ECLI:NL:OGEAC:2019:91

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
29 april 2019
Publicatiedatum
13 mei 2019
Zaaknummer
CUR201802482
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige hinder door plaatsing van lantaarnpaal en vordering tot verplaatsing

In deze zaak vorderden [eiser 2] c.s. dat het Land Curaçao de lantaarnpaal, die hinder veroorzaakte bij de toegang tot hun perceel aan de Sta. Rosaweg, zou verplaatsen. De eisers, eigenaren van het perceel, stelden dat de lantaarnpaal hinderlijk was geplaatst en dat dit leidde tot gevaarlijke situaties bij het in- en uitrijden van hun terrein. Het Land verweerde zich door te stellen dat de plaatsing van de lantaarnpaal noodzakelijk was voor de verkeersveiligheid en dat de hinder niet onrechtmatig was. Het gerecht oordeelde dat de hinder die de lantaarnpaal veroorzaakte niet onrechtmatig was, omdat het Land als wegbeheerder de vrijheid had om de openbare weg in te richten. De eisers konden niet aantonen dat er een overeenkomst was die het Land verplichtte om de lantaarnpaal te verplaatsen. Bovendien werd vastgesteld dat het perceel van [eiser 2] c.s. nog steeds toegankelijk was, ondanks de aanwezigheid van de lantaarnpaal. Het gerecht wees de vorderingen van [eiser 2] c.s. af en veroordeelde hen in de proceskosten van het Land.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO

VONNIS
in de zaak van:
[eiser 1],
[eiser 2],
wonende te Curaçao,
eisers,
in persoon,
tegen
de openbare rechtspersoon
HET LAND CURAÇAO,
gevestigd te Curaçao,
gedaagde,
gemachtigde: mr. A.C. Herrera.
Partijen worden aangeduid als [eiser 2] c.s. en het Land.

1.Het procesverloop

1.1.
Het procesverloop blijkt uit:
- het verzoekschrift van 1 augustus 2018, met producties;
- de conclusie van antwoord, met producties;
- de behandeling ter zitting van 13 maart 2019;
- de aanvullende producties van [eiser 2] c.s.;
- de ter zitting overgelegde pleitaantekeningen;
- de ter zitting door het Land overgelegde situatietekening.
1.2.
Vonnis is bepaald op heden.

2.De feiten

2.1. [
eiser 2] c.s. is eigenaar van een perceel grond aan de Sta. Rosaweg.
2.2.
In 2004 heeft [eiser 2] c.s. een bouwvergunning voor het perceel verkregen. Op basis daarvan heeft hij een bedrijfshal op het perceel laten bouwen en parkeerplaatsen aangebracht. Bij de bouwvergunning hoort de op de volgende pagina weergegeven tekening. De bouwvergunning bevat onder andere het volgende voorschrift:
10. het terrein dient aan de zuidelijk geprojecteerde grens met uitzondering van de geconcentreerde in- en uitrit die in de zuid oostelijke perceelhoek moet worden aangelegd fysiek van de Sta. Rosaweg middels b.v. hogere trottoirbanden of stalen buizen te zijn afgesloten.
2.3.
Een inspectierapport vermeldt het volgende:
Datum Aantekeningen paraaf ambtenaar
20-1-05 uitzetting en rooilijnen [paraaf]
2.4.
Op de grens van zijn perceel met de Sta. Rosaweg heeft [eiser 2] c.s. een muur doen oprichten. Deze muur loopt van de zuidwestelijke hoek van het perceel tot ongeveer ter hoogte van de zuidwestelijke hoek van het bedrijfsgebouw. De rest van de grens met de Sta. Rosaweg is opengelaten.
2.5.
Vanaf 2015 is de Sta. Rosaweg in opdracht van het Land opnieuw ingericht. Daarbij is onder andere de rotonde ter hoogte van de Seru Loraweg aangelegd. Ook zijn trottoirs aangelegd en is de straatverlichting vervangen.
2.6.
De nieuwe straatverlichting is zo geplaatst dat een lantaarnpaal ongeveer in het midden staat van het in 2.4 bedoelde opengelaten gedeelte van de grens tussen het perceel van [eiser 2] c.s. en de Sta. Rosaweg.
2.7.
Naar aanleiding van klachten van [eiser 2] c.s. over de toegankelijkheid van zijn perceel in verband met de desbetreffende lantaarnpaal heeft het Land in 2016 roodgeverfde stalen beugels om de paal laten plaatsen.

