ECLI:NL:OGEAC:2020:119
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Kort geding tot opheffing van vervangende hechtenis wegens onrechtmatige overheidsdaad
In deze zaak heeft [eiser] op 19 februari 2020 een verzoekschrift ingediend bij het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao, waarin hij verzoekt om opheffing van de vervangende hechtenis die tegen hem is opgelegd. Deze vervangende hechtenis is het gevolg van een eerdere veroordeling voor verduistering in dienstbetrekking, waarbij [eiser] is veroordeeld tot betaling van een schadevergoeding aan Leañez International Corp. B.V. van NAf 30.396. Bij gebreke van betaling zou deze vordering worden omgezet in 185 dagen vervangende hechtenis. Ondanks herhaalde aanmaningen van het openbaar ministerie heeft [eiser] niet aan zijn betalingsverplichting voldaan, wat leidde tot zijn aanhouding op 5 december 2019.
Tijdens de mondelinge behandeling op 13 maart 2020 hebben beide partijen hun standpunten toegelicht. [Eiser] stelt dat hij onterecht in hechtenis wordt gehouden, omdat de benadeelde partij inmiddels heeft aangegeven geen belang meer te hebben bij de schadevergoeding. Het openbaar ministerie heeft echter geen gehoor gegeven aan dit verzoek en blijft de vervangende hechtenis handhaven. Het Gerecht overweegt dat de aansprakelijkheid van [eiser] niet vervalt door het afzien van de benadeelde partij van de schadevergoeding, aangezien het openbaar ministerie een zelfstandige verplichting heeft om de schadevergoeding te innen.
Het Gerecht wijst de vorderingen van [eiser] af en oordeelt dat de vervangende hechtenis rechtmatig is opgelegd. [Eiser] wordt veroordeeld in de proceskosten, die aan de zijde van het Land zijn begroot op NAf 1.500. De beslissing is genomen door mr. S.M. Christiaan en is op 27 maart 2020 uitgesproken ter openbare terechtzitting.