ECLI:NL:OGEAC:2020:184

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
10 juli 2020
Publicatiedatum
24 juli 2020
Zaaknummer
CUR201804433
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van de optieverklaring tot verkrijging van het Nederlanderschap en de bewijslast in bestuursrechtelijke procedures

In deze zaak heeft het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao op 10 juli 2020 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de afwijzing van een optieverklaring tot verkrijging van het Nederlanderschap door eiseres. Eiseres, geboren op 11 november 1962 en van Jamaicaanse nationaliteit, heeft zich op 10 december 1998 op Curaçao gevestigd en heeft in 1999 een samenlevingscontract gesloten met haar partner, die de Nederlandse nationaliteit heeft. De Gouverneur van Curaçao heeft op 24 april 2018 de optieverklaring van eiseres afgewezen, omdat zij niet voldaan zou hebben aan de voorwaarde van vijftien jaren onafgebroken toelating binnen het Koninkrijk, aangezien zij volgens de bevolkingsadministratie niet met haar echtgenoot zou hebben samengewoond in de relevante periode van 20 februari 2003 tot 9 augustus 2004.

Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen deze afwijzing en heeft op 10 september 2018 beroep ingesteld. Tijdens de zitting op 8 juli 2020 heeft eiseres, bijgestaan door haar gemachtigde en een gerechtstolk, haar standpunt toegelicht. Het Gerecht heeft vastgesteld dat eiseres voldoende bewijs heeft geleverd dat zij in de relevante periode met haar echtgenoot heeft samengewoond, onder andere door documenten en verklaringen van derden. Het Gerecht oordeelde dat de Gouverneur ten onrechte had aangenomen dat eiseres niet aan de voorwaarden voldeed en heeft de beschikking op bezwaar vernietigd. Verweerder is opgedragen binnen drie maanden een nieuwe beslissing te nemen op het bezwaar en het griffierecht van NAf 150 aan eiseres te vergoeden.

Uitspraak

Uitspraak van 10 juli 2020
Zaaknummer: CUR201804433
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO
UITSPRAAK
op het beroep in de zin van de
Landsverordening administratieve rechtspraak (LAR) van:
[eiseres],wonende te Curaçao (hierna: eiseres),
gemachtigde: M.J. Saavedra Ramirez,
gericht tegen:
DE GOUVERNEUR VAN CURAÇAO, zetelend in Curaçao (hierna: verweerder),
gemachtigden: mr. F. Guachati en drs. J.A. de Kort.

1.PROCESVERLOOP

1.1
Bij beschikking van 24 april 2018 heeft verweerder geweigerd de door eiseres afgelegde optieverklaring tot verkrijging van het Nederlanderschap te bevestigen (hierna: de afwijzing).
1.2
Eiseres heeft op 29 mei 2018 daartegen bezwaar gemaakt.
1.3
Verweerder heeft bij beschikking van 1 augustus 2018 het bezwaar ongegrond verklaard.
1.4
Eiseres heeft op 10 september 2018 tegen de beschikking op bezwaar beroep ingesteld bij dit Gerecht. Eiseres heeft daarvoor een bedrag aan griffierecht betaald van NAf 150.
1.5
Verweerder heeft op 5 juni 2019 een verweerschrift ingediend.
1.6
De zitting heeft plaatsgevonden op 8 juli 2020. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde en een gerechtstolk Engels. Namens verweerder zijn verschenen zijn gemachtigden.

