ECLI:NL:OGEAC:2020:134

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
3 april 2020
Publicatiedatum
26 mei 2020
Zaaknummer
500.00299/19
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gekwalificeerde doodslag en diefstal met geweld in Curaçao

Op 3 april 2020 heeft het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van gekwalificeerde doodslag en diefstal met geweld. De zaak betreft de dood van een hoogbejaarde man, die op 2 april 2015 in zijn woning werd aangetroffen. De verdachte, geboren in 1985, werd beschuldigd van het opzettelijk van het leven beroven van het slachtoffer door de luchttoevoer te belemmeren, wat leidde tot verstikking. De verdachte werd bijgestaan door zijn raadsman, mr. H.C. van Blarcum, en de officier van justitie, mr. C.H. Hato, eiste een gevangenisstraf van 18 jaar. Het Gerecht oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor vol opzet op de dood, maar dat er wel sprake was van voorwaardelijk opzet. De verdachte werd schuldig bevonden aan medeplegen van doodslag, gevolgd door diefstal, en kreeg een gevangenisstraf van 16 jaar opgelegd. Daarnaast werd de verdachte veroordeeld tot schadevergoeding aan de benadeelde partij, die materiële schade had geleden door de dood van het slachtoffer. De vordering tot immateriële schade werd afgewezen, omdat deze niet in aanmerking kwam voor vergoeding volgens het Burgerlijk Wetboek.

