ECLI:NL:OGEAC:2020:19

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
22 januari 2020
Publicatiedatum
31 januari 2020
Zaaknummer
CUR201702650
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aftrekbaarheid van studiekosten in de inkomstenbelasting voor kinderen die in het buitenland studeren

In deze zaak heeft het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao op 22 januari 2020 uitspraak gedaan in een belastingzaak waarbij de belanghebbende, een inwoner van Curaçao, in beroep ging tegen de beslissing van de Inspecteur der Belastingen. De belanghebbende had in haar aangifte inkomstenbelasting een bedrag van NAf 20.000 aan studiekosten voor haar twee studerende kinderen opgevoerd als buitengewone lasten. De Inspecteur had deze aftrek niet geaccepteerd, met name voor de zoon die in Nederland studeerde, omdat niet was aangetoond dat de kosten daadwerkelijk voor zuivere studiekosten waren aangewend. De zoon in de Verenigde Staten had echter wel aannemelijk gemaakt dat de studiekosten waren betaald.

Het Gerecht oordeelde dat de belanghebbende niet kon aantonen dat de kosten voor de zoon in Nederland als studiekosten konden worden afgetrokken, terwijl de kosten voor de zoon in de Verenigde Staten wel aftrekbaar waren. De uitspraak benadrukt de noodzaak voor belastingplichtigen om voldoende bewijs te leveren voor de aftrekbaarheid van studiekosten, vooral wanneer er sprake is van studiefinanciering. Het Gerecht heeft de aanslag verminderd naar een belastbaar inkomen van NAf 62.486 en de Inspecteur opgedragen het betaalde griffierecht van NAf 50 aan de belanghebbende te vergoeden.

Uitspraak

Uitspraak van 22 januari 2020
BBZ nr. CUR201702650
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO
UITSPRAAK
op het beroep in de zin van de
Landsverordening op het beroep in belastingzaken van:
[Belanghebbende], wonende te Curaçao,
belanghebbende,
gericht tegen:
DE INSPECTEUR DER BELASTINGEN, zetelend in Curaçao,
de Inspecteur.

1.PROCESVERLOOP

1.1
Aan belanghebbende is op 22 april 2016 voor het jaar 2014 een aanslag in de inkomstenbelasting opgelegd naar een belastbaar inkomen van NAf 64.379.
1.2
Belanghebbende is op 17 juni 2016 tegen de aanslag in bezwaar gekomen. Bij uitspraak op bezwaar van 29 september 2017 heeft de Inspecteur de aanslag gehandhaafd.
1.3
Belanghebbende is tegen de uitspraak op bezwaar op 27 november 2017 in beroep gekomen en heeft daarvoor het bedrag van NAf 50 aan griffierecht voldaan.
1.4
De Inspecteur heeft op 25 februari 2019 een verweerschrift ingediend.
1.5
De zitting heeft plaatsgevonden op 28 februari 2019 te Willemstad. De zitting is geschorst om partijen de gelegenheid te geven om de zaak in der minne op te lossen. Nadien heeft een zitting op 21 november 2019 plaatsgevonden. Op de zittingen is belanghebbende verschenen samen met [A]. Namens de Inspecteur is verschenen [B].
1.6
De Inspecteur heeft op 15 november 2019 een nader stuk ingediend.

2.FEITEN

2.1
Belanghebbende heeft twee kinderen, [C] en [D]. [C] is geboren in 1992 en studeerde in het onderhavige jaar in de Verenigde Staten. Ter bekostiging van de studie ontving [C] studiefinanciering van de Stichting Studiefinanciering Curaçao (hierna: SSC). [D] is geboren in 1993 en studeerde in het onderhavige jaar aan de Erasmus Universiteit in Nederland. Hij ontving studiefinanciering van de Dienst Uitvoering Onderwijs (hierna: DUO).
2.2
Belanghebbende heeft in de aangifte inkomstenbelasting een bedrag van NAf 20.000 aan studiekosten als buitengewone lasten op het inkomen in mindering gebracht. Ook heeft belanghebbende een bedrag van NAf 16.663 aan rente en kosten van geldlening voor de eigen woning als persoonlijke lasten op het inkomen in mindering gebracht. In beroepsfase heeft belanghebbende voormeld bedrag aan persoonlijke lasten gewijzigd.
2.3
Belanghebbende heeft in het onderhavige jaar haar hypotheeklening bij de Centrale Hypotheekbank verhoogd van NAf 118.221 naar NAf 243.000. Ook is belanghebbende een geldlening ten bedrage van NAf 25.000 aangegaan bij de Ambtenaren Credit Union.
2.4
De Inspecteur heeft bij het opleggen van de aanslag inkomstenbelasting de aftrek van studiekosten (NAf 20.000) niet geaccepteerd.