2.FEITEN

2.1
Eiseres is geboren op 11 november 1962 en heeft de Jamaicaanse nationaliteit.
2.2
Eiseres heeft zich op 10 december 1998 vanuit Jamaica gevestigd op Curaçao. Aan eiseres is een vergunning tot tijdelijk verblijf verleend om als inwonende dienstbode werkzaam te zijn op het adres [straatnaam 1] 360.
2.3
Op 30 juli 1999 is eiseres een samenlevingscontract aangegaan met [partner], die de Nederlandse nationaliteit heeft. In het samenlevingscontract is als woonadres van eiseres vermeld het adres [straatnaam 2] 134. De politie heeft destijds ter controle een bezoek aan dit adres afgelegd.
2.4
Op 14 december 2000 zijn beide kinderen van eiseres – [dochter] (26 maart 1987) en [zoon] (28 november 1985) – als toerist Curaçao binnengekomen. Nadat zij toelating hadden verkregen, zijn zij op 4 april 2002 ingeschreven op het adres [straatnaam 2] 134.
2.5
Na de komst van de kinderen hebben eiseres en haar partner Dinzey een stenen woning gebouwd op het perceel [straatnaam 2] 134. Dit perceel behoorde toe aan de ouders van [partner]. Het houten huis waarin de ouders woonden, is gesloopt.
2.6
Op 11 mei 2002 is eiseres gehuwd met [partner]. Nadien hebben zij een huwelijksreis gemaakt naar Jamaica.
2.7
Bij beschikking van 27 november 2002 is aan eiseres een vergunning tot verblijf bij de echtgenoot verleend. Aan die vergunning is de voorwaarde verbonden dat eiseres samenwonend dient te zijn met haar echtgenoot [partner]. Op de vergunning is vermeld dat wanneer de aan de verblijfsvergunning verbonden voorwaarden niet langer worden nagekomen of daaraan niet langer wordt voldaan, de betrokkene geacht wordt niet te zijn toegelaten. Verder is op de vergunning als adres vermeld [straatnaam 2] 134.
2.8
Volgens de bevolkingsadministratie (Kranshi) staat eiseres sinds 10 december 1998 ingeschreven op het adres [straatnaam 1] 360. Sinds 9 augustus 2004 staat zij ingeschreven op het adres [straatnaam 2] 134.
2.9
De echtgenoot van eiseres staat vanaf zijn geboorte ingeschreven op het adres [straatnaam 2] 134.
2.1
Op 20 februari 2018 heeft eiseres een verzoek ingediend tot verkrijging van het Nederlanderschap (optieverklaring).
2.11
Verweerder heeft het verzoek van eiseres afgewezen omdat eiseres niet tenminste vijftien jaren onafgebroken toelating binnen het Koninkrijk heeft gehad. Volgens verweerder is de vergunning verleend op de voorwaarde dat zij samenwonend dient te zijn met haar echtgenoot. Uit de bevolkingsadministratie blijkt volgens verweerder dat eiseres tot 9 augustus 2004 niet met haar echtgenoot heeft samengewoond. Hierdoor voldeed eiseres niet aan de in de vergunning opgenomen voorwaarde en kan niet geacht worden dat eiseres tot Curaçao toelating heeft, aldus verweerder.

3.GESCHIL

In geschil is of verweerder terecht het verzoek heeft afgewezen. In het bijzonder is in geschil of eiseres en haar echtgenoot in de periode van 20 februari 2003 tot 9 augustus 2004 hebben samengewoond. Eiseres beantwoordt deze laatste vraag bevestigend, verweerder ontkennend.

