ECLI:NL:OGEAC:2020:13

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
6 januari 2020
Publicatiedatum
30 januari 2020
Zaaknummer
CUR201904722
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis in kort geding over de verplichting tot uitkering van tegoed aan rekeninghouder onder noodregeling

In deze zaak heeft de stichting Overheidsaccountantsbureau (SOAB) een kort geding aangespannen tegen de Centrale Bank van Curaçao en Sint Maarten (CBCS) en Girobank N.V. SOAB vorderde dat Girobank zou worden verplicht om een bedrag van NAf 2 miljoen over te maken naar haar rekening bij een andere bank, ondanks een door Girobank afgekondigd moratorium dat klanten beperkte in hun opnames. De zaak is behandeld op 3 januari 2020, en de uitspraak volgde op 6 januari 2020.

Het gerecht heeft vastgesteld dat Girobank onder een noodregeling valt, zoals bedoeld in de Landsverordening Toezicht bank- en kredietwezen 1994 (LTBK). Deze regeling houdt in dat Girobank niet kan worden gedwongen om aan haar verplichtingen te voldoen die vóór of na de uitspraak van de noodregeling zijn ontstaan. Het gerecht oordeelde dat de vordering van SOAB niet toewijsbaar was, omdat artikel 31 LTBK bepaalt dat Girobank niet verplicht is om overboekingsopdrachten uit te voeren, en dat de liquiditeitspositie van de bank beschermd moet worden.

Het gerecht verwierp ook het argument van SOAB dat Girobank zich niet op artikel 31 LTBK zou mogen beroepen, omdat er geen bijzondere omstandigheden waren die een uitzondering rechtvaardigden. De vordering werd afgewezen en SOAB werd veroordeeld in de proceskosten van Girobank en CBCS, die op NAf 1.500 werden begroot. De beslissing werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURACAO
VONNIS IN KORT GEDING
in de hoofdzaak van:
de stichting
STICHTING OVERHEIDSACCOUNTANTSBUREAU,
gevestigd in Curaçao,
eiseres,
gemachtigde: mr. L.N. Asjes,
tegen
1. de naamloze vennootschap

GIROBANK N.V.,

2. de openbare rechtspersoon
CENTRALE BANK VAN CURAÇAO EN SINT MAARTEN,
gevestigd in Curaçao,
verweerders,
gemachtigden: mr. K.D. Keizer en mr. M. Hammoud.
Partijen zullen hierna SOAB, Girobank en CBCS genoemd worden.

1.Het procesverloop

1.1.
Het verloop van de procedures is als volgt:
  • het verzoekschrift van 20 december 2019, met producties;
  • de aanvullende producties van SOAB;
  • de behandeling ter zitting van 3 januari 2020;
  • de pleitaantekeningen van de gemachtigden.
1.2.
Uitspraak is bepaald op vandaag.

2.De feiten

2.1.
Girobank is een kredietinstelling in de zin van de Landsverordening Toezicht bank- en kredietwezen 1994 (LTBK). CBCS is de in de LTBK bedoelde toezichthouder.
2.2.
In 2013 heeft het gerecht op verzoek van CBCS ten aanzien van Girobank de noodregeling als bedoeld in artikel 28 LTBK uitgesproken. Deze noodregeling duurt sindsdien voort.
2.3.
SOAB bankiert bij Girobank.
2.4.
Op 27 november 2019 heeft SOAB Girobank verzocht een bedrag van in totaal NAf 2 miljoen over te maken naar haar rekening bij een andere bank (hierna: de opdracht). Girobank heeft deze opdracht niet uitgevoerd.
2.5.
Op 11 december 2019 heeft Girobank een ‘moratorium’ afgekondigd. Dit hield in dat klanten maximaal in totaal NAf 10.000 van hun op dat moment bestaande tegoed kunnen opnemen.

3.Het geschil

3.1.
SOAB vordert, bij vonnis in kort geding uitvoerbaar bij voorraad, Girobank c.s. te bevelen uitvoering te geven aan de opdracht, op straffe van een dwangsom, en subsidiair zodanig bevel te geven als in goede justitie aangewezen wordt geacht, een en ander met veroordeling van Girobank c.s. in de proceskosten.
3.2.
Girobank c.s. voeren gemotiveerd verweer en concluderen tot afwijzing van de vorderingen, met veroordeling in de proceskosten.