Uitspraak

Parketnummer: 500.00299/19
Uitspraak: 3 april 2020 Tegenspraak
Vonnis van dit Gerecht
in de strafzaak tegen de verdachte:
[VERDACHTE],
geboren op [geboortedatum] 1985 in [geboorteplaats],
wonende in [woonplaats], [adres],
thans gedetineerd in het huis van bewaring in Curaçao.
Onderzoek van de zaak
Het onderzoek ter openbare terechtzitting heeft plaatsgevonden op 13 maart 2020. De verdachte is verschenen, bijgestaan door zijn raadsman, mr. H.C. van Blarcum, advocaat in Curaçao.
De benadeelde partij [benadeelde partij] heeft zich ter terechtzitting gevoegd in het strafproces met een vordering tot schadevergoeding.
De officier van justitie, mr. C.H. Hato- [verbalisant 3], heeft ter terechtzitting gevorderd dat het Gerecht het primair ten laste gelegde bewezen zal verklaren en de verdachte daarvoor zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van
18 jaren met aftrek van voorarrest.
Haar vordering behelst voorts de volledige toewijzing van de vordering van de benadeelde partij en de oplegging van een daarbij behorende schadevergoedingsmaatregel aan de verdachte.
De raadsman heeft primair bepleit dat de verdachte zal worden vrijgesproken van het ten laste gelegde en subsidiair een strafmaatverweer gevoerd. Voorts heeft de raadsman verweer gevoerd ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd:
dat hij, op of omstreeks 2 april 2015, althans op een tijdstip in of omstreeks de maand april 2015, te Curaçao, tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, opzettelijk [SLACHTOFFER] van het leven heeft beroofd, immers heeft hij verdachte en/of zijn, verdachte's, mededaders opzettelijk,
 ( (met kracht) de neus en de mond van die [SLACHTOFFER] dichtgedrukt en/of dichtgehouden, dan wel een kussen en/of een dekbed/deken en/of een overhemd, althans een (zacht) voorwerp op de mond en de neus van die [SLACHTOFFER] gedrukt en gedrukt gehouden en/ of de hals van die [SLACHTOFFER] dichtgedrukt/ dichtgetrokken/ geknepen (gehouden) en/of naar achteren gestrekt en/of geduwd en/of de handen en/of benen van die [SLACHTOFFER] met elektrische bedradingen heeft vastgebonden en/of dichtgeplakt, tengevolge waarvan voornoemde [SLACHTOFFER] geen/onvoldoende lucht en/of zuurstof heeft kunnen krijgen en/of (dientengevolge) is overleden,
althans een of meer handelingen heeft verricht waardoor de luchttoevoer voor die [SLACHTOFFER] werd belemmerd, in elk geval een of meer handelingen heeft verricht die het ademen door [SLACHTOFFER] (tijdelijk) onmogelijk heeft gemaakt, ten gevolge waarvan voornoemde [SLACHTOFFER] is overleden,
welke vorenomschreven doodslag werd gevolgd en/of vergezeld en/of voorafgegaan van enig strafbaar feit, te weten, -diefstal, al dan niet, met geweld en/of bedreiging met geweld- het met oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening wegnemen van:
• één of meerdere geldbedragen en/of.
• alcoholische dranken en/of
althans (een) goed(eren) geheel of ten dele toebehorende aan die [SLACHTOFFER], in elk geval (een) ander(en) dan aan hem, verdachte, en/of zijn, verdachte's mededader(s), en welke doodslag werd gepleegd met het oogmerk om de uitvoering van dat feit/die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en/of andere deelnemer(s) aan dat feit/ die diefstal, hetzij straffeloosheid, hetzij het bezit van het wederrechtelijk verkregene te verzekeren;
(artikel 2:260 j° 1:123 van het Wetboek van Strafrecht van Curaçao)
althans, indien het voorgaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
dat hij, op of omstreeks 2 april 2015, althans op een tijdstip in of omstreeks de maand april 2015, te Curaçao, tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, opzettelijk en- al dan niet- met voorbedachten rade [SLACHTOFFER] van het leven heeft beroofd, immers heeft/hebben hij verdachte en/of zijn,
verdachtes, mededader(s), opzettelijk en -al dan niet- na kalm beraad en rustig overleg,
