ECLI:NL:OGEAC:2019:92

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
17 april 2019
Publicatiedatum
13 mei 2019
Zaaknummer
CUR201900989
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opzegging van een toelatingsovereenkomst tussen ziekenhuis en medisch specialist; vertrouwensbreuk en belangenafweging in kort geding

In deze zaak heeft het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao op 17 april 2019 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een chirurg, eiser, en de stichting Sint Elisabeth Hospitaal (Sehos), gedaagde. Eiser, vertegenwoordigd door mr. L.M. Virginia, vorderde dat Sehos hem zou toelaten tot het verrichten van zijn werkzaamheden en dat de non-actiefstelling en het voornemen tot opzegging van de toelatingsovereenkomst zouden worden ingetrokken. Sehos, vertegenwoordigd door mr. J.E. Lovert, voerde verweer en concludeerde tot afwijzing van de verzoeken.

De zaak draait om de opzegging van de toelatingsovereenkomst van eiser door Sehos, die volgens de stichting was gebaseerd op een vertrouwensbreuk tussen eiser en zijn collega’s binnen de vakgroep chirurgie. Eiser was sinds 2003 werkzaam als chirurg in het ziekenhuis en had in het verleden te maken gehad met incidenten die de patiëntveiligheid in gevaar hadden gebracht. De vertrouwensbreuk werd onderbouwd door brieven van de vakgroep waarin zorgen werden geuit over de continuïteit en veiligheid van de patiëntenzorg.

Het Gerecht oordeelde dat Sehos in redelijkheid kon concluderen dat er sprake was van een gewichtige reden voor de opzegging van de overeenkomst, gezien de vertrouwensbreuk en de noodzaak voor een goed functionerende chirurgie-afdeling. De vorderingen van eiser werden afgewezen, en hij werd veroordeeld in de proceskosten van Sehos. Dit vonnis benadrukt het belang van onderling vertrouwen en samenwerking binnen medische teams, vooral in situaties waar patiëntveiligheid op het spel staat.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURACAO
VONNIS IN KORT GEDING
in de zaak van:
[EISER],
wonende te Curaçao,
eiser,
gemachtigde: mr. L.M. Virginia,
tegen
de stichting
SINT ELISABETH HOSPITAAL,
gevestigd in Curaçao,
gedaagde,
gemachtigde: mr. J.E. Lovert.
Partijen zullen hierna ook [eiser] en Sehos genoemd worden.

1.Het procesverloop

1.1.
Het verloop van de procedures is als volgt:
  • het verzoekschrift van 19 maart 2019, met producties;
  • de aanvullende producties van [eiser];
  • de producties van verweerder;
  • de behandeling ter zitting van 3 april 2019;
  • de pleitaantekeningen zijdens beide partijen.
1.2.
Uitspraak is bepaald op heden.

2.De feiten

2.1. [
eiser] is sinds 1 september 2003 als chirurg werkzaam (geweest) in het ziekenhuis van Sehos.
2.2.
In dat verband is tussen partijen een toelatingsovereenkomst tot stand gekomen. Deze overeenkomst bevat in artikel 17 en regeling voor de opzegging door het bestuur van het ziekenhuis. Artikel 17 luidt als volgt, weergegeven voor zover van belang:
lid 1 Het bestuur zal de overeenkomst kunnen opzeggen wegens een gewichtige reden, waaronder verstaan wordt dringende redenen bedoeld in artikel 1615p van het Burgerlijk Wetboek van de Nederlandse Antillen, die voor een werkgever aanleiding tot ontslag van een werknemer zouden kunnen zijn benevens de lid 2 genoemde.
lid 2 Gewichtige reden tot opzegging is, ook al zou deze niet tevens als dringende reden als bedoeld in het vorig lid kunnen worden beschouwd, ook aanwezig:
a. Wanneer de specialist in ernstige mate tekort schiet in de praktijk-uitoefening in het ziekenhuis, zich in ernstige mate schuldig maakt aan wangedrag binnen het ziekenhuis of zich bij voortduring onttrekt aan een verplichting, die ingevolge deze overeenkomst, het Strafreglement, de Stafbesluiten of de medische ethiek, op hem rust of die voortvloeit uit de voor een goede gang van zaken in het ziekenhuis noodzakelijke samenwerking met Direktie, collegae en/of andere medewerkers.
b. Wanneer hij in ernstige mate de bekwaamheid of geschiktheid blijkt te missen voor het specialisme waarvoor hij is toegelaten.
c. Wanneer hij ten gevolge van ziekte, geestelijke stoornis of invaliditeit blijvend niet in staat is zijn werkzaamheden te verrichten.
[…]
d. Wanneer de specialist handelt in strijd met de bepalingen van het Huisreglement.
lid 3 Het Bestuur zal een opzegtermijn in acht nemen van zes maanden, tenzij zich een gewichtige reden voordoet, die -in geval van een arbeidsovereenkomst- een dringende reden als bedoeld in artikel 1615p van het Burgelijk Wetboek van de Nederlandse Antillen zou hebben opgeleverd, in welk geval de overeenkomst op een korte termijn, door het Bestuur te bepalen, kan worden opgezegd.
lid 4 Het Bestuur zal alvorens tot opzegging van de overeenkomst over te gaan, van zijn voornemen daartoe onder vermelding van de reden bij aangetekend schrijven of deurwaardersexploit aan de specialist kennis geven. Het Bestuur zal hem daarbij met inachtneming van een termijn van tenminste 7 werkdagen oproepen om op een nader aangegeven plaats en tijd voor haar te verschijnen teneinde zich te verweren.