4.De beoordeling

4.1.
SOAB stelt dat zij, omdat zij niet kan beschikken over haar tegoeden op de rekening bij Girobank en omdat veel van haar (overheids)opdrachtgevers via die rekening betalen, in de problemen komt met haar salarisverplichtingen jegens haar medewerkers. Daarmee is voldoende spoedeisend belang gegeven.
4.2.
De vordering strekt ertoe dat SOAB, ondanks het moratorium, alsnog de beschikking krijgt over het deel van haar tegoed op de rekening bij Girobank ten aanzien waarvan zij op 27 november 2019 de opdracht tot overboeking heeft gegeven. Naar het oordeel van het gerecht is de vordering niet toewijsbaar. Het gerecht licht dit oordeel als volgt toe.
4.3.
Bij de beoordeling is het bepaalde in artikel 31 LTBK uitgangspunt. Voor zover van belang luidt dit artikel als volgt:
1. Het uitspreken van de noodregeling heeft tot gevolg dat de kredietinstelling niet kan worden genoodzaakt tot nakoming van zijn schulden die vóór de uitspraak zijn ontstaan, zomin als tot nakoming van zijn schulden, na de uitspraak ontstaan. Aangevangen executiën worden geschorst en gelegde beslagen vervallen. Artikel 32 van het Faillissementsbesluit 1931 is van overeenkomstige toepassing op de in de eerste volzin bedoelde schulden.
2. In afwijking van het bepaalde in het eerste lid kan de Bank uitkeringen doen op de vorderingen waarop het eerste lid van toepassing is, voor zover dit gelet op de liquiditeitspositie van de kredietinstelling verantwoord is.
4.4.
Naar voorlopig oordeel ziet deze bepaling mede op de nakoming door Girobank van verplichtingen tot het uitvoeren van overboekingsopdrachten, zoals de onderhavige opdracht van 27 november 2019. De bepaling moet worden gezien in het kader van de bescherming van de liquiditeitspositie van een onder de noodregeling geplaatste kredietinstelling en het staat buiten kijf dat het overboeken van gelden naar rekeningen van andere banken van invloed is op die liquiditeitspositie. Artikel 31 LTBK heeft dus tot gevolg dat Girobank niet kan worden gedwongen tot het uitvoeren van enige betaalopdracht. Het andersluidende standpunt van SOAB wordt verworpen.
4.5.
Op deze bepaling stuit de vordering jegens Girobank in beginsel af. Girobank is op grond van deze bepaling immers niet verplicht om tot overboeking over te gaan. Bovendien kan een eventuele veroordeling van Girobank om (toch) tot overboeking over te gaan niet worden geëxecuteerd, zodat SOAB ook geen belang heeft bij het verkrijgen van een dergelijke veroordeling.
4.6.
Hieraan doet niet af dat de opdracht tot overboeking dateert van ruim voor het afkondigen van het moratorium. Ook vóór die afkondiging stond artikel 31 LTBK al in de weg aan veroordeling van Girobank om tot overboeking over te gaan. Mogelijk heeft Girobank zonder goede grond niet direct uitvoering gegeven aan de opdracht, terwijl zij in die periode andere opdrachten wel heeft uitgevoerd, zoals SOAB suggereert, maar dat doet er niet aan af dat Girobank niet kan worden gedwongen om tot overboeking over te gaan.
4.7.
SOAB heeft betoogd dat Girobank gedurende de zes jaar sinds het uitspreken van de noodregeling haar bankbedrijf op normale wijze heeft voortgezet en reclame heeft gemaakt om mensen ertoe te brengen hun geld aan haar toe te vertrouwen. Daarmee verdraagt zich volgens SOAB niet dat Girobank nu plotseling gelden achterhoudt. Het gerecht begrijpt dit betoog aldus dat het Girobank volgens SOAB in de gegeven omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid niet vrij staat om zich op artikel 31 LTBK te beroepen.
4.8.
Het gerecht verwerpt dit standpunt. Wat er ook zij van de ter zitting opgeworpen vragen over de duur van de noodregeling en de wijze waarop Girobank sindsdien heeft geopereerd, niet valt in te zien dat de wettelijke bepalingen uit de LTBK zouden moeten worden gepasseerd. Dat geldt te meer, nu geen bijzondere omstandigheden zijn gesteld of gebleken dat SOAB zou moeten worden bevoordeeld boven andere rekeninghouders van Girobank die evenzeer door het moratorium worden getroffen. Het enkele feit dat de overboekingsopdracht al dateert van voor de afkondiging van dat moratorium is daarvoor onvoldoende.
4.9.
De vordering is ook jegens CBCS niet toewijsbaar. Op CBCS rust geen contractuele verplichting om een opdracht tot overboeking uit te voeren. Het gegeven dat CBCS sinds de toepassing van de noodregeling het bestuur vormt van Girobank maakt dit niet anders. Een andere grondslag voor het aannemen van een dergelijke verplichting is niet gebleken.
4.10.
SOAB zal worden veroordeeld in de proceskosten van Girobank c.s.

5.De beslissing

Het Gerecht, oordelend in kort geding:
5.1.
wijst de vordering af;
5.2.
veroordeelt SOAB in de proceskosten van Girobank c.s., begroot op
NAf 1.500;
5.3.
verklaart deze veroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. Th. Veling, rechter in het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao, en in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 6 januari 2020.