ECLI:NL:OGEAC:2020:124

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
4 mei 2020
Publicatiedatum
18 mei 2020
Zaaknummer
CUR201901511
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van huurachterstand en schadevergoeding in huurovereenkomst

In deze zaak vordert eiser, wonende in Curaçao, betaling van achterstallige huur en schadevergoeding van gedaagde, eveneens wonende in Curaçao. De huurovereenkomst tussen partijen is op 1 juni 2015 ingegaan, maar gedaagde heeft sinds juli 2016 geen huur meer betaald, wat heeft geleid tot een betalingsachterstand van NAf 18.000. Eiser heeft de huurovereenkomst per 1 april 2017 beëindigd en gedaagde heeft het appartement ontruimd. Eiser heeft gedaagde schriftelijk in gebreke gesteld en aanspraak gemaakt op schadevergoeding voor schade aan het appartement en incassokosten. Gedaagde heeft de huurachterstand erkend, maar stelt dat hij door persoonlijke omstandigheden in betalingsonmacht verkeert en heeft een betalingsregeling aangeboden. Het Gerecht heeft vastgesteld dat gedaagde niet heeft gereageerd op de onderbouwing van de schade door eiser en heeft geoordeeld dat de vordering van eiser toewijsbaar is. Het Gerecht heeft gedaagde veroordeeld tot betaling van NAf 19.609,43, vermeerderd met wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten, en heeft gedaagde in de proceskosten veroordeeld. Het vonnis is uitgesproken op 4 mei 2020.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO

Zaaknummer: CUR201901511
Vonnis d.d. 4 mei 2020
inzake
[EISER],
wonende in Curaçao,
eiser,
gemachtigde: mr. G.C.A. Scheperboer-Parris,
tegen
[GEDAAGDE],
wonende in Curaçao,
gedaagde,
vertegenwoordigd door [naam 2].
Partijen zullen hierna [eiser] en [gedaagde] worden genoemd.

1.Het procesverloop

1.1.
Het procesverloop blijkt uit:
  • het inleidend verzoekschrift met producties, op 25 april 2019 ter griffie ingediend;
  • de conclusie van antwoord;
  • de de e-mail van 2 december 2019 en de akte van 5 december 2019 houdende producties zijdens [eiser];
  • de aantekeningen van de griffier van de mondelinge behandeling;
1.2.
De comparitie is eerder bepaald op 30 oktober 2019. De behandeling is aangehouden omdat het gerecht kort voor de zitting vernam dat de heer [naam 1] – aan wie de oproeping was verzonden – niet als gemachtigde voor [gedaagde] optrad. De heer [naam 1] heeft het gerecht doorverwezen naar de heer [naam 2] ([e-mail]), die zich vervolgens als gemachtigde heeft gesteld. Partijen zijn via hun gemachtigde opnieuw opgeroepen voor de mondelinge behandeling die is bepaald op 5 december 2019. [Gedaagde] is ondanks geldige oproeping niet verschenen op de mondelinge behandeling. Omdat [eiser] ter zitting nog een akte heeft ingediend, is [gedaagde] in de gelegenheid gesteld daar bij antwoordakte op te reageren, uiterlijk per 27 januari 2020. [Gedaagde] is op genoemde datum akte-niet-dienen verleend. Stukken die nadien zijn per e-mail aan de rechter zijn toegezonden, worden niet in de beoordeling van de zaak betrokken.
1.3.
Vonnis is (nader) bepaald op heden.

2.De feiten

2.1. [
Gedaagde] heeft vanaf 1 juni 2015 op basis van een huurovereenkomst een appartement te [adres] gehuurd van [eiser] tegen een huurprijs van NAf 2.000 per maand.
2.2.
In verband met een betalingsachterstand van NAf 18.000 heeft [eiser] de huurovereenkomst per 1 april 2017 beëindigd. [Gedaagde] heeft het appartement ontruimd.
2.3.
Bij brief van 2 mei 2017 heeft [eiser] [gedaagde] schriftelijk in gebreke gesteld, wegens het niet nakomen van zijn betalingsverplichtingen uit hoofde van de huurovereenkomst sedert juli 2016 tot een bedrag van Naf 18.000. [Eiser] heeft [gedaagde] in de gelegenheid gesteld de huurschuld binnen zeven dagen te voldoen, ter voorkoming van rechtsmaatregelen. Voorts is aanspraak gemaakt op vergoeding van schade toegebracht aan het appartement ad NAf 1.300, alsmede op 15% incassokosten, wettelijke rente en overige kosten in geval van rechtsmaatregelen.
2.4. [
Gedaagde] heeft bij brief van 22 mei 2017 de huurschuld erkend en een betalingsregeling aangeboden, maar is niet tot betaling van de huurschuld en de schade over gegaan.
2.5. [
Eiser] heeft vervolgens via SP Incasso getracht de vordering geïnd te krijgen. SP Incasso heeft in 2018 meerdere incassobrieven gestuurd. In januari 2019 heeft [eiser] derdenbeslag gelegd op de bankrekeningen van [gedaagde] bij Banco di Caribe.