3.GESCHIL EN STANDPUNTEN PARTIJEN

3.1
Tussen partijen is in geschil of belanghebbende recht heeft op aftrek van buitengewone lasten ten bedrage van NAf 20.000 wegens op haar drukkende uitgaven voor studiekosten van de studerende kinderen. Belanghebbende beantwoordt deze vraag bevestigend en de Inspecteur ontkennend.
3.2
Belanghebbende concludeert tot vermindering van de aanslag naar een belastbaar inkomen van NAf 48.556. De Inspecteur concludeert tot handhaving van de aanslag.

4.BEOORDELING VAN HET GESCHIL

Studiekosten

4.1
Ingevolge artikel 16A, lid 1, letter e van de Landsverordening op de inkomstenbelasting 1943 (hierna: LIB) komen als buitengewone lasten in aanmerking de op de belastingplichtige drukkende uitgaven van een middelbaar beroeps-, hoger beroeps-, universitaire of daarmee vergelijkbare opleiding voor eigen kinderen tot 27 jaar tot ten hoogste NAf 10.000 per kind (hierna: studiekosten).
4.2
Op grond van artikel 16A, lid 3, letter a, LIB worden tot de buitengewone lasten ter zake van (zuivere) studiekosten uitsluitend gerekend i) school- of collegegeld, ii) kosten van boeken en ander verplicht lesmateriaal, niet zijnde voorwerpen als omschreven in artikel 9C, lid 2, letter a, LIB (onder meer computers, printers en geluidsapparatuur), alsmede iii) kosten van internationaal vervoer tot een bedrag van ten hoogste één reis per jaar per kind.
4.3
Een redelijke verdeling van de bewijslast brengt mee dat belanghebbende, die aanspraak maakt op een aftrekpost, feiten aannemelijk dient te maken die meebrengen dat zij voldoet aan de vereisten voor aftrek van de studiekosten. Deze bewijslastverdeling brengt mee dat indien er twijfel bestaat over het door belanghebbende gestelde, dit ten nadele werkt van belanghebbende.
4.4
De Inspecteur betoogt dat belanghebbende een negatief te besteden netto-inkomen heeft en daarom niet in staat is geweest om de studiekosten te betalen. Volgens belanghebbende zijn de studiekosten wel door haar betaald. Zij voert daartoe aan de in onderdeel 2.3 vermelde verhoging van de hypotheeklening en de geldlening. Het Gerecht oordeelt dat belanghebbende met hetgeen zij heeft ingebracht aannemelijk heeft gemaakt dat zij in staat was om de studiekosten te betalen. Hierna zal worden beoordeeld of de uitgaven van belanghebbende betrekking hebben op zuivere studiekosten en of deze kosten op belanghebbende hebben gedrukt.
4.5
Voor zover een genoten studiebeurs of studiefinanciering betrekking heeft op studiekosten, moeten die kosten geacht worden daaruit te zijn voldaan en drukken ze niet op de ouders van de student, ook al hebben zij die kosten voor hun rekening genomen (zie GEA Curaçao 27 juni 2018, nr. CUR201600246, ECLI:NL: OGEAC:2018:144).
4.6
De studiefinanciering is opgebouwd rekening houdend met de zuivere studiekosten (college- en boekengeld, lesmateriaal), alsmede met andere kosten zoals de kosten voor levensonderhoud, huisvesting en ziektekostenverzekering. De Belastingdienst voert een beleid op grond waarvan een studiebeurs of studiefinanciering die worden genoten door een in het buitenland studerend kind aan een MBO-instelling respectievelijk een HBO-instelling of universiteit, voor 20% respectievelijk 25% geacht worden betrekking te hebben op de zuivere studiekosten (college- en boekengeld, lesmateriaal).
4.7
Beide kinderen van belanghebbende hebben studiefinanciering. Met betrekking tot de zoon die in Nederland studeert heeft belanghebbende een overzicht overgelegd waarin een (totaal)bedrag van NAf 14.102 aan ouderlijke bijdrage is vermeld. Uit het overzicht volgt niet dat de vermelde bedragen zijn aangewend voor de betaling van zuivere studiekosten. Ook is over de hoogte van de studiefinanciering geen informatie overgelegd. Het bedrag van de studiefinanciering dat geacht wordt betrekking te hebben op de zuivere studiekosten is daarom niet bekend. Belanghebbende heeft het door haar voorgestane bedrag aan aftrekbare studiekosten voor het in Nederland studerend kind dus niet aannemelijk gemaakt.
4.8
Met betrekking tot de zoon die in de Verenigde Staten studeert heeft belanghebbende een overzicht van uitgaven overgelegd. Het Gerecht is het eens met de Inspecteur dat belanghebbende met hetgeen ze heeft ingebracht aannemelijk heeft gemaakt dat zij alleen al aan collegegeld en vliegticket meer dan NAf 10.000 heeft betaald. Deze kosten zijn derhalve aftrekbaar. Het gelijk is op dit punt aan belanghebbende.
Interne compensatie
4.9
Ingevolge artikel 16, lid 1, letter h van LIB zijn rente van schulden en kosten van geldlening aangegaan ter verkrijging, onderhoud of verbetering van de eigen woning aftrekbaar als persoonlijke lasten. Het staat vast dat de verhoging van de hypotheeklening niet is aangewend voor de eigen woning. Dit betekent dat de rente die toerekenbaar is aan de verhoging niet aftrekbaar is als persoonlijke lasten. Het Gerecht is het met de Inspecteur eens dat aan de verhoging een bedrag aan rente van NAf 8.556 toerekenbaar is en niet het bedrag dat belanghebbende voorstaat (NAf 3.381). Voormeld bedrag (NAf 3.381) heeft immers betrekking op slechts een deel van de verhoging van de hypotheeklening. Bij de vaststelling van de aanslag is NAf. 16.663 als persoonlijke lasten in aanmerking genomen, derhalve een bedrag van NAf 8.107 te veel. Het belastbaar inkomen dient te worden vastgesteld op NAf 64.379 minus NAf 10.000 plus NAf 8.107 = NAf 62.486.
4.1
Gelet op het voorgaande is het beroep gegrond.

