ECLI:NL:OGEAC:2019:71

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
9 april 2019
Publicatiedatum
15 april 2019
Zaaknummer
CUR201703129 t/m CUR201703134 en CUR201703136 t/m CUR201703144
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Belanghebbende tegen de Inspecteur der Belastingen inzake navorderingsaanslagen inkomstenbelasting en verzuimboete

In deze zaak heeft het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao op 9 april 2019 uitspraak gedaan in een belastinggeschil tussen belanghebbende en de Inspecteur der Belastingen. Belanghebbende, woonachtig in Curaçao, heeft bezwaar gemaakt tegen navorderingsaanslagen in de inkomstenbelasting en premieheffing voor de jaren 2010 tot en met 2014, alsook tegen een verzuimboete van NAf 250 wegens het niet tijdig indienen van de aangifte. De Inspecteur had navorderingsaanslagen opgelegd voor de jaren 2010 tot en met 2014, waarbij de aftrek van studiekosten voor de dochter van belanghebbende werd geweigerd. Belanghebbende heeft tijdens de zitting aangevoerd dat zij voor de inkomstenbelasting als ondernemer moet worden aangemerkt voor de verhuur van appartementen, maar deze grief werd door het Gerecht buiten beschouwing gelaten omdat deze te laat was ingediend. Het Gerecht oordeelde dat de bezwaren van belanghebbende tegen de aanslagen en de verzuimboete voor het jaar 2014 niet-ontvankelijk waren, omdat deze buiten de wettelijke termijn waren ingediend. De Inspecteur had de navorderingsaanslagen voor de jaren 2010 en 2011 gehandhaafd, en het Gerecht oordeelde dat belanghebbende niet kon opkomen tegen inkomenscorrecties die reeds in de primitieve aanslagen waren opgenomen. Uiteindelijk verklaarde het Gerecht de beroepen ongegrond en oordeelde dat de opgelegde verzuimboete passend was.

Uitspraak

Uitspraak van 9 april 2019
BBZ nrs. CUR201703129 t/m CUR201703134 en CUR201703136 t/m CUR201703144
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO
UITSPRAAK
op het beroep in de zin van de
Landsverordening op het beroep in belastingzaken van:
[ Belanghebbende ], wonende te Curaçao,
belanghebbende,
gericht tegen:
DE INSPECTEUR DER BELASTINGEN, zetelend in Curaçao,
de Inspecteur.

1.PROCESVERLOOP

1.1
Aan belanghebbende zijn op 28 oktober 2016 navorderingsaanslagen in de inkomstenbelasting, premieheffing AOV en premieheffing AVBZ voor het jaar 2010 opgelegd naar respectievelijk een belastbaar inkomen van NAf 70.278 en een premie-inkomen van NAf 74.157. Daarbij is tevens een verzuimboete opgelegd van NAf 250 vanwege het niet tijdig doen van de aangifte.
1.2
Aan belanghebbende zijn op 28 oktober 2016 navorderingsaanslagen in de inkomstenbelasting, premieheffing AOV en premieheffing AVBZ voor het jaar 2011 opgelegd naar respectievelijk een belastbaar inkomen van NAf 78.977 en een premie-inkomen van NAf 84.318.
1.3
Aan belanghebbende zijn op 28 oktober 2016 navorderingsaanslagen in de inkomstenbelasting, premieheffing AOV en premieheffing AVBZ voor het jaar 2012 opgelegd naar respectievelijk een belastbaar inkomen van NAf 82.748 en een premie-inkomen van NAf 88.610.
1.4
Aan belanghebbende zijn op 28 oktober 2016 navorderingsaanslagen in de inkomstenbelasting, premieheffing AOV en premieheffing AVBZ voor het jaar 2013 opgelegd naar respectievelijk een belastbaar inkomen van NAf 87.965 en een premie-inkomen van NAf 87.965.
1.5
Aan belanghebbende zijn op 23 september 2016 en 28 oktober 2016 aanslagen in de inkomstenbelasting, premieheffing AOV en premieheffing AVBZ voor het jaar 2014 opgelegd naar respectievelijk een belastbaar inkomen van NAf 102.997 en een premie-inkomen van NAf 109.509
.Daarbij is tevens een verzuimboete opgelegd van NAf 250 vanwege het niet tijdig doen van de aangifte (eerste verzuim).
1.6
Belanghebbende heeft op 6 december 2016 bezwaar gemaakt tegen de navorderingsaanslagen over de jaren 2010 tot en met 2013. Belanghebbende heeft op 10 februari 2017 bezwaar gemaakt tegen de aanslagen voor het jaar 2014.
1.7
De Inspecteur heeft bij uitspraken op bezwaar van 13 en 20 oktober 2017 de navorderingsaanslagen en verzuimboete voor het jaar 2010 gehandhaafd.
1.8
De Inspecteur heeft bij uitspraken op bezwaar van 13 oktober 2017 de navorderingsaanslagen inkomstenbelasting en premieheffing voor de jaren 2011, 2012 en 2013 gehandhaafd.
1.9
De Inspecteur heeft bij uitspraken op bezwaar van 13 oktober 2017 de bezwaren tegen de aanslagen en de verzuimboete voor het jaar 2014 niet-ontvankelijk verklaard vanwege overschrijding van de bezwaartermijn. Daarbij heeft de Inspecteur ambtshalve de aanslagen inkomstenbelasting, premieheffing AOV en premieheffing AVBZ voor het 2014 verminderd tot aanslagen naar respectievelijk een belastbaar inkomen van NAf 99.617 en een premie-inkomen van NAf 106.129.
1.1
Belanghebbende heeft op 12 december 2017 beroep ingesteld tegen de uitspraken op bezwaar. Daarbij is NAf 50 aan griffierecht betaald.
1.11
Belanghebbende heeft op 21 februari 2018 het beroepschrift gemotiveerd.
1.12
De Inspecteur heeft op 26 maart 2019 verweerschriften ingediend.
1.13
De zitting heeft plaatsgevonden op 29 maart 2019 te Willemstad. Belanghebbende is verschenen, bijgestaan door [ A ]. Namens de Inspecteur is verschenen [ B ]. Belanghebbende heeft zitting een balans en verlies- en winstrekening van [ Q ] ingebracht, alsmede een bankafschrift en voorbladen van de aangiftebiljetten winstbelasting 2016 en 2017 van [ Q ].

