ECLI:NL:OGEAC:2019:82

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
21 februari 2019
Publicatiedatum
1 mei 2019
Zaaknummer
CUR201600657 en CUR201600933
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Naheffingsaanslagen omzetbelasting en vergrijpboetes opgelegd aan X N.V. door de Inspecteur der Belastingen

In deze zaak heeft het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao op 21 februari 2019 uitspraak gedaan over de naheffingsaanslagen omzetbelasting die zijn opgelegd aan X N.V. De belanghebbende, X N.V., heeft bezwaar gemaakt tegen de naheffingsaanslagen en de vergrijpboetes die zijn opgelegd door de Inspecteur der Belastingen. De naheffingsaanslagen zijn gebaseerd op een boekenonderzoek dat in 2015 heeft plaatsgevonden, waaruit bleek dat de belanghebbende niet voldeed aan de administratieplicht zoals voorgeschreven in artikel 43 van de Algemene landsverordening Landsbelastingen (ALL). Dit leidde tot omkering en verzwaring van de bewijslast, waardoor de Inspecteur een redelijke schatting moest maken van de omzetbelasting. De belanghebbende heeft de correcties en de verdeling van de gecorrigeerde omzet over de verschillende belastingtarieven niet overtuigend bestreden. Het Gerecht oordeelde dat de naheffingsaanslagen en de vergrijpboetes terecht waren opgelegd, omdat de belanghebbende niet op overtuigende wijze de onjuistheid van de schatting van de Inspecteur had aangetoond. De opgelegde vergrijpboetes werden als passend beoordeeld in verhouding tot de ernst van het vergrijp. Het Gerecht verklaarde de beroepen ongegrond en wees de proceskostenvergoeding af.

Uitspraak

Uitspraak van 21 februari 2019
BBZ nrs. CUR201600657 en CUR201600933
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO
UITSPRAAK
op het beroep in de zin van de
Landsverordening op het beroep in belastingzaken van:
X N.V., gevestigd te Curaçao,
belanghebbende,
gericht tegen:
DE INSPECTEUR DER BELASTINGEN, zetelend in Curaçao,
de Inspecteur.

1.PROCESVERLOOP

1.1
Aan belanghebbende is op 29 maart 2016 een naheffingsaanslag omzetbelasting over de periode december 2013 opgelegd van NAf 12.790. Tevens is een vergrijpboete opgelegd van NAf 5.549.
1.2
Aan belanghebbende is op 29 maart 2016 een naheffingsaanslag omzetbelasting over de periode december 2014 opgelegd van NAf 44.068. Tevens is een vergrijpboete opgelegd van NAf 22.034 (50%).
1.3
Belanghebbende heeft op 24 maart 2016 bezwaar gemaakt tegen de naheffingsaanslagen en de boetes.
1.4
De Inspecteur heeft bij uitspraak op bezwaar van 18 augustus 2016 de naheffingsaanslag omzetbelasting 2013 verminderd tot NAf 5.434 en de vergrijpboete 2013 verminderd tot NAf 1.358 (25%).
1.5
De Inspecteur heeft bij uitspraak op bezwaar van 21 juli 2016 de naheffingsaanslag omzetbelasting 2014 verminderd tot NAf 33.835 en de vergrijpboete 2014 verminderd tot NAf 16.917 (50%).
1.6
Belanghebbende heeft op 14 september 2016 beroep ingesteld.
1.7
De Inspecteur heeft op 10 april 2017 verweerschriften ingediend.
1.8
De zitting heeft op 25 april 2017 plaatsgevonden ten overstaan van rechter mr. De Werd. Namens belanghebbende is verschenen haar directeur en enig aandeelhouder A, bijgestaan door B AA en C. Namens de Inspecteur zijn verschenen mr. D en drs. E. Belanghebbende heeft ter zitting een pleitnotitie voorgedragen en ingebracht.
1.9
Belanghebbende heeft op 9 mei 2017 met instemming van het Gerecht een nader stuk ingebracht.
1.1
De Inspecteur heeft op 18 juli 2017 daarop gereageerd.
1.11
Belanghebbende heeft op 20 juli 2017 een nader stuk ingebracht.
1.12
Het Gerecht heeft bepaald dat een nadere zitting achterwege blijft en het onderzoek gesloten.
1.13
Door defungeren van rechter mr. De Werd per 1 augustus 2018, kan de uitspraak in deze zaak niet door hem worden gewezen.