5.PROCESKOSTENVERGOEDING EN GRIFFIERECHT

5.1
Het Gerecht ziet geen aanleiding voor een vergoeding van de proceskosten, nu niet is gebleken van kosten die voor vergoeding in aanmerking komen. Van door een derde beroepsmatig verleende bijstand is geen sprake.
5.2
Wel dient de Inspecteur op grond van artikel 18, lid 5, Landsverordening op het beroep in belastingzaken, het betaalde griffierecht van NAf 50 aan belanghebbende te vergoeden.

6.DE BESLISSING

Het Gerecht:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt de uitspraak op bezwaar;
  • vermindert de aanslag naar een belastbaar inkomen van NAf 62.486;
  • draagt de Inspecteur op het door belanghebbende betaalde griffierecht van NAf 50 te vergoeden.
Deze uitspraak is gegeven door mr. D.J. Jansen, rechter, en uitgesproken op 22 januari 2020, in tegenwoordigheid van de griffier N.N. Noël – van der Biezen BSc.
De griffier, De rechter,
HOGER BEROEP
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen
twee maandenna de verzenddatum hoger beroep instellen bij:
Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie (belastingkamer)
Wilhelminaplein 4
Willemstad
Curaçao
U wordt verzocht bij het indienen van het beroepschrift het volgende in acht te nemen:
1. Leg bij het beroepschrift een afschrift over van deze uitspraak;
2. Onderteken het beroepschrift en vermeld het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener,
b. de dagtekening,
c. waartegen u in beroep komt,
d. waarom u het niet eens bent met deze uitspraak (de gronden van het hoger beroep).
Partijen hebben ook de mogelijkheid het ondertekende beroepschrift per e-mail in te dienen bij de griffie van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie:
belastinggriffieCUR@caribjustitia.org.
Voor het instellen van hoger beroep is het volgende bedrag aan griffierecht verschuldigd:
- natuurlijke personen: NAf 200
- personenvennootschappen en rechtspersonen: NAf 500