ECLI:NL:OGEAC:2019:74

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
4 april 2019
Publicatiedatum
15 april 2019
Zaaknummer
CUR201900203
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Eenzijdige wijziging van de arbeidsovereenkomst en goed werknemerschap in een arbeidsconflict

In deze zaak heeft [werknemer] een verzoek ingediend tegen de stichting FUNDASHON MATERIAL PA SKOL, waarin hij stelt dat zijn ontslag nietig is en dat hij recht heeft op doorbetaling van zijn loon. De zaak betreft een arbeidsovereenkomst die [werknemer] had met de stichting, waarin hij sinds 1 oktober 2005 werkzaam was, en die hij sinds 1 december 2011 als interim directeur vervulde. De stichting heeft [werknemer] per 31 maart 2019 teruggezet naar zijn oorspronkelijke functie van hoofd productieprogramma, wat volgens [werknemer] een onterecht ontslag zou zijn. De stichting heeft echter betoogd dat de arbeidsovereenkomst doorloopt en dat de wijziging van de werkzaamheden van [werknemer] een eenzijdige wijziging van de arbeidsovereenkomst betreft, die onder de eisen van goed werknemerschap valt.

Het Gerecht heeft vastgesteld dat de vorderingen van [werknemer] zijn gebaseerd op de onjuiste veronderstelling dat de arbeidsovereenkomst was beëindigd. De rechter oordeelt dat de stichting in redelijkheid van [werknemer] kon vergen om de wijziging van zijn werkzaamheden te aanvaarden, gezien de omstandigheden waaronder de wijziging plaatsvond. De stichting had [werknemer] tijdig geïnformeerd over de wijziging en hem de kans gegeven om te solliciteren naar de functie van directeur. De rechter heeft de verzoeken van [werknemer] afgewezen en de proceskosten gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURACAO
BESCHIKKING
in de zaak van:
[WERKNEMER],
wonende in Curaçao,
verzoeker,
gemachtigde: mr. S.P. Osepa,
tegen
de stichting
FUNDASHON MATERIAL PA SKOL,
gevestigd in Curaçao,
verweerster,
gemachtigde: mr. H.W. Braam.
Partijen zullen hierna [werknemer] en de stichting genoemd worden.

1.Het procesverloop

1.1.
Het verloop van de procedures is als volgt:
  • het verzoekschrift van 18 januari 2019, met producties;
  • de producties van de stichting;
  • de behandeling ter zitting van 13 februari 2019;
  • de pleitaantekeningen zijdens beide partijen;
  • de e-mail van mr. Osepa van 28 maart 2019, waarin uitspraak wordt gevraagd.
1.2.
Uitspraak is bepaald op heden.

2.De feiten

2.1.
De stichting houdt zich bezig met de ontwikkeling en productie van leermiddelen voor het onderwijs op Curaçao.
2.2.
Met ingang van 1 oktober 2005 is [werknemer] bij de stichting in dienst getreden in de functie van hoofd productieprogramma.
2.3.
Met ingang van 1 december 2011 is [werknemer] benoemd tot interim directeur. In verband met deze benoeming hebben partijen een “arbeidsovereenkomst” voor de duur van een jaar gesloten. Deze arbeidsovereenkomst bevat een regeling met betrekking tot een “schadeloosstelling bij tussentijdse beëindiging dienstverband”, waaruit volgt dat aan [werknemer] onder omstandigheden een schadeloosstelling toekomt ter hoogte van minimaal drie maandsalarissen.
2.4.
Tot 1 april 2019 heeft [werknemer] de functie van interim directeur vervuld.
2.5.
Bij brief van 27 maart 2017 heeft [werknemer] het bestuur van de Stichting gevraagd om zijn positie te formaliseren door hem te benoemen tot directeur van de stichting.
2.6.
Medio 2018 heeft het bestuur van de Stichting een advertentie geplaatst voor de werving van een nieuwe directeur. Het bestuur heeft [werknemer] uitgenodigd om te solliciteren, maar [werknemer] is op die uitnodiging niet ingegaan.
2.7.
Bij brief van 3 oktober 2018 aan het bestuur heeft [werknemer] zich op het standpunt gesteld dat hij inmiddels een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd heeft met betrekking tot de functie van directeur ad interim.
2.8.
Bij brief van 27 november 2018 heeft het bestuur van de Stichting op de brief van [werknemer] gereageerd. In die brief heeft het bestuur te kennen gegeven dat de arbeidsovereenkomst met [werknemer] niet wordt beëindigd, maar dat slechts zijn “tijdelijke aanstelling tot interim directeur” zal worden beëindigd. Daarbij zal blijkens de brief een opzegtermijn van vier maanden in acht genomen worden.
2.9.
Bij brief van 28 november 2018 heeft het bestuur van de stichting aan [werknemer] laten weten dat zijn tijdelijke aanstelling als interim directeur per 31 maart 2019 wordt beëindigd en dat hij met ingang van 1 april 2019 weer zijn “originele functie” van hoofd productieprogramma zal bekleden.