• ( (met kracht) de neus en de mond van die [SLACHTOFFER] dichtgedrukt en/of dichtgehouden, dan wel een kussen en/of een dekbed/deken en/of een overhemd, althans een (zacht) voorwerp op de mond en de neus van die [SLACHTOFFER] gedrukt en gedrukt gehouden en/ of de hals van die [SLACHTOFFER] dichtgedrukt/ dichtgetrokken/ geknepen (gehouden) en/ of naar achteren gestrekt en/of geduwd en/of de handen en/of benen van die [SLACHTOFFER] met elektrische bedradingen heeft vastgebonden en/of dichtgeplakt, tengevolge waarvan voornoemde [SLACHTOFFER] geen/onvoldoende lucht en/of zuurstof heeft kunnen krijgen en/of (dientengevolge) is overleden,
althans een of meer handelingen heeft verricht waardoor de luchttoevoer voor die [SLACHTOFFER] werd belemmerd, in elk geval een of meer handelingen heeft verricht die het ademen door [SLACHTOFFER] (tijdelijk) onmogelijk heeft gemaakt, tengevolge waarvan voornoemde [SLACHTOFFER] is overleden;
(artikel 2:262, 2:259 j° 1:123 van het Wetboek van Strafrecht van Curaçao)
en/of
dat hij op of omstreeks 2 april 2015, althans op een tijdstip in of omstreeks de maand april 2015, te Curaçao, tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen,
• een of meerdere geldbedragen en/of,
• alcoholische dranken en/of,
in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [SLACHTOFFER], in elk geval aan een ander of anderen dan aan hem, verdachte, en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/ of vergezeld en/ of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [SLACHTOFFER], gepleegd door hem, verdachte, en/of zijn mededader(s) met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of zijn mededader(s), hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
bestaande dat geweld en/of die bedreiging met geweld uit het opzettelijk,
• ( (met kracht) de neus en de mond van die [SLACHTOFFER] dichtgedrukt en/ of dichtgehouden, dan wel een kussen en/of een dekbed/deken en/of een overhemd, althans een (zacht) voorwerp op de mond en de neus van die [SLACHTOFFER] gedrukt en gedrukt gehouden en/of de hals van die [SLACHTOFFER] dichtgedrukt/ dichtgetrokken/ geknepen (gehouden) en/of naar achteren gestrekt en/of geduwd en/of de handen en/of benen van die [SLACHTOFFER] met elektrische bedradingen heeft vastgebonden en/of dichtgeplakt, tengevolge waarvan voornoemde [SLACHTOFFER] geen/onvoldoende lucht en/of zuurstof heeft kunnen krijgen en/of (dientengevolge) is overleden,
althans een of meer handelingen heeft verricht waardoor de luchttoevoer voor die [SLACHTOFFER] werd belemmerd, in elk geval een of meer handelingen heeft verricht die het ademen door [SLACHTOFFER] (tijdelijk) onmogelijk heeft gemaakt, tengevolge waarvan voornoemde [SLACHTOFFER] is overleden;
en/of
dat hij op of omstreeks 2 april 2015, althans op een tijdstip in of omstreeks de maand april 2015, te Curaçao, tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, met het oogmerk om zichzelf en/of (een) ander(en) wederechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld die [SLACHTOFFER], heeft gedwongen tot afgifte van,
• één of meerdere geldbedragen en/of,
• alcoholische dranken en/ of,
in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [SLACHTOFFER], in elk geval aan een ander of anderen dan aan hem, verdachte, en/of zijn mededader(s),
bestaande dat geweld en/ of die bedreiging met geweld uit het opzettelijk,
• ( (met kracht) de neus en de mond van die [SLACHTOFFER] dichtgedrukt en/of dichtgehouden, dan wel een kussen en/of een dekbed/deken en/of een overhemd, althans een (zacht) voorwerp op de mond en de neus van die [SLACHTOFFER] gedrukt en gedrukt gehouden en/of de hals van die [SLACHTOFFER] dichtgedrukt/ dichtgetrokken/ geknepen (gehouden) en/of naar achteren gestrekt en/of geduwd en/of de handen en/of benen van die [SLACHTOFFER] met elektrische bedradingen heeft vastgebonden en/of dichtgeplakt, tengevolge waarvan voornoemde [SLACHTOFFER] geen/onvoldoende lucht en/of zuurstof heeft kunnen krijgen en/of (dientengevolge) is overleden,
althans een of meer handelingen heeft verricht waardoor de luchttoevoer voor die [SLACHTOFFER] werd belemmerd, in elk geval een of meer handelingen heeft verricht die het ademen door [SLACHTOFFER] (tijdelijk) onmogelijk heeft gemaakt, ten gevolge waarvan voornoemde [SLACHTOFFER] is overleden;
(artikel 2:291, 2:294 j° 1:123 van het Wetboek van Strafrecht van Curaçao)
Formele voorvragen