De specialist kan zich bij die gelegenheid door een advokaat laten bijstaan en desgewenst laten vertegenwoordigen.
Het Bestuur kan de overeenkomst eerst opzeggen nadat de specialist op voornoemde wijze de gelegenheid tot verweer heeft gehad en mag de opzegging niet motiveren op gronden die in de aanzegging niet waren vermeld.
lid 5 Het Bestuur kan de specialist gelijktijdig met de aanzegging van het voornemen tot opzegging, in afwachting van een beslissing, de toegang tot het ziekenhuis ontzeggen. Indien de specialist een procedure aanhangig maakt over de rechtsgeldigheid van de opzegging, kan het Bestuur de opzegging tijdelijk omzetten in een schorsing totdat een uitspraak heeft plaatsgevonden. De specialist mag zich alsdan in zijn praktijk laten vervangen.
[…]
2.3.
In het verleden is [eiser] hoofd geweest van de vakgroep chirurgie binnen het ziekenhuis. Als gevolg van onenigheid binnen de vakgroep heeft [eiser] deze functie eind 2016 neergelegd.
2.4.
In december 2016 heeft zich in het ziekenhuis van Sehos een incident voorgedaan, waarbij de gezondheid van een patiënt in gevaar is geweest als gevolg van de weigering van de dienstdoende chirurg, dr. [chirurg], deze patiënt op te nemen. De opvolgend dienstdoende chirurg, [eiser], heeft de betrokken patiënt alsnog opgenomen en direct geopereerd. [eiser] heeft over dit incident een melding gemaakt bij de raad van bestuur van Sehos.
2.5.
Bij besluit van 8 februari 2017 heeft de inspectie voor de volksgezondheid (hierna: de inspectie) Sehos tijdelijk verboden om in Curaçao als chirurg werkzaam te zijn, dit op de grond dat twijfel was ontstaan over de vraag of [eiser] over de juiste papieren beschikt om als zodanig actief te zijn.
2.6.
Bij uitspraak van 7 maart 2017 heeft dit gerecht het besluit van de inspectie geschorst.
2.7.
Bij brief van 9 maart 2017 hebben de vier overige leden van de vakgroep chirurgie het volgende aan Sehos gemeld, weergegeven voor zover van belang:
De afgelopen maanden hebben zich binnen de vakgroep heelkunde een aantal incidenten voorgedaan die hebben geleid tot de precaire situatie waarin we ons nu bevinden.
Een onderlinge vete tussen collega [eiser] en collega [chirurg] heeft geleid tot een melding van een incident bij de inspectie jegens collega [chirurg]. Die melding heeft geleid tot een schorsing voor het ziekenhuis en kwaliteitsonderzoek zowel als een veiligheidsonderzoek dat binnenkort gepland is. Collega [chirurg] is tot de uitslag van de onderzoeken door het Sehos op non-actief gesteld.
Het heeft ook geleid tot een discussie rondom de bevoegdheid van collega [eiser].
[…]
De vakgroep heelkunde wil middels deze brief haar zorgen uitspreken juist over de continuïteit en veiligheid van de patiëntenzorg.
Er is bij de resterende chirurgen op dit moment een vertrouwensbreuk jegens beide chirurgen. Dit levert onzes inziens een risico voor de patiëntenzorg in het Sehos indien een van beiden of beiden weer in teamverband zal zullen moeten functioneren.
Wij willen de raad van bestuur ook vragen de toelichting van beide chirurgen uit te stellen tot de uitslag van het veiligheidsonderzoek.
2.8.
Bij brief van 4 april 2017 heeft de inspectie aan [eiser] bericht dat het hem met ingang van 15 maart 2017 weer is toegestaan de geneeskunst als chirurg uit te oefenen.
2.9.
De in 2.7 weergegeven verklaring van de vakgroep chirurgie is door deze vakgroep op 4 april 2017 ingetrokken. De schriftelijke verklaring waarmee dit is gebeurd bevat geen toelichting.
2.10.
In opdracht van Sehos heeft prof. dr. J. [onderzoeker] een audit uitgevoerd naar de “patiëntveiligheid in de chirurgische keten” in het ziekenhuis. In zijn rapport van april 2017 heeft hij onder andere geconcludeerd dat als gevolg van het conflict tussen [eiser] en [chirurg] de patiëntveiligheid in het geding is gebracht. [onderzoeker] heeft onder andere geadviseerd [eiser] en [chirurg] niet meer tot het ziekenhuis toe te laten, tenzij zij een pakket aan aanvullende voorwaarden accepteren.
2.11.
Bij brief van 5 april 2017 heeft Sehos [eiser] op non-actief gesteld. De brief bevat de volgende passages:
Bij brief van 9 maart 2017 heeft de vakgroep chirurgie zich tot de Raad van Bestuur gewend en daarin zijn zorgen uit gesproken over de continuïteit en veiligheid van de patiëntenzorg. Gelet op onrust die sedert eind december 2016 is ontstaan binnen de vakgroep door eerst de kwestie inzake chirurg [chirurg] en daarna de kwestie rond uw persoon, is er bij de resterende chirurgen een vertrouwensbreuk ontstaan jegens u. Deze vertrouwensbreuk levert naar het oordeel van de vakgroep een risico op voor de patiëntenzorg in het St. Elisabeth Hospitaai, in het geval dat u weer in teamverband zal moeten functioneren.
[…] De vakgroep heeft een toelichting gegeven op eerder genoemd brief en een aantal voorbeelden geschetst die hebben geleid tot de vertrouwensbreuk. […]
De vakgroep chirurgie heeft de Raad van Bestuur verzocht om uw toelating tot het ziekenhuis uit te stellen tot de uitslag van het reeds geplande veiligheidsonderzoek bekend is.