3.Het geschil

3.1. [
werknemer] verzoekt het volgende, samengevat weergegeven, een en ander bij uitspraak uitvoerbaar bij voorraad:
primair: te bepalen dat het ontslag nietig is, met veroordeling van de stichting tot doorbetaling van het loon met ingang van 1 april 2019 en voorts met verklaring voor recht dat [werknemer] sinds 1 december 2014 als directeur, althans als hoofdcoördinator voor onbepaalde tijd in dienst is bij de stichting;
subsidiair: te verklaren voor recht dat het ontslag kennelijk onredelijk is, met veroordeling van de stichting tot betaling van NAf 115.000 en van de cessantia;
meer subsidiair: veroordeling van de stichting tot betaling van een beëindigingsvergoeding conform de kantonrechtersformule dan wel de opzegtermijn met cessantia;
een en ander met veroordeling van de stichting in de (werkelijke) proceskosten.
3.2.
De stichting voert verweer en concludeert tot afwijzing van de verzoeken, met veroordeling van [werknemer] in de proceskosten.

4.De beoordeling

4.1.
De vordering is in al haar onderdelen gebaseerd op de veronderstelling dat de arbeidsovereenkomst door de stichting is opgezegd of dat de stichting ontbinding verzoekt. De primaire vordering is toegesneden op een nietig ontslag op staande voet, de subsidiaire vordering op een kennelijk onredelijk ontslag en de meer subsidiaire vordering op een ontbinding van de arbeidsovereenkomst. Deze veronderstelling is echter onjuist. De arbeidsovereenkomst loopt ook in de visie van de stichting immers door na 1 april 2019. Hierop stuiten de vorderingen in beginsel af.
4.2.
Het handelen van de stichting moet naar het oordeel van het gerecht worden begrepen als een (eenzijdige) wijziging van de bestaande arbeidsovereenkomst. [werknemer] heeft immers feitelijk gedurende lange tijd de werkzaamheden van interim directeur uitgeoefend. Het besluit van de stichting om hem (weer) te belasten met de werkzaamheden van hoofd productieprogramma is zo bezien een (eenzijdige) wijziging, ook als zou moeten worden aangenomen dat [werknemer] formeel nog steeds de functie van hoofd productieprogramma bekleedt. De toelaatbaarheid van een dergelijke wijziging moet worden beoordeeld aan de hand van de eisen van goed werkgever- en [werknemer]schap. Hoewel de vorderingen daarop niet zijn toegesneden, zal het gerecht een en ander in het navolgende behandelen.
4.3.
Onder omstandigheden kan uit de eisen van goed [werknemer]schap voortvloeien dat de [werknemer] een wijziging van de arbeidsovereenkomst aanvaardt. Daarvoor is vereist dat sprake is van gewijzigde omstandigheden die nopen tot wijziging van de arbeidsovereenkomst. Ook moet de wijziging in het licht van de omstandigheden van het geval redelijk zijn.
4.4.
Van belang is allereerst dat [werknemer] steeds ‘interim’ is gebleven. De tijdelijkheid van zijn werkzaamheden als directeur is inherent aan die interim-positie. Dat betekent dat [werknemer] er rekening mee heeft moeten houden dat aan die situatie op enig moment een einde zou komen, ook al duurde die situatie veel langer dan kennelijk aanvankelijk de bedoeling was. [werknemer] was zich hiervan klaarblijkelijk goed bewust. Hij heeft immers zelf uitdrukkelijk gevraagd zijn positie te “formaliseren”, in die zin dat hij in de functie van directeur zou worden benoemd en tevens de dan openvallende vacature van hoofd productieprogramma zou worden vervuld.
4.5.
