingen van deze eisers zijn afgewezen. Voor de eisers in de eerste categorie, die wel aan hun verplichtingen hebben voldaan, is geoordeeld dat zij recht hebben op de contractuele creditrente over hun tegoeden. Het gerecht heeft FCIB veroordeeld tot betaling van deze rente aan de eisers Saffery en Rysaffe, en CBCS is verplicht om hieraan medewerking te verlenen. De proceskosten zijn voor rekening van de eisers, die overwegend in het ongelijk zijn gesteld.