In deze civiele procedure heeft eiser, wonende in Venezuela, een vordering ingesteld tegen gedaagde, wonende in Curaçao, op basis van een schuldbekentenis ter waarde van NAf 50.000. De eiser, vertegenwoordigd door mr. A.O. Martina, vorderde betaling van het genoemde bedrag, vermeerderd met buitengerechtelijke incassokosten en proceskosten. Gedaagde heeft verweer gevoerd en de vordering afgewezen, met als argument dat de schuldbekentenis onder druk was getekend en dat er nooit een lening was verstrekt.
De rechtbank heeft het procesverloop vastgesteld, inclusief het verzoekschrift en de conclusie van antwoord, en heeft de zitting op 27 maart 2019 gehouden. De feiten zijn als volgt: gedaagde was tot januari 2018 getrouwd met H.T. en heeft een zoon die een restaurant exploiteerde. De schuldbekentenis, ondertekend door gedaagde en haar echtgenoot, vermeldde dat zij een bedrag van NAf 50.000 schuldig waren aan eiser, maar gedaagde betwistte de geldlening en stelde dat de schuldbekentenis onder druk was getekend.
De rechtbank oordeelde dat de schuldbekentenis dwingend bewijs opleverde, maar dat gedaagde tegenbewijs had geleverd. De rechtbank concludeerde dat gedaagde voldoende twijfel had gezaaid over de waarheidsgetrouwheid van de verklaring in de akte. Eiser heeft geen bewijs geleverd voor zijn stelling dat de schuldbekentenis geldig was, en de rechtbank heeft geoordeeld dat de vordering van eiser niet voor toewijzing in aanmerking kwam. Tevens heeft de rechtbank de conservatoire beslagen opgeheven en eiser veroordeeld in de proceskosten van gedaagde, die op nihil zijn begroot omdat gedaagde in persoon procedeerde.