Het Gerecht stelt vast dat de dagvaarding geldig is, dat het bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
Bewijsoverwegingen
Uit de bewijsmiddelen volgt dat sprake is geweest van een diefstal in een woning, waarbij de bewoner is komen te overlijden. Dit is primair tenlastegelegd als het medeplegen van gekwalificeerde doodslag. Het Gerecht zal hierna zijn oordeel over opzet op de dood (a), medeplegen (b) en de betrokkenheid van verdachte (c) nader motiveren.
a.
Met betrekking tot het opzet van de verdachte op de dood van het slachtoffer overweegt het Gerecht als volgt.
Voor vol opzet ziet het Gerecht onvoldoende bewijs; het heeft er alle schijn van dat voor de dader de diefstal voorop stond en dat het slachtoffer daarbij niet mocht hinderen, maar dat het niet zonder meer de bedoeling was om hem te doden.
Niettemin komt het Gerecht tot bewijs van opzet. Voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg – zoals hier de dood – is aanwezig indien de dader zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat dat gevolg zal intreden. De beantwoording van de vraag of een gedraging deze aanmerkelijke kans in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval, waarbij betekenis toekomt aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht. Er is geen grond de aanmerkelijke kans afhankelijk te stellen van de aard van het gevolg. Het zal moeten gaan om kans die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten.
Voor de vaststelling dat de dader zich willens en wetens heeft blootgesteld aan zulk een kans is niet alleen vereist dat deze wetenschap heeft van de aanmerkelijke kans dat het gevolg zal intreden, maar ook dat hij die kans ten tijde van de gedraging bewust heeft aanvaard.
Uit de bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang bezien, en met name uit de wijze van aantreffen van het slachtoffer, leidt het Gerecht af dat de doodsoorzaak van het slachtoffer is gelegen in verstikking als gevolg van het smoren van de luchttoevoer door middel van het aangetroffen overhemd. Daarnaast was het slachtoffer aan handen en voeten gebonden, zodat hij het overhemd niet kon verwijderen. Het kan naar het oordeel van het Gerecht niet anders, dan dat de dader van de overval hiervoor verantwoordelijk is geweest.
Het smoren van de luchttoevoer door middel van een lap stof brengt naar algemene ervaringsregels de aanmerkelijke kans met zich dat een slachtoffer, temeer wanneer dit een hoogbejaarde persoon betreft zoals het slachtoffer, als gevolg daarvan zal komen te overlijden. Er is geen reden om aan te nemen dat de dader zich van die kans niet bewust is geweest. Voorts is het Gerecht van oordeel dat dader door te handelen zoals bewezen verklaard die aanmerkelijke kans bewust heeft aanvaard.
Gelet op het vorenstaande acht het Gerecht voorwaardelijk opzet op het overlijden van het slachtoffer bewezen.
b.
Het Gerecht acht bewezen dat de diefstal door meer dan één persoon is uitgevoerd, zodat sprake is van medeplegen. Dit leidt het Gerecht af uit de uit de bewijsmiddelen naar voren komende wijze van uitvoeren van de diefstal, zoals het vastbinden van het slachtoffer, die duidt op een uitvoering door meerdere personen, in combinatie met de bevindingen van het NFI dat op het onderzochte stuk stof DNA-mengprofielen werden waargenomen die niet van het slachtoffer waren.
c.
De raadsman heeft voorts bepleit dat de verdachte van het ten laste gelegde zal worden vrijgesproken, omdat verdachte niet bij de feiten betrokken is geweest. De raadsman heeft daartoe aangevoerd dat de verdachte nooit bij de woning van het slachtoffer is geweest.
Het Gerecht overweegt met betrekking tot het verweer van de raadsman als volgt.