3.Het geschil

3.1. [
eiser 2] c.s. vordert het Land te bevelen de lantaarnpaal vier of vijf meter naar rechts of links te verplaatsen.
3.2.
Het Land voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vorderingen, met proceskostenveroordeling van [eiser 2] c.s., vermeerderd met wettelijke rente en bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad.

4.De beoordeling

4.1. [
eiser 2] c.s. wil dat het Land de gewraakte lantaarnpaal enkele meters naar links of naar rechts opschuift, zodat deze niet meer hinderlijk middenin de strook grond staat die gebruikt wordt door bezoekers van zijn perceel. De huidige plaats van de paal zorgt ervoor dat er vaak aanrijdingen met de paal zijn (of met de stalen beugel die de paal inmiddels beschermt), omdat de paal gemakkelijk over het hoofd wordt gezien. Bovendien is er door de paal weinig manoeuvreerruimte voor automobilisten die naar of van het perceel komen. Tot zover het standpunt van [eiser 2] c.s..
4.2.
In zijn verzoekschrift spreekt [eiser 2] c.s. van een overeenkomst ten aanzien van de plaats waar de inrit naar zijn perceel moet komen. [eiser 2] c.s. meent dat hij zich aan die overeenkomst heeft gehouden door zijn perceel in te richten zoals hij heeft gedaan (zie 2.4). Het Land is daarmee volgens [eiser 2] c.s. akkoord gegaan. Het gerecht begrijpt dat [eiser 2] c.s. hiermee doelt op het in 2.3 bedoelde formulier. Volgens [eiser 2] c.s. moet het Land die overeenkomst nakomen en door de lantaarnpaal te plaatsen zoals is gedaan doet het Land dat niet.
4.3.
Het gerecht wijst dit standpunt af. Uit het enkele feit dat een ambtenaar in 2005 het gebouwde heeft geïnspecteerd en heeft geparafeerd voor de “uitzetting en rooilijnen”, kan niet worden geconcludeerd dat het Land een overeenkomst met [eiser 2] c.s. heeft gesloten of zich op een andere manier zou hebben verplicht nooit iets aan de inrichting van de openbare weg zou veranderen dat mogelijk enige hinder voor [eiser 2] c.s. zou opleveren. De vordering van [eiser 2] c.s. kan dus niet worden toegewezen op de grond dat het Land met de plaatsing van de lantaarnpaal zou handelen in strijd met enige overeenkomst.
4.4. [
eiser 2] c.s. beroept zich ook op onrechtmatige hinder. In dat verband is het uitgangspunt dat niet iedere overlast onrechtmatig is. Enige hinder zal vaak onvermijdelijk zijn en moet daarom ook geaccepteerd worden. De grens ligt daar waar de toegebrachte hinder onrechtmatig is in de zin van artikel 6:162 BW (zie artikel 5:37 BW). Dat betekent dat de hinder zodanig moet zijn dat degene die de hinder veroorzaakt handelt in strijd met hetgeen betamelijk is. Dat hangt weer af van de soort hinder, de ernst en de duur ervan, van de toegebrachte schade en van de overige omstandigheden van het geval waaronder de plaatselijke omstandigheden.
4.5.
Dat de lantaarnpaal hinder veroorzaakt staat wel vast. Voorheen konden bezoekers van het perceel van [eiser 2] c.s. ongehinderd een strook grond gebruiken ter breedte van ongeveer de bedrijfshal om met de auto het perceel op en af te rijden. Nu staat ongeveer in het midden van die strook grond een lantaarnpaal. Aannemelijk is dat die paal gemakkelijk over het hoofd wordt gezien, gelet op de vorm (dun) en de kleur ervan (aluminium). Aannemelijk is ook dat de door het Land aangebrachte beugel deze hinder niet wegneemt, nu die beugel weliswaar de paal beschermt tegen beschadiging door aanrijding, maar ook die beugel vanwege de geringe hoogte ervan over het hoofd gezien kan worden.
4.6.