[…]
De Raad van Bestuur van St. Elisabeth Hospitaal draagt ingevolge de Landsverordening Zorginstellingen (PB 2007, 19) de eindverantwoordelijkheid voor de kwaliteit van de in het ziekenhuis verleende zorg. Wanneer de vakgroep chirurgie aan de Raad van Bestuur kenbaar maakt dat er sprake is van een vertrouwensbreuk en waarschuwt voor een eventueel gevaar voor de patiëntveiligheid, moet de Raad van Bestuur dat signaal serieus nemen. De Raad van Bestuur heeft oog voor uw belang bij voortzetting van de werkzaamheden, maar dit belang weegt in het onderhavige geval minder zwaar dan het belang van de Raad van Bestuur dat risico's voor de patiëntveiligheid te allen tijde moeten worden vermeden.
2.12.
Op 7 april 2017 heeft Sehos aan [eiser] een concept voorgelegd voor een vaststellingsovereenkomst op grond waarvan [eiser] onder bepaalde voorwaarden weer toegelaten zou worden tot het verrichten van zijn werkzaamheden. Partijen hebben hierover overleg gevoerd, maar zijn niet tot overeenstemming gekomen.
2.13.
Een vergelijkbare vaststellingsovereenkomst is wel met [chirurg] tot stand gekomen, waarna deze zijn werkzaamheden binnen het ziekenhuis van Sehos heeft hervat.
2.14.
Bij brief van 25 augustus 2017 heeft Sehos aan [eiser] bekendgemaakt voornemens te zijn de toelatingsovereenkomst op te zeggen wegens een gewichtige reden als bedoeld in artikel 17 van die overeenkomst. De brief luidt als volgt, weergegeven voor zover van belang:
Indien sprake is van een verstoorde verhouding tussen medisch specialisten, dan moet de Raad van Bestuur er rekening mee houden dat dit een aanmerkelijk risico voor verstoring van de goede gang van zaken in het ziekenhuis met zich brengt. Een dergelijk risico moet te allen tijde warden voorkomen. Het voortduren van een verstoorde verhouding tussen specialisten, in casu tussen u en de heer [chirurg], tussen u en de vakgroep chirurgie en tussen u en de oncologiecommissie, is een grond voor opzegging van de toelatingsovereenkomst. Het belang van de waarborging van de kwaliteit van zorg en de patiëntveiligheid weegt zwaarder dan uw belang bij voortzetting van de toelatingsovereenkomst.
De Raad van Bestuur is op grand van de Landsverordening Zorginstellingen (PB 2007, 19) eindverantwoordelijk voor de kwaliteit van de zorgverlening. De Raad van Bestuur dient derhalve de patiëntveiligheid voorop te stellen.
Een medisch specialist die op grond van een toelatingsovereenkomst werkzaam is in een ziekenhuis, dient zich te gedragen naar de belangen van het ziekenhuis en dient de patiëntveiligheid te waarborgen. Hij dient zich professioneel op te stellen en een goede samenwerking met collegae in stand te houden. Hij dient respect te tonen voor zijn collegae. Zowel het Medisch Stafbestuur, de vakgroep chirurgie als de oncologiecommissie hebben aangegeven dat er onvoldoende sprake is van vertrouwen in u, alsook in een goede samenwerking indien u weer zou worden toegelaten tot het ziekenhuis. Door het ontbreken van dit vertrouwen kan de patiëntveiligheid niet worden gegarandeerd.
De Raad van Bestuur stelt vast dat u niet voldoende heeft meegewerkt aan de totstandkoming van een vaststellingsovereenkomst. De Raad van Bestuur kan niet anders dan concluderen dat u de ernst van wat zich heeft voorgedaan en van de onenigheid binnen de vakgroep en de gevolgen daarvan voor de patiëntveiligheid niet inziet. Niet is gebleken dat u het conflict tussen u en de heer [chirurg] heeft opgelost of wenst op te lossen. Ook is niet gebleken dat u bereid bent de financiële prikkels op te heffen. Er is derhalve geen enkele indicatie dat de patiëntveiligheid niet wederom in gevaar wordt gebracht vanwege uw attitude.
Zoals uit het kwaliteits- en veiligheidsonderzoek is gebleken scoort het Sint Elisabeth Hospitaal laag voor wat betreft de middelen en mankracht ter waarborging van de kwaliteit van zorg en patiëntveiligheid. Het is derhalve van belang dat de Raad van Bestuur maatregelen treft ter verbetering van de huidige omstandigheden en de waarborging van de zorgverplichtingen die op het Sehos rusten. De Raad van Bestuur kan het zich derhalve niet veroorloven om u toe te laten zonder dat de aanbevelingen van de deskundigen warden opgevolgd. Te meer daar is opgemerkt dat thans sprake is van een nauwelijks begrensde individuele autonomie van de specialisten, hetgeen gevaar voor de patiëntveiligheid kan opleveren. De Raad van Bestuur is van mening dat de gestelde condities tot wedertoelating redelijk zijn. Zij dienen het belang van Sehos, als ook die van haar patiënten. Uit de toelatingsovereenkomst vloeit reeds voort dat u in alle redelijkheid verplicht bent er mede aan bij te dragen dat deze belangen gewaarborgd zijn.