2.FEITEN

2.1
Belanghebbende exploiteert een minimarket waar levensmiddelen, drank en huishoudelijke producten worden verkocht.
2.2
Namens de Inspecteur heeft in 2015 een boekenonderzoek plaatsgevonden bij belanghebbende naar de aanvaardbaarheid van de aangiften winstbelasting 2013, loonbelasting 2013 en omzetbelasting 2013 en 2014. De bevindingen van dit onderzoek zijn neergelegd in een rapport van 13 november 2015. In dit rapport is onder meer het volgende vermeld:

3.4 Administratieplicht
Op basis van artikel 43, lid 2 ALL zijn administratieplichtigen onder andere gehouden van hun vermogenstoestand en van alles betreffende hun bedrijf naar de eisen van dat bedrijf op zodanige wijze een administratie te voeren dat te allen tijde hun rechten en verplichtingen evenals de voor de heffing van de belasting overigens van belang zijnde gegevens, hieruit duidelijk blijken.
Tijdens het onderzoek is gebleken dat op de volgende onderdelen niet is voldaan aan de hiervoor omschreven verplichting:
1. Omdat een groot deel van de omzet per kas wordt ontvangen dient belastingplichtige een sluitende kasadministratie te voeren. Uit de volgende constateringen blijkt dat dit niet het geval is:
 Er wordt geen kasboek bijgehouden;
 Er wordt geen kascontrole toegepast.
2. Op basis van gegevens van derden (renseignementen) is vastgesteld dat de inkopen niet volledig zijn verantwoord.
3. De inkopen halfklaarbrood zijn niet in het grootboek verantwoord.
4. Het grootboek sluit niet aan met de jaarrekening.
Op basis van het voorgaande concludeer ik dat niet volledig is voldaan aan de administratieplicht ingevolge artikel 43, lid 2 ALL. In dit verband heb ik belastingplichtige gewezen op artikel 30, lid 6 ALL, de zogenaamde omkering bewijslast.
Reactie op conceptrapport:
Belastingplichtige heeft een overzicht verstrekt waarop de beginkas (250), de verkopen totaal, de verkopen per bank en de inkopen per dag zijn verantwoord. Verder is in de reactie vermeld dat rekening gehouden moet worden bij de aansluiting van de gegevens van derden en de verantwoorde inkopen dat belastingplichtige voor een gedeelte van het jaar producten heeft ingekocht onder de NV (tot en met juli werd dit door de IB onderneming gedaan).
Standpunt controlemedewerkster:
Op het overzicht van belastingplichtige ontbreken de privé stortingen en privé opnamen, de bankstortingen en het eindsaldo per dag. Naar aanleiding hiervan kunnen deze overzichten niet beschouwd worden als een kasboek. Bij de aansluiting van de inkopen met derden gegevens is rekening gehouden met de periode van augustus tot en met december van het jaar 2013.
(…)
3.7
Oordeel administratie
Naast de in de onderdelen "Administratieplicht" en "Bewaarplicht" genoemde bevindingen heb ik het volgende geconstateerd:
- Er worden negatieve kassaldi geconstateerd. De verantwoorde omzet in de jaarrekening is in het grootboek verantwoord als cash omzet. Echter heeft een gedeelte van de omzet betrekking op omzet ontvangen per bank (‘Swipe'). Naar aanleiding hiervan bedraagt de negatieve kassaldi hoger.
- De betaalde salarissen zijn niet in het grootboek verantwoord.
- De verantwoorde kosten in de jaarrekening (salarissen/overige huisvestingskosten/huur/voedselbederving/overige algemene kosten/regeling AOV en regeling IB) zijn niet in het grootboek verantwoord.
- Er zijn 2 Z-afslagen niet aangetroffen. Op een papier is een geschat omzetbedrag van deze 2 dagen vermeldt.
- Op WTP dagen is de omzet hoger dan de dagen waarop er geen WTP's zijn geweest. De herleide omzet op basis van de gemiddelde dagomzet op de WTP dagen is hoger dan de verantwoorde omzet in de jaarrekening van het jaar 2013 en de aangegeven omzet van het jaar 2014 conform de OB aangiften.
- Er ontstaat een laag netto privé in de kasopstelling van de Digra. Voor dit lage netto privé bestaat geen aannemelijke verklaring. Voor de berekening van het lage netto privé verwijs ik naar bijlage 3 bij dit rapport.
- Over de 5 maanden van het jaar 2013 heeft belastingplichtige geen enkele inkopen verantwoord met betrekking tot alcoholhoudende drank
- Belastingplichtige heeft geen rekening gehouden met het privé gedeelte bij de huurkosten.
(…)
6 OMZETBELASTING
6.1
Algemeen