Uit de bewijsmiddelen blijkt dat de vingerafdruk van de verdachte is aangetroffen op een gedeelte van de opengebroken kluis in de woning. In beginsel is dit redengevend voor het daderschap van verdachte. De verdachte heeft te dezer zake geen aannemelijke, die redengevendheid ontzenuwende, verklaring gegeven. Ter terechtzitting heeft de verdachte weliswaar de mogelijkheid geopperd dat hij in de periode waarin het bewezen verklaarde zich heeft afgespeeld als timmerman rond Curaçao heeft gewerkt en dat hij veel houten bouwwerken in de buurt van Banda Bou heeft gemaakt, maar deze stelling is door de verdachte verder niet onderbouwd en bovendien heeft hij hieromtrent bij de politie niets verklaard. Dat zijn vingerafdruk op die wijze op het stuk hout is terechtgekomen, verhoudt zich overigens ook niet met de plaats van aantreffen van die vingerafdruk. Deze is immers aangetroffen op een geverfde verticale plank aangebracht ter afsluiting van de kluis, die klaarblijkelijk is afgebroken om de toegangsdeur van de kluis te forceren. Juist op die plank is de vingerafdruk van de verdachte aangetroffen, zodat de vingerafdruk bij uitstek als een daderspoor is aan te merken. Het door verdachte gepresenteerde alternatieve scenario is dan ook niet aannemelijk geworden.
Naast het aantreffen van de vingerafdruk van de verdachte, is uit de bewijsmiddelen ook gebleken dat de door de getuige [getuige 1] op de avond van
1 april 2015 voor de woning van het slachtoffer aangetroffen auto, een grijsgelakte KIA Spectra, in kleur en type overeenkomt met de auto waarin de verdachte naar diens verklaring destijds reed.
Gelet op het vorenstaande, in onderlinge samenhang bezien, acht het Gerecht bewezen dat de verdachte zich aan het feit zoals bewezen verklaard schuldig heeft gemaakt.
Hetgeen de raadsman overigens nog heeft aangevoerd, leidt niet tot nadere oordelen dan hier gegeven.
Bewezenverklaring
Het Gerecht acht – op grond van de hierna weergegeven bewijsmiddelen en de nadere bewijsoverwegingen, in onderling verband en samenhang beschouwd – wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande:
dat hij, op of omstreeks 2 april 2015,
althans op een tijdstip in of omstreeks de maand april 2015, te Curaçao, tezamen en in vereniging met anderen of een ander,
althans alleen,opzettelijk [SLACHTOFFER] van het leven heeft beroofd, immers heeft hij verdachte en/of zijn,
verdachtes, mededaders opzettelijk,
 (
(met kracht) de neus en de mond van die [SLACHTOFFER] dichtgedrukt en/of dichtgehouden, dan wel een kussen en/of een dekbed/deken en/of een overhemd, althanseen (zacht) voorwerp op de mond en de neus van die [SLACHTOFFER] gedrukt en gedrukt gehouden en
ofde hals van die [SLACHTOFFER]
dichtgedrukt/dichtgetrokken/geknepen (gehouden) en/ofnaar achteren
gestrekt en/ofgeduwd en
/of de handen en
/ofbenen van die [SLACHTOFFER] met elektrische bedradingen heeft vastgebonden
en/of dichtgeplakt,ten gevolge waarvan voornoemde [SLACHTOFFER] geen/onvoldoende lucht en/of zuurstof heeft kunnen krijgen en
/of (dientengevolge
)is overleden
,
althans een of meer handelingen heeft verricht waardoor de luchttoevoer voor die [SLACHTOFFER] werd belemmerd, in elk geval een of meer handelingen heeft verricht die het ademen door [SLACHTOFFER] (tijdelijk) onmogelijk heeft gemaakt, ten gevolge waarvan voornoemde [SLACHTOFFER] is overleden,
welke vorenomschreven doodslag werd gevolgd en/of vergezeld en/of voorafgegaan van enig strafbaar feit, te weten, -diefstal, al dan niet, met geweld en/of bedreiging met geweld- het met oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening wegnemen van:
• één of meerdere geldbedragen en
/of
• alcoholische dranken
en/of
althans (een) goed(eren) geheel of ten deletoebehorende aan die [SLACHTOFFER],
in elk geval (een) ander(en) dan aan hem, verdachte, en/of zijn, verdachtes mededader(s),en welke doodslag werd gepleegd met het oogmerk om de uitvoering van
dat feit/die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en/of andere deelnemer(s) aan
dat feit/die diefstal, hetzij straffeloosheid, hetzij het bezit van het wederrechtelijk verkregene te verzekeren.
Het Gerecht acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd (
cursief). De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsmiddelen
Het Gerecht grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan, op de feiten en omstandigheden die in de hierna volgende bewijsmiddelen zijn vervat en redengevend zijn voor de bewezenverklaring. [1]
Voorts wordt opgemerkt dat in de bewijsmiddelen geen (expliciete) landsaanduiding is opgenomen, maar dat algemeen bekend is dat de in die bewijsmiddelen wel opgenomen plaatsen zijn gelegen in Curaçao.

