Uitspraak
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO
Uitspraak
[eiseres],
de minister van Justitie,
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
verklaarthet beroep
ongegrond.
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
In deze zaak heeft het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao op 26 maart 2019 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, de minister van Justitie, en verweerder. Eiseres, geboren op 20 februari 1984 en van Dominicaanse nationaliteit, had een aanvraag ingediend voor een vergunning tot tijdelijk verblijf met als doel gezinsvorming/gezinshereniging. Deze aanvraag werd afgewezen door verweerder op basis van de Landsverordening toelating en uitzetting (Ltu), omdat eiseres als ongewenst verklaarde vreemdeling werd beschouwd. Eiseres had eerder, op 29 november 2016, de toegang tot Curaçao voor drie jaar ontzegd gekregen en haar aanvraag voor een verblijfsvergunning was ook geweigerd.
Tijdens de zitting op 13 februari 2019 heeft eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde, haar standpunt toegelicht. Het Gerecht overwoog dat de ongewenstverklaring enkel betrekking heeft op de toelating als toerist voor kort verblijf en dat dit niet automatisch betekent dat een aanvraag voor een verblijfsvergunning moet worden afgewezen. Eiseres betoogde dat haar recht op 'family life' zoals vastgelegd in artikel 8 van het EVRM niet was gerespecteerd, maar het Gerecht oordeelde dat er geen inbreuk was op dit recht, aangezien eiseres geen verblijfstitel had die haar in staat stelde om gezinsleven in Curaçao te voeren.
Het Gerecht concludeerde dat de afwijzing van de aanvraag gerechtvaardigd was op basis van de openbare orde en dat er geen bijzondere omstandigheden waren die een positieve verplichting tot verlening van de vergunning met zich meebrachten. Het beroep van eiseres werd ongegrond verklaard en het bestreden besluit bleef in stand. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.