Het belastbare feit voor de OB is de levering van levensmiddelen, drank en huishoudelijke producten. De omzet van belastingplichtige is vrijgesteld van OB bij de levering van water, brood, eieren, rijst, aardappelen, graan, meel, babyvoeding, groenten en fruit. De levering van frisdranken, alcoholhoudende drank en tabaksproducten is belast tegen een tarief OB van 9%. De levering van overige producten is belast tegen een tarief van 6%.
6.2
Aansluitingen
6.2.1
Aansluiting tussen de omzet jaarrekening en de omzet waarover OB is aangegeven
Ik heb vastgesteld dat er aansluiting is tussen de omzet volgens de jaarrekening en de omzet waarover OB is aangegeven. Deze berekening luidt als volgt:
2013
Omzet jaarrekening
310.62
Af: onbelaste omzet
82.532
Belaste omzet volgens jaarrekening
228.088
Belaste omzet volgens aangiften
228:088
Niet verklaard verschil
Uit een analyse van de inkopen van producten die vrijgesteld zijn voor de OB heb ik geconstateerd dat de verkopen hiervan 20% bedraagt van het totaal verantwoorde omzet. Uit de aangiften OB van het jaar 2013 blijkt dat 27% (82.532/310.620) van het totaal omzet betrekking heeft op vrijgestelde omzet. Gezien de bovenstaande bevindingen stel ik voor om de vrijgestelde omzet voor de OB (0%) vast te stellen op 20% van het totaal verantwoorde omzet over het jaar 2013. Uit een analyse van de inkopen van de producten waarvan de omzet belast is naar een tarief van 9% heb ik geconstateerd dat de aangegeven omzet conform de aangiften OB te laag is. De omzet belast naar een tarief van 9% wordt vastgesteld op 30% van de totale omzet. Aan de hand van de verantwoorde inkopen en de brutowinstmarge op deze producten heb ik geconstateerd dat de omzet hiervan 20% bedraagt van de totale verantwoorde omzet, exclusief de omzet van alcohol houdende dranken. Ik heb de omzet van alcoholhoudende dranken vastgesteld op 10% van de totale omzet. Naar aanleiding hiervan is de omzet alcoholhoudende dranken vastgesteld op 30% van de totale omzet. De omzetverdeling naar de verschillende OB tarieven is als volgt.
% van de totale omzet
Omzet belast naar een tarief van 0%
20%
Omzet belast naar een tarief van 6%
50%
Omzet belast naar een tarief van 9%
30%
Naar aanleiding van deze verdeling is belastingplichtige 17.704 OB verschuldigd conform de verantwoorde omzet in de jaarrekening van het jaar 2013.
Belaste omzet
Verschuldigde OB
Omzet belast naar een tarief van 0%
Omzet belast naar een tarief van 6%
155.31
9.318
Omzet belast naar een tarief van 9%
93.186
8.386
Totaal verschuldigde OB
17.704
Aangegeven OB
14.323
Verschil
3.381
Correctie
2013
Na te heffen OB
3.381
Reactie op conceptrapport:
In de reactie wordt aangegeven dat in onderdeel 6.2.1 van het rapport is vermeld dat alleen 20% van de verkopen gebaseerd is op producten met een belastingtarief van 0%. Belastingplichtige maakt bekend dat haar bedrijfsactiviteiten het handelen en verkopen van levensmiddelen zijn. De meest verkochte producten binnen het bedrijf zijn precies de middelen die als basisbehoeften worden beschouwd.
Standpunt controlemedewerkster:
Gezien de geconstateerde bevindingen met betrekking tot de aangeslagen omzet (0% en 9%) is de verklaring van belastingplichtige niet aannemelijk. Naar aanleiding hiervan worden de correcties gehandhaafd.
6.2.2
OB gevolgen naar aanleiding van voorgestelde omzetcorrectie
In onderdeel 4.3.2 van dit rapport is een bedrag van 165.057 gecorrigeerd als omzet voor het jaar 2013. Ik stel voor om de OB over deze omzet na te heffen. Ik stel voor om de verschuldigde OB vast te stellen aan de hand van de vermelde verdeling in onderdeel 6.2.1 van dit rapport. Dit is 50% van de omzetcorrectie (82.529) naar een OB tarief van 6% en 30% van de omzetcorrectie (49.517) naar een OB tarief van 9%.
Belaste
Omzetcorrectie
Verschuldigde OB
Correctie omzet belast naar tarief van 6%
82.529
4.952
Correctie omzet belast naar tarief van 9%
49.517
4.457
Totaal verschuldigde OB
9.409
Ik stel voor om de OB na te heffen over het jaar 2013.
Correctie
2013
Na te heffen OB
9.409
Voor het jaar 2014 bedraagt het totaal verschuldigde OB als volgt:
2014
Verschuldigde OB
Berekende omzet
1.134.785
Omzet tarief 6% (50% van de totale omzet)
567.393
34.044
Omzet tarief 9% (30% van de totale omzet)
340.436
30.639
Totaal verschuldigde OB
64.683
Aangegeven OB
20.615
Verschil
44.068
Ik stel voor om het verschil na te heffen over het jaar 2014.
Correctie
2014
Na te heffen OB
44.068
2.3
Naar aanleiding van de bevindingen van het boekenonderzoek zijn onderhavige naheffingsaanslagen omzetbelasting opgelegd, alsmede de vergrijpboetes.