Op grond van voormelde feiten en omstandigheden is de Raad van Bestuur van oordeel dat er sprake is van een gewichtige reden tot opzegging van de toelatingsovereenkomst zoals bedoeld in artikel 17 van de toelatingsovereenkomst. U bent ernstig tekort geschoten in de praktijkuitoefening in het ziekenhuis, u heeft zich schuldig gemaakt aan wangedrag, u bent niet bereid voorwaarden te accepteren ten behoeve van de goede gang van zaken in het ziekenhuis, en de noodzakelijke samenwerking met de directie, collega's en andere medewerkers. Het niet instemmen met de aangeboden vaststellingsovereenkomst moet worden aangemerkt als het veronachtzamen van plichten die de toelatingsovereenkomst u oplegt. Uw opstelling en houding in deze kwestie is geheel in strijd met de eisen van redelijkheid en billijkheid die op de rechtsverhouding met het Sehos rusten.
2.15. [
eiser] heeft geen gebruik gemaakt van de hem in deze brief geboden mogelijkheid om zijn zienswijze op dit voornemen te geven. Hij heeft in kort geding gevorderd dat Sehos wordt bevolen de non-actiefstelling en het voornemen tot opzegging van de overeenkomst in te trekken en hem weer toe te laten tot het verrichten van zijn werkzaamheden. Bij vonnis van 15 november 2017 heeft het gerecht deze vordering afgewezen.
2.16.
De vakgroep chirurgie heeft bij brief van 25 oktober 2017 ontkennend geantwoord op de vraag of zij ruimte ziet voor hervatting van de samenwerking met [eiser]. De brief luidt voor zover van belang als volgt:
De feitelijke zaken betreffen een aantal op een volgende gebeurtenissen in 2016, waarbij onder andere:
  • misbruik van voorzitterschap functie teneinde een ongelijke financiële verdeling in de vakgroep door te drukken ten gunste van zichzelf, waarbij protesterende leden werden gedreigd met ontslag uit de vakgroep.
  • Vakgroepsleden die niet de zienswijze van de voorzitter deelden werden onderling uitgespeeld, waardoor een sfeer van onveiligheid ontstond. Hierdoor geen onderling vertrouwen en een slecht werkklimaat.
  • Het inzetten als straf van de dienstlijst (doen van extra diensten)
  • het op beschamende wijze en zonder tevoren overleg te plegen met de vakgroep een zienswijze uit te spreken namens de vakgroep op een bijeenkomst met de huisartsenvereniging waarbij dusdanig onheuse bejegening van het CHV bestuur, dat hierna de vakgroep een overleg met de RvB genoodzaakt was hem als voorzitter af te zetten.
  • Het aanzetten cq misbruiken van arts assistenten tegen vakgroepleden onderling […].
  • Het dusdanig kwalitatief slecht uitvoeren van oncologische operaties, (niet radicaal verwijderen van tumoren, niet markeren van preparaten) dat een intern rapport opgemaakt door de oncologie-cie.
Op alle fronten is een dermate verschil in zienswijze een handelen ontstaan tussen de huidige vakgroep heelkunde en [eiser] en zijn er door verdachtmakingen misbruik van macht dusdanig gadegeslagen in het onderling vertrouwen dat de vakgroep vrijwel unaniem (de oudste chirurg, 65 jaar, verkeert momenteel in het buitenland nam geen deel aan de laatste vergadering) geen weg terug ziet voor [eiser], ook niet als er voldaan zou worden aan de voorwaarde van loondienst door het Sehos conform rapport [onderzoeker].
2.17.
In de periode december 2017 tot augustus 2018 hebben diverse gesprekken plaatsgevonden tussen [eiser] en leden van de raad van bestuur, bij welke gesprekken enkele keren ook leden van de vakgroep chirurgie en op verzoek van [eiser] ingeschakelde vertrouwenspersonen aanwezig waren. Ook heeft Sehos een coach ingeschakeld om te komen tot verbetering van de samenwerking binnen de vakgroep ter voorbereiding op de terugkeer van [eiser].
2.18.
Bij brief van 31 augustus 2018 heeft [eiser] een klacht ingediend tegen de raad van bestuur van Sehos. In deze brief bespreekt [eiser] zijn opleiding en ervaring, het incident van december 2016, de daarop volgende discussie over zijn kwalificaties en de gang van zaken met betrekking tot het onderzoek van [onderzoeker].
2.19.
Bij brief van 21 november 2018 heeft de raad van bestuur van Sehos aan de vakgroep chirurgie enkele vragen gesteld die betrekking hebben op de mogelijkheid om de samenwerking met [eiser] te hervatten. Daarbij heeft de raad van bestuur aandacht gevraagd voor de omstandigheid dat de samenstelling van de vakgroep inmiddels is gewijzigd en dat daarvan nu enkele personen deel uitmaken die niet met [eiser] hebben samen gewerkt. Bij brief van 14 december 2018 heeft de vakgroep te kennen gegeven geen ruimte te zien voor terugkeer van [eiser] in de vakgroep.
2.20.
Bij brief van 10 januari 2019 heeft Sehos aan [eiser] een aanvulling op de voorgenomen opzegging gestuurd. De brief luidt, voor zover van belang, als volgt:
Ad. 2 - Vertrouwenskwestie
In uw brief van 31 augustus 2018 schrijft u ondermeer: "Sindsdien schuilt de organisatie achter een "vertrouwenskwestie" binnen de vakgroep chirurgie die al van tafel was maar wederom is aangezwengeld om in een afpersingsconstructie mijn tekenen onder voorwaarden of te dwingen".
Op verschillende momenten is aan de vakgroep de vraag voorgelegd of er vertrouwen bestaat in uw terugkeer binnen SEHOS en de vakgroep chirurgie.