2.FEITEN

2.1
Belanghebbende heeft een dochter, geboren op [ geboortedatum 1995. De dochter heeft tot medio 2013 de middelbare school in Curaçao gevolgd. Vanaf augustus 2014 studeert de dochter aan de Universiteit van Curaçao.
2.2
Belanghebbende is woonachtig aan de [ adres ].
2.3
Belanghebbende is eigenaar van appartementen aan [ adres ]. Eén van deze appartementen wordt voor de lange termijn verhuurd. Twee appartementen worden voor de korte termijn verhuurd aan toeristen. Belanghebbende werft die huurders via de site booking.com. In 2017 zijn de appartementen ingebracht in [ Q ], een vennootschap waarvan de aandelen in handen zijn van belanghebbende.
2.4
In de onderhavige jaren heeft belanghebbende huuropbrengsten genoten van NAf 18.000 (2010), NAf 23.700 (2011), NAf 29.400 (2012), NAf 27.900 (2013) en NAf 32.400.
2.5
Aan belanghebbende zijn aangiftebiljetten inkomstenbelasting voor de onderhavige jaren 2010 tot en met 2014 uitgereikt.
2.6
Belanghebbende heeft de aangiften inkomstenbelasting ingediend op 4 maart 2013 (2010), 4 januari 2013 (2011), 2 april 2014 (2012), 17 april 2015 (2013) en 28 juni 2016 (2014).
2.7
Bij het vaststellen van de primitieve aanslagen inkomstenbelasting 2010, 2011 en 2014 heeft de Inspecteur de aftrek van de studiekosten van dochter [ G ] (deels) geweigerd.
2.8
Bij het vaststellen van de navorderingsaanslagen heeft de Inspecteur op grond van artikel 4, lid 3, IB de hiervoor genoemde huuropbrengsten voor 65% in aanmerking genomen.

3.GESCHIL

3.1
In geschil is of de (navorderings)aanslagen naar het juiste bedrag zijn vastgesteld. In dat verband wenst belanghebbende de studiekosten voor haar dochter als buitengewone lasten in aftrek te brengen. De Inspecteur heeft voor de jaren 2010, 2011 en 2014 aftrek geweigerd.
3.2
De hoogte van de genoten huuropbrengsten is niet in geschil. Evenmin is de kindertoeslag nog in geschil.
3.3
Belanghebbende concludeert tot vermindering van de aanslagen. De Inspecteur concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep.
3.4
Bovendien zijn de verzuimboetes 2010 en 2014 in geschil
.