3.GESCHIL

3.1
In geschil is of de naheffingsaanslagen en de vergrijpboetes terecht en tot een juist bedrag zijn opgelegd. Belanghebbende beantwoordt deze vraag ontkennend, de Inspecteur bevestigend.
3.2
Tussen partijen is niet in geschil dat de (gecorrigeerde) omzet voor de periode augustus t/m december 2013 NAf 405.986 bedraagt, en voor het jaar 2014 NAf 955.260.
3.3
Tussen partijen is uitsluitend nog in geschil welk deel van die omzet vrijgesteld is van omzetbelasting en welk deel belast is naar een tarief van 6% en naar een tarief van 9%. Belanghebbende bepleit in haar nadere stuk van 20 juli 2017 een verdeling van 25% (vrijgesteld), 60% (6%-tarief) en 15% (9%-tarief). De Inspecteur houdt vast aan de verdeling van 20% (vrijgesteld), 50% (6%-tarief) en 30% (9%-tarief).
3.4
Wat betreft de vergrijpboetes heeft belanghebbende (in haar bezwaarschrift, p. 3) uitsluitend aangevoerd dat deze moeten worden verminderd overeenkomstig de vermindering van de naheffingsaanslagen.
3.5
Uitgaande van voornoemde verdeling concludeert belanghebbende tot een vermindering van de naheffingsaanslag omzetbelasting 2013 tot NAf 4.721, een vermindering van de vergrijpboete 2013 tot NAf 1.180 (25%), een vermindering van de naheffingsaanslag omzetbelasting 2014 tot NAf 26.670, en een vermindering van de vergrijpboete 2014 tot NAf 13.335 (50%). De Inspecteur concludeert tot handhaving van de naheffingsaanslagen en vergrijpboetes.