Tijdens de vergadering van de vakgroep d.d. 5 juli 2017, waarbij uzelf aanwezig was, bleek al dat het vertrouwen tussen u en de vakgroep nog niet was hersteld, ondanks het schrijven van 4 april 2017. In oktober 2017 heeft de Raad van Bestuur opnieuw aan de vakgroep gevraagd of er vertrouwen bestaat in uw terugkeer tot het Sint Elisabeth Hospitaal en de vakgroep chirurgie.
Onderbouwd met een aantal voorbeelden/gebeurtenissen uit het recente verleden […] heeft de vakgroep vrijwel unaniem […] het standpunt ingenomen dat terugkeer binnen de vakgroep en derhalve binnen het ziekenhuis, niet mogelijk is. […]
Daarna is er enige tijd verstreken en is de samenstelling van de vakgroep ook enigszins veranderd door uitbreiding. Recent is opnieuw de vraag aan de vakgroep voorgelegd of en onder welke voorwaarden uw terugkeer binnen SEHOS en de vakgroep chirurgie mogelijk zou kunnen zijn.
De vakgroep geeft in overgrote meerderheid aan dat de werkverhouding tussen de leden van de vakgroep en uw persoon blijvend verstoord zijn, onder andere vanwege de calamiteiten die zich hebben voorgedaan, maar ook in algemene zin geven zij aan dat er zich in het verleden herhaaldelijk meningsverschillen hebben voorgedaan, waarbij u kritiek op de door u voorgestane behandeling nooit heeft kunnen bespreken of verdragen. De vakgroep betwijfelt of u in staat bent om – zoals u dat zelf aangeeft – ‘braaf achterin de bus te zitten’. De vakgroep geeft aan dat deze – na het coachingstraject onder leiding van mw. [coach] – thans goed functioneert […]. De leden van de vakgroep hebben geen vertrouwen in een mediation traject. De vakgroep betwijfelt of u in staat en bereid zat zijn om uw attitude jegens uw collega's te veranderen.
Het gebrek aan vertrouwen is kennelijk wederzijds. Ook u heeft verschillende malen kenbaar gemaakt geen vertrouwen te hebben in - in ieder geval een deel van - de leden van de vakgroep chirurgie. Tijdens de bespreking d.d. 30 april 2018 heeft u bijvoorbeeld aangegeven dat er binnen de vakgroep nog een gevoel bestaat van elkaar pootje te willen lichten, van opportunisme en misplaatste rancune. In uw brief van 31 augustus 2018 beklaagt u zich erover dat de collega die "valse innuendo" heeft gecreëerd over uw opleiding, hierover nooit een reprimande heeft mogen ontvangen, "sterker nog men lijkt het hem te gunnen en de actie toe te juichen". Verder schrijft u hierover: "de vertrouwenskwestie wordt aangedreven door de collega die nota bene door mij is gestopt in zijn ondeugdelijke begeleiding van assistenten en een tweede collega die aantoonbare baat heeft bij mijn verwijdering uit het instituut".
De vertrouwensbreuk die u beschrijft, beperkt zich evenwel niet tot de vakgroep, maar strekt zich uit over de gehele organisatie. Na de mondelinge behandeling van het kort geding, tijdens welke zitting de rechter partijen nog ruimte heeft geboden in onderling overleg tot een minnelijke regeling te geraken, heeft er een gesprek plaatsgevonden tussen u (in het bijzijn van uw vertrouwenspersoon de heer [vertrouwenspersoon]), de heer [directie 1] en de heer [directie 2], namens de Raad van Bestuur. Tijdens deze bespreking heeft u de voorzitter van de Raad van Bestuur verweten "geen ruggengraat te tonen".
In uw brief van 31 augustus 2018 beperkt uw kritiek zich niet tot (de voorzitter van) de Raad van Bestuur, maar uit u ook verwijten jegens het bestuur van de Medische Staf. U schrijft onder andere dat:
- De Raad van Bestuur u onterecht heeft laten wegzetten als "verklikker en verrader";
- Zowel het bestuur als het medisch stafbestuur in de besprekingen heeft meegedaan aan de innuendo dat er inhoudelijk iets zou schorten aan uw opleiding ("de mate van ondeugdelijkheid hiervan is dusdanig schrijnend dat ik er eigenlijk geen woorden voor heb.");
- De Raad van Bestuur heeft toegelaten dat er een lek van elke beweging naar de media was;
- De Raad van Bestuur, noch het medisch stafbestuur u bescherming heeft geboden maar een doorzichtelijke heksenjacht heeft toegelaten;
- Door het laten uitvoeren van een audit door prof. [onderzoeker], de Raad van Bestuur volledig voorbij is gegaan aan de rechten en procesgang zoals die staan vermeld het document mogelijk disfunctionerend specialist en heeft de Raad van Bestuur "een ongeschoolde daartoe als orakel laten fungeren met mogelijkheid tot ongelimiteerde maatregelen;
- De organisatie "willens en wetens meegaat met aantoonbare onwaarheden oftewel leugens.";
- Het medisch stafbestuur het rapport van prof. [onderzoeker] klakkeloos heeft overgenomen, waarbij er aantoonbare persoonlijke en politieke baat is in de opgelegde wensenlijst voor 3 bestuursleden van het medisch stafbestuur;
- De organisatie een afpersingsdynamiek onderhoudt, over de ruggen van uw patiënten;
[…]
Vooropgesteld dient te worden dat de Raad van Bestuur zich niet herkend in de door u gestelde aantijgingen en deze uitdrukkelijk betwist. Het proces heeft inderdaad lang geduurd, maar de Raad van Bestuur is van oordeel dat de gevolgde procedure in de onderhavige casus zorgvuldig is geweest. Er is niet over de spreekwoordelijke "een nacht ijs" gegaan. De Raad van Bestuur heeft geen maatregelen getroffen toen er onduidelijkheid bestond over het door u gevolgde opleidingscurriculum, maar heeft u de ruimte geboden een en ander recht te trekken. Er heeft met instemming van de gehele vakgroep - inclusief uzelf - deskundigenonderzoek plaatsgevonden. Terwijl het advies van de deskundige duidelijk was (beide chirurgen weg!), heeft de Raad van Bestuur u en de heer [chirurg] gelijke kansen geboden om binnen Sehos terug te keren, ondanks de druk van de Inspectie Gezondheidszorg. De Raad van Bestuur heeft de vakgroep en het bestuur van de medische staf geconsulteerd, alvorens een voornemen tot opzegging te doen uitgaan. U bent in de gelegenheid gesteld verweer te voeren. Dat u van deze mogelijkheid in eerste instantie geen gebruik heeft gemaakt, doet niets of aan het feit u wel in de gelegenheid bent gesteld om hoor en wederhoor toe te passen.
