In deze zaak vordert eiser, wonende in Curaçao, betaling van achterstallige huur en schadevergoeding van gedaagde, eveneens wonende in Curaçao. De huurovereenkomst tussen partijen is op 1 juni 2015 ingegaan, maar gedaagde heeft sinds juli 2016 geen huur meer betaald, wat heeft geleid tot een betalingsachterstand van NAf 18.000. Eiser heeft de huurovereenkomst per 1 april 2017 beëindigd en gedaagde heeft het appartement ontruimd. Eiser heeft gedaagde schriftelijk in gebreke gesteld en aanspraak gemaakt op schadevergoeding voor schade aan het appartement en incassokosten. Gedaagde heeft de huurachterstand erkend, maar stelt dat hij door persoonlijke omstandigheden in betalingsonmacht verkeert en heeft een betalingsregeling aangeboden. Het Gerecht heeft vastgesteld dat gedaagde niet heeft gereageerd op de onderbouwing van de schade door eiser en heeft geoordeeld dat de vordering van eiser toewijsbaar is. Het Gerecht heeft gedaagde veroordeeld tot betaling van NAf 19.609,43, vermeerderd met wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten, en heeft gedaagde in de proceskosten veroordeeld. Het vonnis is uitgesproken op 4 mei 2020.