1.[echtgenote slachtoffer] deed op 2 april 2015 aangifte van het aantreffen van het levenloze lichaam van haar echtgenoot, [slachtoffer]. Zij heeft daarbij verklaard:

“Gisteravond, op 1 april 2015, heeft mijn kleinzoon [naam kleinzoon] nog johnny cake en een kopje thee naar mijn man [slachtoffer] (Gerecht: het slachtoffer) gebracht. Dit was omstreeks 20:30 uur en 21:00 uur.
Op 2 april 2015, omstreeks 7:40 uur, liep ik naar de slaapkamer van mijn man [slachtoffer]. Ik merkte dat zijn handen en voeten vastgebonden waren en dat hij een doek op zijn gezicht had. [naam kleinzoon] voelde aan de voeten van [slachtoffer] en deze voelden koud aan. Ook heeft [naam kleinzoon] het doek of blouse van het gezicht van het slachtoffer gehaald. Mijn dochter [naam dochter] voelde dat hij koud was en zei dat hij al dood is.
Weggenomen: geld en sterke drank (ponche crema, bacardi en whiskey), die op het bed van het slachtoffer lagen.” [2]

2.Op 2 april 2019 omstreeks 10:00 uur, werden de verbalisanten van Team Forensische Opsporing, naar aanleiding van een melding van een diefstal met geweldpleging met dodelijke afloop, gedirigeerd naar het adres [adres 1], thans Kaya [naam kaya] in de wijk [naam wijk]. De verbalisanten hebben het volgende gerelateerd:

“Het slachtoffer werd liggend op zijn rug aangetroffen op het bed. Handen en voeten waren vastgebonden met elektrische snoeren.
Bij het bekijken met forensisch licht zagen wij een crèmekleurig textiel op de neusrug en keel van het lichaam. Voor wat betreft de kleur komt deze overeen met het overhemd dat de kleinzoon van het gezicht van het slachtoffer had verwijderd.
Bij het beschijnen van het overhemd met verschillende lichtspectrums zagen wij een vochtig gedeelte op het overhemd.
Op dinsdag 10 april 2015, omstreeks 13.00 uur is door dr. Driessche, werkzaam als arts-patholoog bij het ADC, sectie verricht op het slachtoffer genaamd [slachtoffer] geboren op Curaçao op 20 april 1924. Het intreden van de dood kan worden verklaard door:

de combinatie van deze letsels tezamen kan zeer goed passen bij geweldsinwerking aan de mond en mondbodem met naar achter strekken/duwen van de hals en het hoofd. De bevinding van enkele stipvormige bloeduitstortingen in de bindvliezen van de ogen (sub B) is aspecifiek doch kan gezien worden bij een overlijden door verstikking. Gezien het ontbreken van een andere doodsoorzaak (sub O) en gezien de hierboven beschreven bevindingen kan het overlijden zeer goed verklaard worden aan de hand van belemmering van de luchtwegen (krachtdadig smoren) en hierdoor verstikking (asfyxie). Dit kan overeen komen met de aangeleverde informatie dat aan het gelaat mogelijk een bloes aanwezig geweest zou zijn. ”
Voor het bed was er een oranje geverfde kast met daarvoor een (zelf
vervaardigde) houten kluis. Deze kluis is voorzien van "Juwel cijfercombinatie"
en een hangslot aan de voorkant. De verticale rechterplank van de kluis werd zeer
waarschijnlijk vernield en gedeelte daarvan lag op de vloer.
De (zelf vervaardigde) kluis en afgebrokkelde delen van hout werden met de daartoe bestemde dactyloscopische poeders bestoven. Aan de voorkant van de kluis zijn verticale planken aangebracht dienende ter afsluiting. Aan de voorkant is deze plank oranje en aan de achterkant is het witgeverfd. Bij het bestuiven met dactypoeder werden twee latente dactysporen zichtbaar. Deze twee dactyloscopische sporen warden voorzien van C20 en C21,
Deze sporen zijn ingevoerd in het crime scene bestand Afix.
Alle voor DNA waardige sporen zijn naar het NFI gestuurd voor DNA-onderzoek.
In het resultaat van het NFI werden DNA-mengprofielen waargenomen die niet
van het slachtoffer [SLACHTOFFER] zijn. Het betroffen hier twee DNA-profielen van
minimaal 2 personen aangetroffen in het spoor voorzien van het sporen
identificatie nummer AAAC89O3NL#0l en AAAC89O3NL#02 (afkomstig van een Crème/zwartkleurige stuk lapje, met op bloed gelijkende vlekken.” [3]

3.De verbalisanten [verbalisant 1], [verbalisant 2] en [verbalisant 3] hebben op 31 juli 2019 het volgende bevonden:

“Op donderdag 2 april 2015, had ik, [verbalisant 2] het dactyloscopische spoor
gewaarmerkt met het dacty nummer C20 en geregistreerd onder Control ID's: 11834 in het Latent bestand van Afix Tracker vergeleken met de referentieafdrukken voorkomende in het bestand van Afix Tracker.
Op vrijdag 19 juli 2019 werd de verdachte [verdachte] gedactyloscopeerd. Op 23 juli 2019 werd het dactyloscopisch signalement van verdachte automatisch vergeleken met het crime scene bestand van AFIX. Dit onderzoek heeft geleid tot een match van het spoor 11834 op een vergelijkingsafdruk van een rechterpink van een persoon geregistreerd in AFIX onder nummer 9380, [verdachte].
Het spoor onder nummer 11834, welke is aangetroffen op de van hout gemaakte kluis in de slaapkamer van het slachtoffer, is identiek aan de afdruk van de rechterpink van verdachte. Vanwege de eenmaligheid van vinger- en handpalmafdrukken houdt in dat deze sporen afkomstig zijn van verdachte en tevens dat dit spoor van niemand anders afkomstig kan zijn.” [4]