De taak van de Raad van Bestuur is groter en zwaarwegender dan alleen het behartigen van de belangen van een individuele chirurg. De Raad van Bestuur is eindverantwoordelijk voor de kwaliteit van de zorgverlening van het Sint Elisabeth Hospitaal. Daar hoort bij dat de Raad van Bestuur maatregelen moet nemen, indien de kwaliteit van de zorg en de patiëntveiligheid onder druk komen te staan. Daarbij wordt zoveel mogelijk rekening gehouden met de individuele belangen van betrokkenen, maar het belang van de patiëntveiligheid weegt daarin zwaarder.
Uit de documenten die wij van u hebben ontvangen en de gesprekken die wij in de afgelopen periode met u hebben gevoerd, blijkt dat uw wantrouwen en verwijten jegens de organisatie - de Raad van Bestuur, het bestuur van de medische staf en de vakgroep chirurgie - diepgeworteld zijn en al dateren van ruim voor het incident rond tweede kerstdag 2016. U geeft thans nog altijd geen blijk van enige vorm van zelfreflectie ten aanzien van uw rol in deze kwestie en positie binnen de vakgroep, en evenmin geeft u aan hoe naar uw idee in de toekomst een samenwerking binnen deze organisatie, tussen - u en de raad van bestuur, bestuur van de medische staf en vakgroep, wet harmonieus en veilig zou kunnen verlopen.
Gezien het vorenstaande en onder de huidige omstandigheden deelt de Raad van Bestuur het standpunt van de vakgroep dat een terugkeer binnen SEHOS op korte termijn niet mogelijk is. De vertrouwensbreuk, niet alleen tussen u en de vakgroep chirurgie, maar ook tussen u en de Raad van Bestuur en het medisch stafbestuur, is zo groot dat een mediationtraject (in dit stadium) geen enkele kans van stagen heeft. Het bestuur van de medische staf deelt dit standpunt.
2.21.
Op 25 januari 2019 heeft een bespreking plaatsgevonden tussen Sehos en [eiser]. Bij brief van 8 februari 2019 heeft Sehos vervolgens de toelatingsovereenkomst opgezegd met ingang van 1 maart 2019.

3.Het geschil

3.1. [
eiser] vordert, samengevat, bij vonnis in kort geding:
bevel aan Sehos om [eiser] en zijn patiënten met onmiddellijke ingang conform de toelatingsovereenkomst toe te laten tot de gebouwen van Sehos en [eiser] in de gelegenheid te stellen zijn werkzaamheden uit te voeren en zijn patiënten te behandelen, een en ander op straffe van een dwangsom;
veroordeling van Sehosn om aan [eiser] te betalen het bedrag van
NAf 978.350, te vermeerderen met NAf 43.775 per maand vanaf 1 maart 2019 tot aan de dag waarop [eiser] door Sehos weer tot het verrichten van zijn werkzaamheden wordt toegelaten dan wel de tussen partijen bestaande toelatingsovereenkomst op rechtsgeldige wijze tot een einde is gekomen;
met veroordeling van Sehos in de proceskosten.
3.2.
Sehos voert verweer en concludeert tot afwijzing van de verzoeken, met veroordeling van [eiser] in de proceskosten.

4.De beoordeling

4.1.
De spoedeisendheid vloeit voort uit de aard van de vordering onder 1. Het betreft hier immers de vraag of [eiser] door Sehos in staat gesteld moet worden om zijn werkzaamheden te hervatten. Aannemelijk is dat met het voortduren van de afwezigheid van [eiser] de kans op terugkeer steeds [onderzoeker]er wordt en dat dit schadelijk is voor [eiser], uit een oogpunt van zowel financiële belangen als belangen in verband met zijn vakbekwaamheid en reputatie. Het andersluidende standpunt van Sehos wordt verworpen. Ten aanzien van de vordering onder 2 verwijst het gerecht naar hetgeen is overwogen vanaf 4.13.
4.2.
De vordering onder 1 is gebaseerd op het standpunt dat Sehos de toelatingsovereenkomst niet rechtsgeldig heeft opgezegd. Dat betekent dat in dit kort geding de vraag aan de orde is of aannemelijk is dat de bodemrechter tot het oordeel zal komen dat het standpunt van [eiser] juist is. Ook in het geval die vraag bevestigend moet worden beantwoord, zullen de wederzijdse belangen moeten worden afgewogen alvorens tot toewijzing van de vordering te kunnen komen.
4.3.
