Uitspraak
GIROBANK N.V.,
1.Het procesverloop
- het verzoekschrift van 20 december 2019, met producties;
- de aanvullende producties van SOAB;
- de behandeling ter zitting van 3 januari 2020;
- de pleitaantekeningen van de gemachtigden.
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
In deze zaak heeft de stichting Overheidsaccountantsbureau (SOAB) een kort geding aangespannen tegen de Centrale Bank van Curaçao en Sint Maarten (CBCS) en Girobank N.V. SOAB vorderde dat Girobank zou worden verplicht om een bedrag van NAf 2 miljoen over te maken naar haar rekening bij een andere bank, ondanks een door Girobank afgekondigd moratorium dat klanten beperkte in hun opnames. De zaak is behandeld op 3 januari 2020, en de uitspraak volgde op 6 januari 2020.
Het gerecht heeft vastgesteld dat Girobank onder een noodregeling valt, zoals bedoeld in de Landsverordening Toezicht bank- en kredietwezen 1994 (LTBK). Deze regeling houdt in dat Girobank niet kan worden gedwongen om aan haar verplichtingen te voldoen die vóór of na de uitspraak van de noodregeling zijn ontstaan. Het gerecht oordeelde dat de vordering van SOAB niet toewijsbaar was, omdat artikel 31 LTBK bepaalt dat Girobank niet verplicht is om overboekingsopdrachten uit te voeren, en dat de liquiditeitspositie van de bank beschermd moet worden.
Het gerecht verwierp ook het argument van SOAB dat Girobank zich niet op artikel 31 LTBK zou mogen beroepen, omdat er geen bijzondere omstandigheden waren die een uitzondering rechtvaardigden. De vordering werd afgewezen en SOAB werd veroordeeld in de proceskosten van Girobank en CBCS, die op NAf 1.500 werden begroot. De beslissing werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.