In de tweede plaats heeft de stichting onbetwist gesteld dat de interim-periode veel langer heeft geduurd dan voorzien, omdat gedurende een aantal jaar vanuit de politiek werd aangedrongen op fusie van de stichting met een verwante organisatie en het de bedoeling was dat een nieuwe directeur geworven zou worden als de nieuwe organisatie een feit was. In 2018 is uiteindelijk het politieke besluit genomen om niet te fuseren, als gevolg waarvan toen het moment daar was om een nieuwe directeur te werven, aldus de stichting. Uit dit onbetwiste betoog leidt het gerecht af dat aan de wijziging van de werkzaamheden van [werknemer] daadwerkelijk gewijzigde omstandigheden ten grondslag lagen. Genoemd politiek besluit gaf de stichting immers op zichzelf goede redenen om werk te maken van de definitieve invulling van de positie van directeur. Niet gezegd kan worden dat de stichting van die definitieve invulling had moeten afzien vanwege het belang van [werknemer] bij behoud van de bestaande situatie.
4.6.
In de derde plaats is het volgende van belang. De stichting heeft een functieprofiel voor de directeur doen opstellen. Niet gebleken is dat dit functieprofiel onjuist is of dat daarin voorwaarden worden gesteld die de stichting in redelijkheid niet had mogen stellen. Dat [werknemer] niet volledig aan dit functieprofiel voldoet – volgens de stichting heeft hij geen academische opleiding gevolgd – doet hier niet aan af. Daarbij komt dat de stichting [werknemer] uitdrukkelijk heeft uitgenodigd om te solliciteren voor de functie van directeur. Niet gebleken is dat deze uitnodiging slechts een wassen neus was. In zoverre heeft de stichting voldoende rekening gehouden met het belang van [werknemer] om voor de functie van directeur in aanmerking te komen. Dat hij ervoor heeft gekozen om niet te solliciteren, is een omstandigheid die voor zijn risico komt.
4.7.
Ten slotte is van belang dat de stichting [werknemer] ruim van tevoren heeft laten weten dat zijn positie als interim directeur tot een einde komt en dat hij daarna weer als hoofd productieprogramma aan het werk zal zijn, met de bij die functie behorende – minder gunstige – arbeidsvoorwaarden. De stichting heeft daarvoor een termijn van vier maanden in acht genomen. Een dergelijke termijn moet worden beschouwd als voldoende lang om zich op de nieuwe situatie voor te bereiden.
4.8.
Al deze omstandigheden, in onderlinge samenhang beschouwd, leiden het gerecht tot het oordeel dat de stichting in redelijkheid van [werknemer] kon vergen om de wijziging van zijn werkzaamheden te aanvaarden. [werknemer] heeft geen recht op enigerlei compensatie in verband met die wijziging. Voor zover enig deel van de vordering strekt tot het verkrijgen van een dergelijke compensatie, komt die vordering dus niet voor toewijzing in aanmerking.
4.9.
In de omstandigheid dat partijen van plan zijn de samenwerking met elkaar voort te zetten, met [werknemer] in de functie van hoofd productieprogramma onder leiding van een nieuwe directeur, ziet het gerecht aanleiding om de proceskosten te compenseren.

5.De beslissing

Het Gerecht:
5.1.
wijst de verzoeken af;
5.2.
compenseert de proceskosten aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Deze beschikking is gegeven door mr. Th. Veling, rechter in het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao, en in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 4 april 2019.