ECLI:NL:OGEAC:2020:114

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
30 januari 2020
Publicatiedatum
15 mei 2020
Zaaknummer
CUR201904503
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis in kort geding over huurachterstand en ontruiming

In deze zaak heeft de besloten vennootschap Premier Concrete Real Estate B.V. als eisende partij een kort geding aangespannen tegen een gedaagde partij, die niet is verschenen. De verhuurder heeft op 1 oktober 2018 een verzoekschrift ingediend, waarna op 22 oktober 2018 de mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden. De verhuurder heeft gevorderd om de huurder te veroordelen tot ontruiming van het gehuurde pand en betaling van een huurachterstand van NAf 16.480,00 over de periode van maart 2018 tot en met oktober 2018, vermeerderd met buitengerechtelijke incassokosten en proceskosten.

De rechter heeft vastgesteld dat de huurder niet heeft betwist dat hij de huurachterstand verschuldigd is. Het niet (tijdig) betalen van de huur is een essentiële verplichting van de huurder. De rechter concludeert dat de bodemrechter de vordering tot ontbinding van de huurovereenkomst zou toewijzen, maar omdat de huurder het pand al had ontruimd, had de verhuurder geen belang meer bij de gevorderde ontruiming. De buitengerechtelijke incassokosten zijn toegewezen tot een bedrag van NAf 1.500,00, en de proceskosten zijn begroot op NAf 3.411,13.

Het vonnis is uitgesproken door mr. S.M. Christiaan op 5 november 2018, waarbij de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad zijn verklaard. Het meer of anders gevorderde is afgewezen.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO
VONNIS IN KORT GEDING
In de zaak van:
de besloten vennootschap
PREMIER CONCRETE REAL ESTATE B.V.,
gevestigd te Curaçao,
eisende partij,
gemachtigde: mr. J.C. Meulen
tegen
[GEDAAGDE],
wonende in Curaçao,
gedaagde partij,
niet verschenen.
Partijen worden hierna ‘verhuurder’ en ‘huurder’ genoemd.

1.Het procesverloop

1.1.
Verhuurder heeft op 1 oktober 2018 een verzoekschrift met producties ingediend. Vervolgens heeft op 22 oktober 2018 de mondelinge behandeling plaatsgevonden, waarbij verhuurder bij gemachtigde is verschenen en het woord heeft gevoerd. Huurder is ondanks deugdelijke oproeping niet verschenen.
1.2.
Vonnis is bepaald op heden.

2.De feiten en de beoordeling

2.1.
Het spoedeisend belang bij de gevorderde voorzieningen volgt uit de aard van de zaak en de stelling van verhuurder dat zij door niet (tijdige) betaling van de huurpenningen schade lijdt.
2.2.
Als niet betwist staat vast dat huurder van verhuurder het pand aan de [adres nummer] huurt voor een huurprijs van thans NAf 2.000,00 per maand exclusief OB. De huurprijs is bij vooruitbetaling verschuldigd.
2.3.
Verhuurder heeft op de in het verzoekschrift aangevoerde gronden
- samengevat - de ontruiming van het gehuurde en betaling van de huurachterstand over de periode maart 2018 tot en met oktober 2018, ad NAf 16.480,00, gevorderd, vermeerderd met buitengerechtelijke incassokosten en proceskosten waaronder de kosten van het beslag.
2.4.
Huurder heeft niet betwist dat zij een bedrag als door verhuurder genoemd aan achterstallige huurpenningen tot en met oktober 2018 verschuldigd is. Met voldoende mate van zekerheid is te verwachten dat de bodemrechter de vordering in zoverre zal toewijzen.
2.5.
Het (op tijd) betalen van de huur is een van de essentiële verplichtingen voortvloeiende uit de huurovereenkomst voor de huurder. Gelet op het hiervoor overwogene, staat de huurachterstand ten bedrage van NAf 16.480,00 vast en is huurder zodanig tekort geschoten in haar verplichtingen als huurder dat aannemelijk is dat de bodemrechter op die grond de huurovereenkomst zou ontbinden. De veroordeling tot ontruiming in kort geding is daarmee gerechtvaardigd. Ter zitting is echter gebleken dat huurder in aanloop op de behandeling in kort geding het pand reeds heeft ontruimd onder afgifte van de sleutels. Om die reden heeft verhuurder geen belang meer bij de gevorderde ontruiming.
2.6.
De verschuldigdheid van de buitengerechtelijke incassokosten is niet betwist. De gevorderde kosten komen het Gerecht echter bovenmatig voor. Deze zullen, conform hetgeen in het Procesreglement 2018 is geregeld, worden toegewezen over de toewijsbare hoofdsom tot een bedrag van NAf 1.500,00, te weten 1½ punt van het toepasselijke liquidatietarief 4, zijnde het gebruikelijke en algemeen als redelijk aanvaarde tarief.
3.10.
Huurder zal als de overwegend in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. Deze kosten worden aan de zijde van verhuurder tot op heden begroot op NAf 487,50 aan oproepingskosten, NAf 300,00 aan griffierecht, (NAf 450,00 + NAf 321,13 + NAf 329,50 + NAf 275,50 + NAf 247,50, is) NAf 1.623,63 aan kosten van het gelegde beslag en NAf 1.000,00 aan gemachtigdensalaris.

4.De beslissing

Het Gerecht:
Rechtdoende in kort geding:
4.1.
veroordeelt huurder tot betaling aan verhuurder van NAf 16.480,00 ter zake van achterstallige huurpenningen en NAf 1.500,00 ter zake van buitengerechtelijke incassokosten;
4.2.
veroordeelt huurder tot betaling van de proceskosten, tot op heden begroot op NAf 3.411,13;
4.3.
verklaart de veroordelingen in dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
4.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis in kort geding is gewezen door mr. S.M. Christiaan, rechter in het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao, en in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 5 november 2018.