ECLI:NL:OGEAC:2019:60

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
12 maart 2019
Publicatiedatum
10 april 2019
Zaaknummer
CUR201801782
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot levering van aandelen in Rectour Corporation N.V. door Nordic Venture Capital N.V. in kort geding

In deze zaak heeft Nordic Venture Capital N.V. (hierna: Nordic) een kort geding aangespannen tegen Rectour Corporation N.V. en twee gedaagden, met als doel de levering van aandelen in Rectour te vorderen. Nordic stelt dat zij als economisch eigenaar van de aandelen aanspraak kan maken op levering daarvan, terwijl de gedaagden betwisten dat Nordic enige aanspraak heeft op de aandelen. Het kort geding is behandeld op 26 februari 2019, waarbij Nordic haar vordering tegen een aanvankelijke mede-gedaagde heeft ingetrokken. De gedaagden hebben gemotiveerd verweer gevoerd, waarbij zij aanvoeren dat Nordic geen partij is bij de relevante overeenkomsten en dat de rechten van de aandelen niet aan Nordic zijn overgedragen. Het Gerecht heeft geoordeeld dat Nordic niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij gerechtigd is tot het aandelenkapitaal van Rectour. De vorderingen van Nordic zijn afgewezen, en zij is veroordeeld in de proceskosten. Het vonnis is uitgesproken op 12 maart 2019 door mr. P.E. de Kort, rechter in het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO
VONNIS
IN KORT GEDING
in de zaak van:
NORDIC VENTURE CAPITAL N.V.,
gevestigd in Nederland,
eiseres,
gemachtigden: mrs. L.F. Herben en P. van Dort,
tegen

1.[GEDAAGDE SUB 1],

wonende in Curaçao,

2. [GEDAAGDE SUB 2],

wonende in Curaçao,

3. RECTOUR CORPORATION N.V.,

gevestigd in Curaçao,
gedaagden,
gemachtigde: mr. S.A. Hortencia.
Partijen worden hierna ook aangeduid als [gedaagde sub 1], [gedaagde sub 2] en Rectour.

1.Het procesverloop

1.1.
Nordic heeft op 7 juni 2018 een verzoekschrift ingediend. Het kort geding is behandeld ter zitting van 26 februari 2019. Op die zitting heeft Nordic haar vordering tegen de aanvankelijke mede-gedaagde [naam] met diens instemming ingetrokken. De gemachtigden van de overblijvende partijen hebben de zaak met verwijzing naar de overgelegde stukken bepleit. Hun pleitnotities zijn overgelegd.
1.2.
Vonnis is bepaald op heden.

2.Het geschil

2.1.
Rectour exploiteert bordeel/nachtclub Campo Alegre aan de Seru Fortunaweg te Curaçao. [Gedaagde sub 1] is haar bestuurder. [Gedaagde sub 2] houdt 100 aandelen in Rectour. Volgens Nordic is [gedaagde sub 2] jegens haar gehouden zijn aandelen in Rectour aan haar over te dragen. Nordics bestuurder [naam 1] heeft [gedaagde sub 2] hiertoe herhaaldelijk tevergeefs gesommeerd.
2.2.
Nordic vordert, samengevat, een gebod aan [gedaagde sub 2] de aandelen in Rectour aan Nordic over te dragen, een gebod aan Rectour tot medewerking aan die overdracht, alsmede een verbod aan [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] zich als bestuurder en aandeelhouder van Rectour te gedragen en zich op het kantoor en bedrijfsterrein van Rectour op te houden. Tevens vordert Nordic het ontslag, de ontheffing en/of de schorsing van [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] uit hun functies van (feitelijk) bestuurder van Rectour en de benoeming als bestuurder van mevrouw [naam 2]. Subsidiair vordert Nordic machtiging om de aandelenoverdracht namens [gedaagde sub 2] te doen plaatsvinden, althans andere voorzieningen die het Gerecht in goede justitie geraden acht.
2.3.
Gedaagden hebben gemotiveerd verweer gevoerd.
2.4.
Op de stellingen van partijen zal hierna waar nodig worden ingegaan.

3.De beoordeling

3.1.
Nordic legt aan haar vorderingen ten grondslag dat zij als economisch eigenaar van de aandelen in Rectour jegens [gedaagde sub 2] als de juridisch eigenaar van die aandelen aanspraak kan maken op levering daarvan, en dat haar uit dien hoofde zeggenschap toekomt binnen Rectour.
3.2.
Gedaagden hebben echter gemotiveerd bestreden dat Nordic enige aanspraak heeft op de aandelen in Rectour. Zij wijzen er in dit verband op goede grond op dat Nordic geen partij is bij de in februari 2013 met [gedaagde sub 2] gesloten overeenkomsten waarop Nordic zich in dit kort geding beroept. Bij die overeenkomsten droeg Globemark Trading Ltd, gevestigd op de Britse Maagdeneilanden, de betreffende aandelen over aan [gedaagde sub 2] en verplichtte [gedaagde sub 2] zich jegens diezelfde rechtspersoon tot het opvolgen van haar instructies en tot (terug)levering van de aandelen op haar eerste verzoek. Globemark Trading Ltd is echter geen partij in dit geding, terwijl door gedaagden is bestreden en door Nordic niet aannemelijk is gemaakt dat Globemark Trading Ltd haar rechten uit de met [gedaagde sub 2] gesloten overeenkomsten aan Nordic heeft overgedragen of heeft kunnen overdragen, of dat de rechten van Globemark Trading Ltd anderszins op Nordic zijn overgegaan. Enige overeenkomst tussen Nordic en Globemark Trading Ltd , zo die bestaat, is niet overgelegd. De verwijzing door Nordic naar het door dit Gerecht tussen haar en [naam 3] c.s. gewezen vonnis van 30 januari 2017 biedt in dit kort geding geen steun aan Nordics stelling dat zij gerechtigd is tot de aandelen. Bij dat vonnis is weliswaar voor recht verklaard dat Nordic rechthebbende is van met betrekking tot de economische eigendom van alle 100 aandelen in Rectour, maar gedaagden waren geen partij in die procedure. Tussen Nordic en gedaagden komt dan ook geen gezag van gewijsde toe aan bedoeld vonnis.
3.3.
Slotsom is dat in dit kort geding niet aannemelijk is geworden dat Nordic gerechtigd is tot het aandelenkapitaal van Rectour. Haar vorderingen, die alle zijn gebaseerd dat zij wél gerechtigd is tot het aandelenkapitaal, kunnen reeds om die reden niet slagen.
3.4.
Nordic zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten.

4.De beslissing

Het Gerecht:
rechtdoende in kort geding:
4.1.
wijst af het gevorderde;
4.2.
veroordeelt Nordic in de kosten van het geding, aan de zijde van gedaagden begroot op NAf 1.500 voor salaris gemachtigde;
4.3.
verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis in kort geding is gewezen door mr. P.E. de Kort, rechter in het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao, en in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 12 maart 2019.