4.OVERWEGINGEN

Prematuur bezwaar

4.1
In artikel 29, lid 1, Algemene landsverordening Landsbelastingen (hierna: ALL) is bepaald dat degene die bezwaar heeft tegen een hem opgelegde belastingaanslag, binnen twee maanden na de dagtekening van het aanslagbiljet een gemotiveerd bewaarschrift kan indienen bij de Inspecteur.
4.2
De onderhavige aanslagbiljetten zijn gedagtekend op 29 maart 2016. Het bezwaar is ingediend op 24 maart 2016, dus vóór de dagtekening van de aanslagen. In dat geval blijft niet-ontvankelijkverklaring achterwege indien de aanslagen ten tijde van het indienen van het bezwaar reeds tot stand was gekomen (GEA Aruba 7 januari 2019, nr. AUA201801879, ECLI:NL:OGEAA:2019:1). Daarvan is hier sprake. Gelet hierop is het bezwaar ontvankelijk.
Omkering bewijslast
4.3
Artikel 31, lid 3, Algemene landsverordening Landsbelastingen (hierna: ALL) bepaalt, voor zover van belang, dat het beroep van de belastingplichtige moet worden afgewezen indien niet is voldaan aan de administratie- en bewaarplicht van artikel 43 ALL, tenzij de belastingplichtige overtuigend kan aantonen dat en in hoeverre de uitspraak op het bezwaar onjuist is.
4.4
In een onderneming zoals die van belanghebbende, waarbij een groot deel van de omzet per kas wordt ontvangen, vormt de kasadministratie een centraal en onmisbaar onderdeel van de administratie. Het Gerecht is van oordeel dat belanghebbende geen controleerbare en sluitende kasadministratie heeft gevoerd. Zo wordt geen kasboek bijgehouden, wordt geen kascontrole toegepast en zijn negatieve kassaldi geconstateerd. Verder is op basis van gegevens van derden (renseignementen) gebleken dat de inkopen niet volledig zijn verantwoord. Voorts sluit het grootboek niet aan op de jaarrekening.
4.5
Gelet op het vorenstaande heeft belanghebbende voor de periode augustus 2013 tot en met december 2014 niet voldaan aan de op hem rustende administratieplicht zoals voorgeschreven in artikel 43 ALL. Het Gerecht acht deze schending voldoende ernstig voor toepassing van de bewijsregel van artikel 31, lid 3, ALL (omkering en verzwaring van de bewijslast).
4.6
De zogenoemde omkering en verzwaring van de bewijslast ontslaat de Inspecteur niet van zijn verplichting de door hem aangebrachte correctie niet naar willekeur vast te stellen. De naheffingsaanslagen dienen te berusten op een redelijke schatting. De omzetcorrecties zijn gebaseerd op een dagomzet van NAf 2.653, welke dagomzet is afgeleid van gegevens uit waarnemingen ter plaatse (WTP’s). Gelet daarop kan niet worden gezegd dat de correcties onredelijk of willekeurig zijn vastgesteld. Bovendien worden de omzetcorrecties door belanghebbende niet bestreden, zodat ook om die reden ervan kan worden uitgegaan dat deze correcties niet onredelijk zijn.
4.7
De verdeling van de gecorrigeerde omzet over de verschillende omzetbelastingtarieven is gebaseerd op een analyse van de inkopen (zie rapport boekenonderzoek, onderdeel 6.2.1). Gelet daarop kan niet worden gezegd dat deze verdeling onredelijk of willekeurig is vastgesteld.
4.8
Indien en voor zover een belanghebbende de juistheid van de voor de schatting gebruikte gegevens of de juistheid van de schatting van de Inspecteur anderszins betwist, dient hij daarvoor tegenbewijs te leveren op de in artikel 31, lid 3, ALL bedoelde wijze (vgl. HR 31 mei 2013, nrs. 11/03452 en 11/03456, ECLI:NL:HR:2013: BX7184).
4.9
Belanghebbende betwist uitsluitend de door de Inspecteur gehanteerde verdeling van de omzet over de verschillende omzetbelastingtarieven. In dat verband heeft belanghebbende in zijn nadere stuk van 9 mei 2017 het volgende opgemerkt:
“Wij hebben de ontvangen leveranciersfacturen in het jaar 2013 onderverdeeld in 0% en 9% omzetbelasting producten en vervolgens de omzet op basis van de aankopen in dat jaar geschat. Deze ‘indirecte’ methode voor de schatting van de omzet is kwetsbaar, omdat zij geen rekening houdt met de opgeslagen voorraden aan het begin en aan het einde van de verslagperiode. Daarom werd enigszins enkele aanpassingen op de berekende percentages voorgesteld.”
4.1
Voornoemde berekening van belanghebbende is gebaseerd op niet-verifieerbare totaalcijfers van uitsluitend het jaar 2013. Met deze berekening heeft belanghebbende allesbehalve overtuigend aangetoond dat de omzetverdeling van de Inspecteur voor de jaren 2013 en 2014 onjuist is. Belanghebbende heeft derhalve niet op overtuigende wijze de onjuistheid aangetoond van de schatting van de Inspecteur of de voor de schatting gebruikte gegevens. De naheffingsaanslagen omzetbelasting 2013 en 2014 zullen derhalve niet worden verminderd.
Vergrijpboetes
4.11
Aan belanghebbende is voor het jaar 2013 een vergrijpboete opgelegd van NAf 1.358 (25%) en voor het jaar 2014 een vergrijpboete van NAf 16.917 (50%). Redengevend daarvoor is dat het aan grove schuld (2013) dan wel opzet (2014) van belanghebbende is te wijten dat de omzetbelasting gedeeltelijk niet dan wel niet tijdig is betaald (artikel 21 ALL in samenhang met artikel 4.8, lid 2, Ministeriële regeling formeel belastingrecht).
4.12
Belanghebbende heeft uitsluitend de grondslag van de vergrijpboetes – bestaande uit het bedrag van de naheffingsaanslag – betwist, maar heeft de verwijtbaarheid (opzet en grove schuld) niet bestreden. Nu daarover geen geschil is, komt het Gerecht aan een beoordeling daarvan niet toe. De boetes zijn volgens het Gerecht in overeenstemming met de ernst van het vergrijp. Het Gerecht heeft hierbij ook in aanmerking genomen dat de naheffingsaanslagen met behulp van omkering en verzwaring van de bewijslast zijn komen vast te staan.
Slotsom
4.13
Gelet op het vorenstaande dienen de beroepen ongegrond te worden verklaard.

