In de strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1993 en thans gedetineerd in Curaçao, heeft het Gerecht op 1 april 2020 uitspraak gedaan. De verdachte werd beschuldigd van het opzettelijk invoeren van ongeveer 803290 gram cocaïne op of omstreeks 31 juli 2019. Het onderzoek ter openbare terechtzitting vond plaats op 28 februari 2020 en werd gesloten op 13 maart 2020. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van 8 jaren, terwijl de raadsman vrijspraak bepleitte.
Het Gerecht heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat het bevoegd was om de zaak te behandelen. De vrijspraak is gebaseerd op het oordeel dat het bewijs tekortschiet om de schuld van de verdachte vast te stellen. De verklaringen van de verdachten waren tegenstrijdig en wisselend, en er waren geen aanknopingspunten die erop wezen dat de verdachte betrokken was bij de invoer van de cocaïne.
De Kustwacht van Curaçao had de verdachte op 31 juli 2019 aangetroffen op een boot, die later bleek te zijn betrokken bij de cocaïne-invoer. De verklaringen van de verdachten waren inconsistent, en het Gerecht kon niet vaststellen dat de verdachte op de hoogte was van de aanwezigheid van cocaïne op de boot. Het Gerecht concludeerde dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte te veroordelen, en sprak hem vrij van de tenlastelegging. De voorlopige hechtenis werd opgeheven met onmiddellijke ingang.