4.OVERWEGINGEN

Ontvankelijkheid bezwaar 2014

4.1
In artikel 29, lid 1, Algemene landsverordening Landsbelastingen (hierna: ALL) is bepaald dat degene die bezwaar heeft tegen een hem opgelegde belastingaanslag, binnen twee maanden na de dagtekening van het aanslagbiljet een gemotiveerd bewaarschrift kan indienen bij de Inspecteur.
4.2
Het onderhavige aanslagbiljet voor de inkomstenbelasting 2014 is gedagtekend op 23 september 2016. De aanslagbiljetten voor de premieheffing 2014 zijn gedagtekend op 28 oktober 2016. Het bezwaarschrift is op 10 februari 2017 ingediend. Dit bezwaarschrift is dus buiten de wettelijke termijn van twee maanden ingediend.
4.3
Een niet-ontvankelijkverklaring van een bezwaar op grond van termijnoverschrijding blijft echter achterwege, indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener van het bezwaar in verzuim is geweest.
4.4
Belanghebbende heeft ter zitting aangevoerd dat zij van 11 december 2016 tot en met 19 januari 2017 voor een medische ingreep in het buitenland was. Deze periode is echter gelegen na het verstrijken van de bezwaartermijn voor de inkomstenbelasting, zodat niet valt in te zien dat belanghebbende door deze ingreep niet in staat was bezwaar in te stellen.
4.5
Wat betreft de aanslagen premieheffing 2014 heeft belanghebbende tegen het einde van de bezwaartermijn de medische ingreep ondergaan in het buitenland. Van belanghebbende kan worden verlangd dat zij, met het oog op een dergelijke ingreep die tevoren is gepland, reeds enige tijd voor het verstrijken van de termijn bezwaar instelt of een gemachtigde inschakelt die dit voor haar kon doen.
4.6
Belanghebbende heeft derhalve geen omstandigheden aangevoerd op grond waarvan de termijnoverschrijding verschoonbaar is te achten. De Inspecteur heeft de bezwaren tegen de aanslagen en de verzuimboete voor het jaar 2014 dan ook terecht niet-ontvankelijk verklaard.
Onherroepelijke primitieve aanslagen 2010 en 2011
4.7
De Inspecteur betoogt dat belanghebbende in onderhavige beroepsprocedure inzake de navorderingsaanslagen voor de jaren 2010 en 2011 niet kan opkomen tegen inkomenscorrecties (aftrek studiekosten kind) die reeds in de primitieve aanslagen in aanmerking zijn genomen. Dit betoog kan niet slagen.
4.8
Inkomstenbelasting kan worden geheven door middel van een primitieve aanslag en een of meer navorderingsaanslagen over hetzelfde jaar. De juistheid van elk van die aanslagen moet afzonderlijk worden beoordeeld. De wet geeft aan een belastingplichtige immers de bevoegdheid om op te komen tegen elke hem opgelegde aanslag (vgl. HR 9 maart 1988, nr. 24 436, ECLI:NL:HR:1988:BH7145 (https://www.navigator.nl/document/inod86ade63dca18407d48a5c70ef021373d?anchor=id-268cbcc8837f30fb97fbfc1b3e35caaa)).
4.9
In een geval als het onderhavige, waarin een (primitieve) aanslag onherroepelijk is komen vast te staan doordat daartegen geen bezwaar is gemaakt, kan een navorderingsaanslag ook worden bestreden op de grond dat de (primitieve) aanslag te hoog was (vgl. HR 18 juni 1952, ECLI:NL:HR:1952:115 (https://www.navigator.nl/document/id61b4f08ce866b755785876ea0cbf038f?anchor=id-6f3cdf4cce77800481ceac2638a2effd), B 9238). Anders dan de Inspecteur voorstaat, kan belanghebbende in onderhavige beroepsprocedure inzake de navorderingsaanslagen voor de jaren 2010 en 2011 dus ook opkomen tegen inkomenscorrecties (aftrek studiekosten kind) die reeds in de primitieve aanslagen in aanmerking zijn genomen.
Buitengewone lasten 2010 en 2011; studiekosten kind
4.1
Ingevolge artikel 16A, lid 1, letter e van de Landsverordening op de inkomstenbelasting 1943 (hierna: IB) komen als buitengewone lasten in aanmerking de op de belastingplichtige drukkende uitgaven van een middelbaar beroeps-, hoger beroeps-, universitaire of daarmee vergelijkbare opleiding voor eigen kinderen tot 27 jaar tot ten hoogste Naf. 10.000 (hierna: studiekosten).
4.11
Belanghebbende heeft studiekosten in aftrek gebracht ter zake van haar dochter die is geboren op [ geboortedatum ] 1995. Deze dochter heeft tot medio 2013 de middelbare school in Curaçao gevolgd. Deze uitgaven ter zake van de opleiding aan de middelbare school kunnen op grond van art. 16A, lid 1, letter e, IB, niet als aftrekbare studiekosten in de jaren 2010 en 2011 in aanmerking worden genomen. Het gelijk is in zoverre aan de Inspecteur.
Verhuuropbrengsten appartementen 2010 t/m 2013
4.12
Belanghebbende heeft in de onderhavige jaren verhuuropbrengsten genoten met de verhuur van appartementen. Bij het vaststellen van de navorderingsaanslagen heeft de Inspecteur op grond van artikel 4, lid 3, IB de huuropbrengsten voor 65% in aanmerking genomen. Belanghebbende heeft tegen de hoogte van de in aanmerking genomen huuropbrengsten geen bezwaren aangevoerd.
4.13
Belanghebbende heeft voor het eerst ter zitting van het Gerecht het standpunt ingenomen dat zij voor de inkomstenbelasting ter zake van de verhuuractiviteiten als ondernemer dient te worden aangemerkt, waardoor ook de werkelijke kosten die samenhangen met de verhuuractiviteiten in aftrek zouden komen. Het Gerecht laat deze nieuwe grief buiten beschouwing omdat deze te laat is aangevoerd. Belanghebbende had deze grief immers eerder in deze procedure naar voren kunnen brengen. Bovendien zou behandeling ervan in dit stadium van de procedure de Inspecteur in ernstige mate in zijn processuele positie schaden.
Verzuimboete 2010
4.14
De verzuimboete van NAf 250 is opgelegd vanwege het niet tijdig doen van de aangifte inkomstenbelasting.
4.15
Op grond van artikel 18, lid 1, ALL kan de Inspecteur ter zake van dit verzuim een boete opleggen van ten hoogste NAf 2.500.
4.16
In de Ministeriële regeling formeel belastingrecht is onder meer het boetebeleid van de Inspecteur neergelegd. Op grond van artikel 4.3, lid 1 van deze Ministeriële regeling wordt bij het opleggen van een verzuimboete rekening gehouden met het aantal keren dat in de voorafgaande vier belastingjaren een verzuim is geconstateerd.
4.17
Ingevolge artikel 4.4, lid 1 van deze ministeriële regeling legt de Inspecteur bij een eerste verzuim een boete op van NAf 250, bij een tweede verzuim een boete van NAf 500, bij een derde verzuim een boete van NAf 1.000, bij een vierde verzuim een boete van NAf 1.500, en bij een stelselmatig verzuim een boete van NAf 2.500.
4.18
Op grond van artikel 4.4, lid 4, van de ministeriële regeling blijft een boete achterwege als door de werking van artikel 41B van de Landsverordening op de inkomstenbelasting 1943 de aanslag op nihil of op een negatief bedrag wordt vastgesteld.
4.19
De verzuimboete is pas opgelegd bij de navorderingsaanslag. Redengevend daarvoor is dat de primitieve aanslag op een negatief bedrag is vastgesteld, zodat op grond van artikel 4.4, lid 4, van de ministeriële regeling geen verzuimboete bij de primitieve aanslag kon worden opgelegd.
4.2
Vaststaat dat belanghebbende de aangifte inkomstenbelasting 2010 buiten de termijn heeft ingediend. De opgelegde boete is overeenkomstig het boetebeleid van de Inspecteur. Het Gerecht acht deze boete passend en geboden.