4.Op 8 april 2015 werd een getuigenverklaring van [getuige 1], de buurman van het slachtoffer, opgenomen. Deze verklaarde:

“Op 1 april 2015 omstreeks 22.25 uur stapte ik in mijn auto om naar werk te gaan. Op dat moment, bijna aan het einde van mijn straat ter hoogte van de muur van het gele huis, zag ik een grijsgelakte Kia Spectra. Voornoemde Kia Spectra stond in het donker aan de kant van de weg. Ik vond de auto wel een beetje verdacht daar staan.” [5]

5.Op 27 augustus 2019 werd de verdachte door de politie gehoord. Tijdens dit verhoor verklaarde de verdachte:

“In 2015, toen ik 30 jaren oud was, had ik onder meer een Kia Spectra bestuurd. Deze was grijskleurig.” [6]
Strafbaarheid en kwalificatie van het bewezen verklaarde
Het bewezen verklaarde is voorzien bij en strafbaar gesteld in artikel 2:260 juncto artikel 1:123 van het Wetboek van Strafrecht. Het wordt als volgt gekwalificeerd:
Medeplegen van doodslag, gevolgd en/of vergezeld en/of voorafgegaan van diefstal en gepleegd met het oogmerk om de uitvoering van die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en/of andere deelnemer(s) aan die diefstal, hetzij straffeloosheid, hetzij het bezit van het wederrechtelijk verkregene te verzekeren.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluiten.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten.
De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.
Oplegging van straf
Bij de bepaling van de op te leggen straf wordt gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan, op de mate waarin de gedraging aan de verdachte te verwijten is en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarbij wordt rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals die onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijke strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Verdachte heeft samen met zijn mededader(s) een overval gepleegd waarbij het slachtoffer werd gekneveld en in hulpeloze toestand werd achtergelaten, waarbij bewust de luchttoevoer van het slachtoffer zodanig werd belemmerd, dat hij ten gevolge daarvan is overleden. Het slachtoffer is daarmee het meest fundamentele recht dat een mens toekomt, het recht op leven, ontnomen. De nabestaanden van het slachtoffer is een groot en onherstelbaar verlies en onnoemelijk veel verdriet toegebracht.
Een dergelijke woningoverval met dodelijke afloop schokt de rechtsorde zeer en brengt ook buiten de directe omgeving van het slachtoffer angst en gevoelens van onveiligheid teweeg. Dit een en ander rekent het Gerecht de verdachte zwaar aan.
De verdachte heeft zich hiermee schuldig gemaakt aan een van de ernstigste delicten die het Wetboek van Strafrecht kent, te weten gekwalificeerde doodslag, en daarom kan naar het oordeel van het Gerecht niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die een langdurige onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt.
Bij de bepaling van de straf hanteert het Gerecht zijn oriëntatiepunten straftoemeting, waarin het gebruikelijke rechterlijke straftoemetingsbeleid van het Hof en de Gerechten in eerste aanleg zijn neerslag heeft gevonden. Daarin wordt voor een doodslag met strafverzwaring (gekwalificeerde doodslag), als indicatie een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 16 jaren gegeven.
Voorts neemt het Gerecht omstandigheden in aanmerking die strafverzwarend werken, namelijk dat verdachte zich aan genoemd feit schuldig heeft gemaakt in een woning, een plek waar men zich bij uitstek veilig dient te voelen, jegens een bejaarde man. Voorts heeft verdachte met zijn ontkennende procesopstelling geen inzicht getoond in het kwalijke van zijn handelen.
In strafmatigende zin weegt het Gerecht mee dat van vol opzet op de dood van het slachtoffer niet is gebleken.
Het Gerecht is, na dit een en ander te hebben afgewogen, tot de slotsom gekomen dat de als uitgangspunt in de oriëntatiepunten geformuleerde gevangenisstraf voor de duur van 16 jaar passend en geboden is. De verdachte zal daartoe dan ook worden veroordeeld.
Schadevergoeding