Deze hinder is naar het oordeel van het gerecht echter niet onrechtmatig. Het gerecht licht dit oordeel als volgt toe.
4.7.
Allereerst is van belang dat het aan het Land is – als wegbeheerder – de inrichting van de openbare weg te bepalen. Het Land heeft gekozen voor lantaarnpalen van een bepaald type en in die keuze was het Land in beginsel vrij. Het gekozen type lantaarnpaal maakt, zoals het Land onbetwist heeft gesteld, dat de afstand tussen de verschillende palen niet groter mag zijn dan twintig meter, omdat bij een grotere afstand ‘zwarte gaten’ ontstaan. Als wegbeheerder is het Land verantwoordelijk voor een weginrichting die de verkeersveiligheid ten goede komt. In redelijkheid kan het Land zich dus op het standpunt stellen dat het onwenselijk is de lantaarnpalen te ver uit elkaar te plaatsen. Vast staat dat de onderhavige lantaarnpaal niet kan worden verplaatst zonder een ‘zwart gat’ te laten ontstaan.
4.8.
Verder is van belang dat het perceel van [eiser 2] c.s. ondanks de plaatsing van de paal nog steeds toegankelijk is, ook voor grotere voertuigen. Dit is door het Land gesteld en desgevraagd op de zitting niet door [eiser 2] c.s. weersproken. Zowel links als rechts van de paal resteert genoeg ruimte om het terrein op en af te rijden. Dat er vanwege de paal meer oplettendheid van de bestuurders gevergd wordt, zeker als er auto’s tegelijk in en uit willen gaan, doet hier niet aan af.
4.9.
Waar dus het Land goede redenen heeft om de paal op de huidige plek te handhaven en het perceel van [eiser 2] c.s. ondanks die paal nog altijd toegankelijk is, valt niet in te zien dat het Land onrechtmatige hinder zou veroorzaken door de paal niet te verplaatsen. Ook wordt het handelen van het Land niet onrechtmatig door te weigeren palen van een ander type (hoger) aan weerszijden van de open strook grond te plaatsen of andersoortige straatverlichting (bijvoorbeeld in de grond verzonken) aan te brengen. Dergelijke alternatieven zouden alleen in beeld komen als de paal op zijn huidige plaats beduidend meer overlast zou veroorzaken dan nu het geval is.
4.10.
Dit geldt vooral ook omdat [eiser 2] c.s. andere maatregelen kan nemen om zijn bezoekers op de paal opmerkzaam te maken. Het Land heeft voorgesteld rubberen bumpers rondom de paal te plaatsen, zodat automobilisten op een hindernis opmerkzaam worden gemaakt voordat zij de paal raken. Op de zitting is ook de mogelijkheid besproken dat [eiser 2] c.s. de toegang tot zijn perceel versmalt op zo’n manier dat automobilisten niet meer aan weerskanten van de paal het perceel op kunnen maar gedwongen worden via één kant te gaan. Vast staat immers dat dan op zichzelf nog genoeg ruimte overblijft om het perceel op en af te gaan. De paal staat dan niet langer op zichzelf in het midden van een overigens open ruimte.
4.11.
Al met al is dus van onrechtmatige hinder geen sprake. Dat betekent dat de vordering ook niet op deze grond kan worden toegewezen.
4.12. [
eiser 2] c.s. zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten van het Land. De wettelijke rente over deze kosten is toewijsbaar zoals hieronder weergegeven.

5.De beslissing

5.1.
wijst de vorderingen af;
5.2.
veroordeelt [eiser 2] c.s. in de proceskosten van het Land, begroot op NAf 2.500, te vermeerderen met de wettelijke rente met ingang van de 15e dag na datum van dit vonnis tot aan de dag van voldoening;
5.3.
verklaart deze proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. Th. Veling, rechter in het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao, en in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 29 april 2019.