5.PROCESKOSTEN EN GRIFFIERECHT

Het Gerecht ziet geen aanleiding voor een vergoeding van de proceskosten of het griffierecht.

6.DE BESLISSING

Het Gerecht:
- verklaart de beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is gegeven door mr. dr. A.J.H. van Suilen, rechter, en uitgesproken op 9 april 2019, in tegenwoordigheid van de griffier N.N. Noël – van der Biezen BSc.
De griffier, De rechter,
Afschriften zijn per post/ per e-mail op ………………………… aan partijen verzonden.
HOGER BEROEP
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen
twee maandenna de verzenddatum hoger beroep instellen bij:
Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie (belastingkamer)
Wilhelminaplein 4
Willemstad
Curaçao
U wordt verzocht bij het indienen van het beroepschrift het volgende in acht te nemen:
1. Leg bij het beroepschrift een afschrift over van deze uitspraak;
2. Onderteken het beroepschrift en vermeld het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener,
b. de dagtekening,
c. waartegen u in beroep komt,
d. waarom u het niet eens bent met deze uitspraak (de gronden van het hoger beroep).
Partijen hebben ook de mogelijkheid het ondertekende beroepschrift per e-mail in te dienen bij de griffie van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie:
belastinggriffie@caribjustitia.org.
Voor het instellen van hoger beroep is het volgende bedrag aan griffierecht verschuldigd:
- natuurlijke personen: NAf. 200
- personenvennootschappen en rechtspersonen: NAf. 500