Uit de toelatingsovereenkomst volgt dat deze alleen kan worden opgezegd in geval van een gewichtige reden. Het is aan Sehos, als de partij die gebruik heeft gemaakt van haar bevoegdheid tot opzegging, om voldoende feiten te stellen waaruit volgt dat van een dergelijke gewichtige reden sprake is. In dat verband vergt het belang van [eiser] dat Sehos zich baseert op omstandigheden van feitelijke aard en niet louter op gevoelens van betrokkenen. De gestelde gewichtige reden moet, met andere woorden, een voldoende feitelijke basis hebben.
4.4.
Dit laat onverlet dat Sehos in haar afweging ook mag betrekken de mate waarin naar verwachting sprake zal kunnen zijn van een goede samenwerking binnen de betrokken groep medici. Het gaat in dit geval om de samenwerking binnen de vakgroep chirurgie. Uit de aard van de zaak is het – letterlijk – van levensbelang dat binnen die groep goed wordt samengewerkt en dat sprake is van onderling vertrouwen. Gelet op haar verantwoordelijkheid voor de veiligheid van patiënten, mag Sehos aan dit belang zeer groot gewicht toekennen. Heeft Sehos concrete aanleiding om te twijfelen aan de mate waarin binnen de vakgroep onderling vertrouwen bestaat, dan is dat een feitelijke omstandigheid die kan bijdragen aan het bestaan van een gewichtige reden voor opzegging van de overeenkomst.
4.5.
Tegen deze achtergrond overweegt het gerecht verder het volgende.
4.6.
Het gerecht leest de opzeggingsbrief zo dat de opzegging in de kern is gebaseerd op een vertrouwensbreuk tussen enerzijds [eiser] en anderzijds (de collega’s in) de vakgroep en andere onderdelen van Sehos. Voor wat betreft het vertrouwen van de collega’s in de samenwerking met [eiser] is de gestelde vertrouwensbreuk naar voorlopig oordeel voldoende feitelijk onderbouwd. Sehos heeft gewezen op de brief van de vakgroep van 9 maart 2017 (2.7), waarin zij met het oog op een mogelijke hervatting door [eiser] van zijn werkzaamheden hun “zorgen uitspreken juist over de continuïteit en veiligheid van de patiëntenzorg.” In de tweede plaats heeft Sehos gewezen op de brief van de vakgroep van 25 oktober 2017 (2.16), waarin de vakgroep, onderbouwd met voorbeelden, heeft opgemerkt “geen weg terug” te zien voor [eiser]. Desgevraagd door de raad van bestuur heeft de vakgroep dit standpunt bij brief van 14 december 2018 (2.18) herhaald. In het licht van deze latere berichten heeft Sehos in redelijkheid geen betekenis hoeven hechten aan het – ongemotiveerde – bericht van de vakgroep van 4 april 2017 (2.9), waarin deze de eerdere brief van 9 maart 2017 heeft ingetrokken.
4.7.
Daarmee moet naar voorlopig oordeel als vaststaand worden aangenomen dat in elk geval in de visie van de directe collega’s van [eiser] onoverkomelijke bezwaren bestaan tegen hervatting van de werkzaamheden door [eiser]. Gelet op het overwogene in 4.4, is dit een gegeven dat Sehos in redelijkheid zeer zwaar heeft kunnen laten meewegen in haar afweging om al dan niet tot opzegging van de overeenkomst over te gaan. Dit zou alleen anders zijn als aangenomen zou moeten worden dat het gebrek aan vertrouwen van de collega’s op niets is gebaseerd of alleen op omstandigheden die in redelijkheid geen rol zouden moeten spelen. Dat kan echter niet worden aangenomen. Het gerecht verwerpt het standpunt van [eiser] dat een van de chirurgen ([chirurg]) handelt uit rancune en een ander zich zou laten leiden door het motief dat hij de plaats van [eiser] wil innemen. Dat betoog gaat immers voorbij aan het collectieve karakter van de berichten van de vakgroep. De bezwaren van de collega’s hebben niet alleen betrekking op de wijze waarop [eiser] zijn vak uitoefent, maar ook op de manier waarop hij zich in de samenwerking gedraagt, de mate waarin hij zich openstelt voor kritische feedback en de wijze waarop hij zich jegens betrokkenen uit. Dit zijn omstandigheden die de kern van het werk van [eiser] en zijn collega’s raken. Als op deze punten vertrouwen ontbreekt, valt niet in te zien dat binnen de vakgroep op gezonde wijze kan worden samengewerkt. Sehos behoeft dat niet te dulden.
4.8.
Uit de brief van Sehos aan [eiser] van 10 januari 2019 (2.19) volgt dat Sehos ook belang heeft gehecht aan het ontbreken van vertrouwen van [eiser] in de raad van bestuur. Sehos heeft dit gebaseerd op de uitlatingen van [eiser] in zijn brief van 31 augustus 2018. Naar voorlopig oordeel van het gerecht heeft Sehos dit in redelijkheid kunnen meewegen in haar opzegging. Weliswaar klemt een moeizame verhouding tussen een medisch specialist en de raad van bestuur minder dan een moeizame verhouding tussen specialisten onderling, nu immers de eerstgenoemde verhouding niet direct van invloed zal zijn op de patiëntveiligheid, maar dat laat onverlet dat enige vorm van samenwerking tussen de betrokken specialist en de raad van bestuur mogelijk moet zijn. Op allerlei terrein zal immers afstemming moeten plaatsvinden. Niet denkbaar is dat dit op vruchtbare wijze zal kunnen indien het vertrouwen volledig ontbreekt.
4.9.