De benadeelde partij [benadeelde partij] heeft zich in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt NAf. 50.000, -, bestaande uit materiële schade ter hoogte van NAf. 8.251,22 en immateriële schade ter hoogte van NAf. 41.748,78.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het Gerecht genoegzaam gebleken dat de benadeelde partij [benadeelde partij] als gevolg van verdachtes bewezen verklaarde handelen rechtstreeks materiële schade, bestaande uit begrafeniskosten en daarmee verband houdende kosten, heeft geleden tot het gevorderde bedrag van
NAf 8.251,22. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden, zodat de vordering tot dat bedrag toewijsbaar is.
Het Gerecht ziet aanleiding daarbij een schadevergoedingsmaatregel als bedoeld in artikel 1:78 van het Wetboek van Strafrecht aan de verdachte op te leggen.
Voor het geval volledige betaling of volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet volgt, zal vervangende hechtenis van na te melden duur worden opgelegd.
De proceskosten van de benadeelde partij zullen ten laste van de verdachte worden gebracht. Tot op heden zijn die proceskosten begroot op nihil.
Het Gerecht is van oordeel dat de vordering van de benadeelde partij voor wat betreft de immateriële schade niet in aanmerking komt voor vergoeding, aangezien het Burgerlijk Wetboek, in het bijzonder artikel 6:106 lid 1 BW, daarvoor geen mogelijkheid biedt. Uit de onderbouwing van de schade volgt dat het geen zogenaamde ‘shockschade’ betreft. Dit deel van de vordering wordt daarom afgewezen.
BESLISSING
Het Gerecht:
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij;
kwalificeert het bewezen verklaarde als hiervoor omschreven;
verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en de verdachte daarvoor strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
16 (zestien) jaren;
beveelt dat de tijd die door de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht;
wijst de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij [benadeelde partij] geleden schade toe tot een bedrag van
NAf 8.251,22(zegge: achtduizend tweehonderd eenenvijftig gulden en tweeëntwintig cent) bestaande uit materiele schade, en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij;
veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken;
wijst de vordering van de benadeelde partij voor het overige af;
legt aan de verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van de benadeelde partij de verplichting op tot betaling aan het Land van een bedrag van
NAf 8.251,22(zegge: achtduizend tweehonderd eenenvijftig gulden en tweeëntwintig cent), bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door 76 (zesenzeventig) dagen hechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;
bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan het Land daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan het Land in zoverre komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door de rechter mr. D. Gruijters, bijgestaan door mr. R.J. Gras en mr. M. Boyd, zittingsgriffiers, en op 3 april 2020 in tegenwoordigheid van de griffier uitgesproken ter openbare terechtzitting van het Gerecht in Curaçao.
uitspraakgriffier:

Voetnoten

1.Hierna wordt, tenzij anders vermeld, telkens verwezen naar ambtsedige - en door de desbetreffende verbalisant(en) in wettelijke vorm opgemaakte - processen-verbaal en overige geschriften, die als bijlagen zijn opgenomen in het eindproces-verbaal van het Korps Politie Curaçao Bureau Roofovervallen Bestrijding, d.d. 21 november 2019, geregistreerd onder proces-verbaalnummer 217/19 en de onderzoeksnaam “[onderzoeksnaam]”, doorgenummerde dossierpagina’s 1 – 115.
2.Proces-verbaal van aangifte d.d. 3 april 2015, pagina’s 14-16.
3.Proces-verbaal van forensisch onderzoek, d.d. 19 augustus 2019, pagina’s 41-73.
4.Proces-verbaal van dactyloscopisch onderzoek d.d. 31 juli 2019, pagina’s 74-77.
5.Proces-verbaal van getuige [getuige 1], d.d. 8 april 2015, pagina 33.
6.Proces-verbaal van (eerste) verhoor verdachte d.d. 27 augustus 2019, pagina 90.