5.PROCESKOSTENVERGOEDING EN GRIFFIERECHT

Het Gerecht ziet geen aanleiding voor een vergoeding van de proceskosten of het griffierecht.

6.DE BESLISSING

Het Gerecht:
- verklaart de beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is gegeven door mr. dr. A.J.H. van Suilen, rechter, en uitgesproken op 21 februari 2019, in tegenwoordigheid van de griffier M.M.M. Faro MSc.
De griffier, De rechter,
Afschriften zijn per post/ per e-mail op ………………………… aan partijen verzonden.
HOGER BEROEP
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen
twee maandenna de verzenddatum hoger beroep instellen bij:
Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie (belastingkamer)
Wilhelminaplein 4
Willemstad
Curaçao
U wordt verzocht bij het indienen van het beroepschrift het volgende in acht te nemen:
1. Leg bij het beroepschrift een afschrift over van deze uitspraak;
2. Onderteken het beroepschrift en vermeld het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener,
b. de dagtekening,
c. waartegen u in beroep komt,
d. waarom u het niet eens bent met deze uitspraak (de gronden van het hoger beroep).
Partijen hebben ook de mogelijkheid het ondertekende beroepschrift per e-mail in te dienen bij de griffie van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie:
belastinggriffie@caribjustitia.org.
Voor het instellen van hoger beroep is het volgende bedrag aan griffierecht verschuldigd:
-natuurlijke personen: NAf. 200
-personenvennootschappen en rechtspersonen: NAf. 500