In deze zaak heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Curaçao op 4 mei 2020 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen het Gemeenschappelijk Hof van Justitie en een voormalige ambtenaar, aangeduid als gedaagde in conventie. De zaak betreft de aansprakelijkheid van de gedaagde voor schade die het Hof heeft geleden als gevolg van onrechtmatige handelingen en plichtsverzuim. De gedaagde was werkzaam als vestigingsmanager en griffier en heeft in de periode van 2002 tot en met 2017 gelden van de derdengeldenrekeningen van het Hof opgenomen zonder dat daar een geldige titel voor was. Het Hof heeft de gedaagde aansprakelijk gesteld voor een bedrag van USD 1.148.160, dat het Hof heeft verloren door deze onrechtmatige opnamen.
De gedaagde heeft in reconventie gevorderd dat het Hof onrechtmatig heeft gehandeld en dat de gelegde beslagen geen gelding hebben. Het Gerecht heeft geoordeeld dat het Hof niet ontvankelijk is in zijn vorderingen, omdat de bestuursrechter al een uitspraak had gedaan over de schadevergoeding die de gedaagde aan het Hof moest betalen. Het Gerecht heeft vastgesteld dat de procedure bij de bestuursrechter door de beheerraad van het Hof is gevoerd, en dat deze uitspraak betrekking heeft op het Hof als rechtspersoon. Hierdoor kon het Hof niet opnieuw een civiele procedure starten.
Het Gerecht heeft de gedaagde in conventie niet ontvankelijk verklaard in haar vordering en heeft de proceskosten aan de zijde van het Hof toegewezen. De vordering in reconventie van de gedaagde is eveneens afgewezen, en het Gerecht heeft de gedaagde veroordeeld in de proceskosten van het Hof. Dit vonnis is uitgesproken door rechter mr. C.E.M. Nootenboom-Lock.