Dat laatste – het vertrouwen van [eiser] in de raad van bestuur ontbreekt volledig – heeft Sehos in redelijkheid kunnen afleiden uit de brief van [eiser] van 31 augustus 2018. Met name komt daarin tot uitdrukking de opvatting dat de raad van bestuur sinds het incident in december 2016 slechts erop gericht is geweest om [eiser] dwars te zitten en hem weg te werken. Een dergelijk complot-denken wordt naar voorlopig oordeel niet ondersteund door het beschikbare bewijsmateriaal. [eiser] ziet over het hoofd dat de raad van bestuur iets moest doen met de berichten die begin 2017 bij hem binnen kwamen. De actie van de inspectie in verband met de kwalificaties van [eiser] en het bericht van de vakgroep van 9 maart 2017 konden immers niet zomaar terzijde gelegd worden. Niet aannemelijk is geworden dat de raad van bestuur deze incidenten heeft aangegrepen om [eiser] te beschadigen. Dat geldt ook voor de daaropvolgende acties van de raad van bestuur. De raad heeft een derde ([onderzoeker]) ingeschakeld om onderzoek te doen en te adviseren, hij heeft gesprekken gevoerd met alle betrokkenen en hij heeft een coach ingeschakeld om te bemiddelen. Ook het voorstel voor een vaststellingsovereenkomst moet naar voorlopig oordeel in dit licht worden bezien. Daarmee is niet gezegd dat de raad van bestuur in dit proces en met de diverse maatregelen geen steken heeft laten vallen (zie nader hieronder), maar van een opzet op het wegwerken van [eiser] is niet gebleken. De grote woorden die [eiser] bezigt in zijn brief van 31 augustus 2018 geven dus blijk van een ernstig beschadigde relatie, zonder dat die door de feiten worden ondersteund.
4.10.
Bij deze stand van zaken heeft Sehos zich naar voorlopig oordeel in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat voor voortzetting van de samenwerking met [eiser] onvoldoende basis bestaat en dat sprake is van een gewichtige reden voor opzegging. Hierop stuit de vordering onder 1 af.
4.11.
Zoals hierboven al aan de orde kwam, betekent deze conclusie niet dat aan de zijde van Sehos alles vlekkeloos is gegaan. Zo rijst de vraag naar de noodzaak van het tijdsverloop van bijna twee jaar tussen de non-actiefstelling en het ontslagbesluit. Ook heeft [eiser] erop gewezen dat Sehos niet op alle punten heeft gehandeld conform haar eigen Reglement Mogelijk Disfunctionerend Medisch Specialist Sehos. Het gerecht is er verder niet op voorhand van overtuigd dat in dit geval op goede gronden voor opzegging wegens een dringende reden is gekozen, met verkorting van de opzegtermijn tot gevolg. Deze en mogelijke andere omissies kunnen er echter niet leiden dat de vordering onder 1 alsnog moet worden toegewezen. Aan de door Sehos geconstateerde vertrouwensbreuk, en daarmee aan de grond voor de opzegging, doen die omstandigheden immers niet af.
4.12.
Een belangenafweging leidt tot dezelfde conclusie. Gegeven de vertrouwensbreuk, met name die tussen [eiser] en zijn collega’s uit de vakgroep, moet het belang van een goed functionerende chirurgie-afdeling binnen het ziekenhuis zwaarder wegen dan het persoonlijke belang van [eiser] bij hervatting van zijn werkzaamheden.
4.13.
Ten aanzien van de vordering onder 2 (voorschot op schadevergoeding) geldt het volgende.
4.14.
Het betreft hier een vordering tot voldoening van geldsommen. Met betrekking tot een voorziening in kort geding, bestaande in veroordeling tot betaling van een geldsom, is terughoudendheid op zijn plaats. De rechter zal daarbij niet alleen hebben te onderzoeken of het bestaan van een vordering van de [eiser] op de Sehos voldoende aannemelijk is, maar ook of daarnaast sprake is van feiten en omstandigheden die meebrengen dat uit hoofde van onverwijlde spoed een onmiddellijke voorziening is vereist, terwijl de rechter in de afweging van de belangen van partijen mede zal hebben te betrekken de vraag naar - kort gezegd - het risico van onmogelijkheid van terugbetaling, welk risico kan bijdragen tot weigering van de voorziening.
4.15.
Mede gelet op de beoordeling met betrekking tot de vordering onder 1, is het gerecht van oordeel dat niet voldaan is aan de voorwaarden voor toewijzing van een geldvordering in kort geding. Hoewel niet kan worden uitgesloten dat Sehos jegens [eiser] een betalingsverplichting heeft, is die vordering onvoldoende ‘hard’ om in kort geding te kunnen worden toegewezen. Ook is onvoldoende aannemelijk geworden dat sprake is van omstandigheden die meebrengen dat uit hoofde van onverwijlde spoed een onmiddellijke voorziening is vereist. Ondanks de non-actiefstelling geniet [eiser] volgens zijn eigen stellingen immers nog altijd een inkomen van bijna
NAf 44.000 per maand. [eiser] heeft geen feiten gesteld die kunnen leiden tot de conclusie dat hij ondanks dit inkomen ernstig in de problemen komt indien geen voorziening in kort geding wordt gegeven.
4.16.
Ook de vordering onder 2 zal dus worden afgewezen.
4.17.
Als de in het ongelijk gestelde partij zal [eiser] worden veroordeeld in de proceskosten van Sehos.

5.De beslissing

Het Gerecht:
5.1.
wijst de vorderingen af;
5.2.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten van Sehos, begroot op NAf 1.500;
5.3.
verklaart deze veroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. Th. Veling, rechter in het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao, en in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 17 april 2019.