ECLI:NL:OGEAC:2020:185

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
16 juli 2020
Publicatiedatum
24 juli 2020
Zaaknummer
CUR202001694
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • N.M. Martinez
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de informatieve brief over productieplafonds door de Sociale Verzekeringsbank

In deze zaak heeft de Sociale Verzekeringsbank bezwaar gemaakt tegen een brief van verweerster, waarin informatie werd verstrekt over de introductie van productieplafonds per 1 juli 2020. De brief had een informatief karakter en was gericht aan de vrijgevestigde medisch specialisten. Verzoeker heeft verzocht om een voorlopige voorziening om de bestreden brief te schorsen. De voorzitter van het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao heeft de vraag behandeld of de bestreden brief kan worden aangemerkt als een beschikking in de zin van de Landsverordening. De voorzitter concludeert dat de brief geen rechtsgevolg beoogt en dus niet als beschikking kan worden aangemerkt. Hierdoor is de voorzitter onbevoegd om het verzoek om voorlopige voorziening te behandelen. De beslissing is genomen op 16 juli 2020, waarbij de voorzitter geen aanleiding zag voor een proceskostenveroordeling. Tegen deze beslissing staat geen hoger beroep open volgens de relevante bepalingen van de Landsverordening.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO

Uitspraak

van de voorzitter van de meervoudige kamer van het Gerecht (de voorzitter) op grond van artikel 87, derde lid, en artikel 94, eerste lid, van de Lar in de zaak tussen:

[verzoeker],

wonend in Curaçao,
verzoeker,
gemachtigden: mrs. E.R. van Arkel en A.J. Henriquez, advocaten,
en

de Sociale Verzekeringsbank,

verweerster.

Procesverloop

Bij brief van 28 februari 2020 (de bestreden brief) heeft verweerster de vrijgevestigde medisch specialisten ingelicht over de instelling van productieplafonds per 1 juli 2020. Voorts heeft verweerster die specialisten meegedeeld dat zij te zijner tijd een apart schrijven zullen ontvangen over het voor hen geldende productieplafond.
Verzoeker heeft daartegen bezwaar gemaakt. Hangende dat bezwaar heeft verzoeker op 18 juni 2020 het Gerecht verzocht een voorlopige voorziening te treffen strekkende tot schorsing van de bestreden brief.

Overwegingen

1. Op grond van artikel 3, eerste lid, van de Lar, wordt in deze landsverordening en de daarop berustende bepalingen verstaan onder beschikking: een schriftelijk besluit van een bestuursorgaan inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling die niet van algemene strekking is.
2. Aan de orde is allereerst de vraag of de bestreden brief een beschikking is in de zin van artikel 3, eerste lid, van de Lar.
2.1
Uit de bestreden brief blijkt dat verweerster de Vereniging Medisch Specialisten Curaçao bij brief van 8 oktober 2019 heeft geïnformeerd over het voornemen een productieplafond in het jaar 2020 te introduceren. In de bestreden brief heeft verweerster alle vrijgevestigde medisch specialisten geïnformeerd over de ingangsdatum van de productieplafonds, de hoogte daarvan, de wettelijke grondslag waarop deze berusten en de manier waarop zij met rapportages, meldingen en dergelijke zal omgaan. De bestreden brief strekt er aldus toe verzoeker nadere informatie te verschaffen over de introductie van productieplafonds. Die brief heeft dus een zuiver informatief karakter, vooral omdat verweerster daarin heeft vermeld dat iedere medisch specialist te zijner tijd bij een apart schrijven zal worden geïnformeerd over het bedrag van het voor hem of haar geldende productieplafond. De bestreden brief is aldus niet op rechtsgevolg gericht, waardoor het naar het oordeel van de voorzitter geen beschikking is in de zin van artikel 3, eerste lid, van de Lar. Daarom is de voorzitter niet bevoegd om van het onderhavige verzoek om voorlopige voorziening kennis te nemen.
3. Voor een proceskostenveroordeling ziet de voorzitter geen aanleiding.

Beslissing

De voorzitter
verklaartzich
onbevoegdom van het verzoek om een voorlopige voorziening kennis te nemen.
Aldus vastgesteld door mr. N.M. Martinez, voorzitter, en uitgesproken te Curaçao op 16 juli 2020, in tegenwoordigheid van de griffier.
Tegen de beslissing op het verzoek om voorlopige voorziening staat geen hoger beroep open. Zie hoofdstuk 5 van de Lar.