4.OVERWEGINGEN

4.1
Op grond van artikel 6, lid 1, letter g Rijkswet op het Nederlanderschap (hierna: Rijkswet) verkrijgt de vreemdeling die gedurende ten minste drie jaren de echtgenoot is van een Nederlander en gedurende een onafgebroken periode van ten minste vijftien jaren toelating en hoofdverblijf heeft in het Europese deel van Nederland, Aruba, Curaçao, Sint Maarten of de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba het Nederlanderschap na het afleggen van een daartoe strekkende schriftelijke optieverklaring.
4.2
Op grond van artikel 2, letter c Besluit verkrijging en verlies Nederlanderschap (hierna: het Besluit) is de Gouverneur van Curaçao bevoegd tot het in ontvangst nemen van optieverklaringen.
4.3
Op grond van artikel 6, lid 3 Rijkswet beoordeelt de Gouverneur aan de hand van de overgelegde stukken de gronden waarop de verklaring berust. Indien aan de vereisten is voldaan, bevestigt hij schriftelijk de verkrijging van het Nederlanderschap.
4.4
Op grond van artikel 22, lid 1 Besluit onderzoekt de Gouverneur de verblijfsrechtelijke status van de optant.
4.5
Uit de aard van de toelating van eiseres vloeit voort dat deze afhankelijk is van de feitelijke vraag of eiseres en haar echtgenoot op hetzelfde adres samenwonen. Uit een onderzoek in de bevolkingsadministratie is het verweerder gebleken dat eiseres en haar echtgenoot gedurende een zekere periode niet op hetzelfde adres stonden ingeschreven.
4.6
Nu twijfel bestaat omtrent de feitelijke vraag of eiseres en haar echtgenoot in de periode van 20 februari 2003 tot 9 augustus 2004 hebben samengewoond, ligt het op de weg van eiseres als meest gerede partij om aannemelijk te maken dat zij gedurende voornoemde periode wel heeft samengewoond met haar echtgenoot.
4.7
Eiseres heeft in dat verband gesteld dat zij in die periode met haar echtgenoot heeft samengewoond op het adres [straatnaam 2] 134. Ter onderbouwing van deze stelling heeft eiseres tal van documenten ingebracht. Deze documenten hebben nagenoeg allemaal betrekking op de periode vóór 20 februari 2003 en na 9 augustus 2004. De documenten die betrekking hebben op de van belang zijnde periode zijn een gezondheidscertificaat en een factuur van SAMER Trading Meubles. Op deze documenten is bij de naam van eiseres het adres [straatnaam 2] 134 vermeld.
4.8
Verder heeft eiseres ter onderbouwing van haar stelling erop gewezen dat in het samenlevingscontract van 30 juli 1999 het adres [straatnaam 2] 134 is vermeld (zie 2.3), dat de politie ter controle een bezoek op dit adres heeft afgelegd (zie 2.3), dat beide kinderen sinds hun komst naar Curaçao in december 2000 op dit adres woonachtig zijn, dat beide kinderen vanaf 4 april 2002 op dit adres staan ingeschreven (zie 2.4), dat zij na de komst van de kinderen tezamen met haar echtgenoot een stenen woning op dit adres heeft gebouwd (zie 2.5), dat de op 27 november 2002 verleende vergunning tot verblijf bij de echtgenoot ook dit adres vermeldt (zie 2.6), en dat facturen van Setel Telecom vanaf 2001 zijn gesteld op naam van eiseres met vermelding van het adres [straatnaam 2] 134.
4.9
Voorts heeft eiseres gewezen op een brief van haar huisarts dr. [huisarts] van 5 september 2019 waarin het volgende is geschreven:
“Ondergetekende verklaart dat bovenvermelde patiënt ingeschreven staat in mijn praktijk sedert juni 1999. Sedert die tijd werd zij regelmatig gezien op consult.
In mijn administratie staat zij geregistreerd met de volgende gegevens vanaf de aanvang:
[eiseres]
(…)
Adres: [straatnaam 2] 134
[wijk].
Bovendien verklaar ik dat ik zelf ook in de buurt heb gewoond, vanaf 1992 t/m 2014, t.w. aan de [straatnaam] 269, gelegen in het verkavelingsplan van [straatnaam 2] Noord en dat ik regelmatig langs reed en zelfs een tot tweemaal op het adres van betrokkene op bezoek ben geweest en betrokkene steeds op haar bovenvermelde adres aantrof.”
4.1
Gelet op hetgeen eiseres ter onderbouwing heeft aangevoerd, acht het Gerecht aannemelijk dat eiseres reeds voorafgaande aan de periode van 20 februari 2003 tot 9 augustus 2004 heeft samengewoond met haar echtgenoot op het adres [straatnaam 2] 134. Nu tussen partijen niet in geschil is dat eiseres ook na voornoemde periode heeft samengewoond met haar echtgenoot, ligt het naar het oordeel van het Gerecht voor de hand dat eiseres ook in de bewuste periode heeft samengewoond. Eiseres is dus geslaagd in haar bewijslast.
4.11
Gelet op het vorenstaande mocht verweerder bij de besluitvorming niet ervan uitgaan dat eiseres in de periode van 20 februari 2003 tot 9 augustus 2004 geen toelating tot Curaçao heeft gehad. Dit brengt mee dat verweerder niet de conclusie mocht trekken dat eiseres niet heeft voldaan aan de in artikel 6, lid 1, letter g Rijkswet neergelegde voorwaarde dat zij gedurende een onafgebroken periode van ten minste vijftien jaar toelating in Curaçao heeft gehad.
4.12
Verweerder heeft daarom een onjuiste grond aan het bestreden besluit ten grondslag gelegd. De beschikking op bezwaar dient te worden vernietigd. Verweerder dient binnen drie maanden een nieuwe beslissing te nemen op het bezwaar.

5.PROCESKOSTEN EN GRIFFIERECHT

5.1
Het Gerecht ziet geen aanleiding voor een vergoeding van de proceskosten, nu niet is gebleken van kosten die voor vergoeding in aanmerking komen.
5.2
Wel dient verweerder op grond van artikel 17, lid 7 LAR het door eiseres betaalde griffierecht van NAf 150 aan haar te vergoeden.

6.DE BESLISSING

Het Gerecht:
  • verklaarthet beroep
    gegrond;
  • vernietigtde beschikking op bezwaar;
  • gelastdat verweerder binnen drie maanden een nieuwe beslissing op het bezwaar neemt met inachtneming van deze uitspraak; en
  • draagtverweerder
    ophet door eiseres betaalde griffierecht van NAf 150 te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.J.H. van Suilen, rechter, en uitgesproken op 10 juli 2020, in tegenwoordigheid van de griffier mr. S.N. Aswani.
De griffier, De rechter,
Afschriften zijn per e-mail op 10 juli 2020 aan partijen verzonden.
HOGER BEROEP
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen
zes wekenna de verzenddatum hoger beroep instellen bij het
Gemeenschappelijk Hof van Justitie.Zie hoofdstuk 5 LAR.