3.De vordering

3.1. [
Eiser] vordert, uitvoerbaar bij voorraad, de veroordeling van [gedaagde] om aan hem te betalen:
- NAf 18.000 zijnde de huurachterstand tot april 2017 te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 2 mei 2017;
- NAf 1.609,43 aan schade aan de woning;
- NAf 2.941,41 aan incassokosten (15% van de hoofdsom);
- NAf 176,48 zijnde 6% omzetbelasting;
- NAf 1.479 gemachtigdensalaris beslagrekest;
- NAf 682,86 betekeningskosten beslag
- met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten.
3.2.
Aan zijn vordering heeft [eiser] ten grondslag gelegd dat [gedaagde], gelet op de betalingsachterstand, tekort is geschoten in de nakoming van de huurovereenkomst. Voorts heeft hij schade aan de woning toegebracht.
3.3. [
Gedaagde] heeft de huurachterstand erkend. Hij heeft aangevoerd dat hij vanwege persoonlijke omstandigheden in betalingsonmacht is komen te verkeren, als gevolg waarvan hij de huur niet meer kon betalen. Hij heeft aangegeven de betalingsachterstand middels een regeling af te willen lossen. [Gedaagde] heeft de schade aan de woning betwist.

4.De beoordeling

4.1.
Als onvoldoende betwist dat staat vast dat [gedaagde] sinds juli 2016 geen huur meer heeft betaald en dat hij per 1 april 2017 het appartement heeft verlaten. Tot april 2017 betreft dat een huurachterstand van NAf 18.000,-. Nu [gedaagde] deze achterstand niet betwist, zal het Gerecht deze vordering toewijzen.
4.2. [
Gedaagde] heeft aangegeven te proberen de achterstand middels een regeling af te lossen. Het Gerecht is gelet op hetgeen is bepaald in artikel 6:29 BW niet gerechtigd om een betalingsregeling vast te stellen zonder toestemming van [eiser], welke toestemming in deze procedure niet is gegeven.
4.3.
Ten aanzien van de schade aan de woning merkt het Gerecht het volgende op. [Eiser] heeft de schade aan de woning bij akte ter comparitie geconcretiseerd en nader onderbouwd met onderliggende stukken. [Gedaagde] heeft daar, ondanks daartoe in de gelegenheid te zijn gesteld, niet meer op gereageerd. Gelet op de nadere onderbouwing had [gedaagde] niet kunnen volstaan met een algemene betwisting van de vordering. De door [eiser] gevorderde schadeposten ten bedrage van NAf 1.609,43 zijn voldoende onderbouwd en komen het Gerecht niet onrechtmatig voor. Nu daar geen verweer tegen is gevoerd, komen de schadeposten zoals gevorderd voor vergoeding in aanmerking.
4.4.
De wettelijke rente over de hoofdsom (achterstallige huur en schade) is niet betwist en zal worden toegewezen vanaf 9 mei 2017. Verder is, gelet om de meerdere incassopogingen, een bedrag van NAf 1.500 (1,5 punt x tarief 4) toewijsbaar, zijnde het tarief zoals volgt uit het procesreglement 2018. De omzetbelasting over de buitengerechtelijke incassokosten wordt geacht in de forfaitaire vergoeding te zijn inbegrepen.
4.5. [
Gedaagde] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten van [eiser]. De proceskosten inclusief de beslagkosten aan de zijde van [eiser] worden begroot op:
explootkosten NAf 1.015,51 (inclusief beslag)
griffierecht NAf 750
salaris gemachtigde
NAf 3.000(1 punt tarief 4 mbt het beslag en 2 punten tarief 4 mbt bodemzaak)+
totaal: NAf 4.765,51.

5.De beslissing

Het Gerecht:
5.1.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan [eiser] van een bedrag van
NAf 19.609,43 ter zake van huurachterstand en schade aan de woning, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 9 mei 2017 tot aan de dag van algehele voldoening, alsmede tot betaling van een bedrag van NAf 1.500 aan buitengerechtelijke incassokosten;
5.2.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van [eiser] tot op heden begroot op NAf 4.765,51;
5.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.4.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.M. Christiaan, rechter, en op 4 mei 2020 uitgesproken ter openbare terechtzitting in aanwezigheid van de griffier.