ECLI:NL:OGEAC:2019:51

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
26 maart 2019
Publicatiedatum
28 maart 2019
Zaaknummer
Lar CUR201800075
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-tijdige indiening van beroep tegen verwijdering en inbewaringstelling van eiser

In deze zaak heeft het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao op 26 maart 2019 uitspraak gedaan in een beroep dat door eiser, verblijvend buiten Curaçao, was ingesteld tegen een besluit van de minister van Justitie. Dit besluit, gedateerd op 11 november 2017, hield de verwijdering en inbewaringstelling van eiser in, alsook een ontzegging van de toegang tot Curaçao voor een periode van drie jaar. Eiser heeft op 10 januari 2018 beroep ingesteld tegen dit besluit, maar het Gerecht heeft geoordeeld dat het beroep niet tijdig was ingediend. Volgens de wet bedraagt de termijn voor het indienen van een beroepschrift zes weken, die begint op de dag na de bekendmaking van het besluit. In dit geval was de termijn verstreken op 27 december 2017, terwijl het beroepschrift pas op 10 januari 2018 was ingediend. Eiser heeft aangevoerd dat hij niet duidelijk was over de termijn, maar het Gerecht oordeelde dat deze omstandigheid geen grond bood voor een tijdige indiening van het beroep. Het beroep is derhalve niet-ontvankelijk verklaard. Het Gerecht heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open binnen zes weken na kennisgeving.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO

Uitspraak

in het geding tussen:

[eiser],

verblijvend buiten Curaçao,
eiser,
gemachtigde: mr. A.I. Martis, advocaat,
en

de minister van Justitie,

verweerder,
gemachtigden: mrs. G.B. Steward en S.X.T. Hato, advocaten.

Procesverloop

Bij beschikking van 11 november 2017 (het bestreden besluit) heeft verweerder de verwijdering en inbewaringstelling van eiser gelast en hem voorts drie jaar de binnenkomst in Curaçao ontzegd.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit op 10 januari 2018 beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De openbare behandeling van het beroep heeft ter zitting van het Gerecht op 13 februari 2019 plaatsgevonden. Voor eiser is daar zijn gemachtigde verschenen. Verweerder is bij zijn gemachtigden verschenen.

Overwegingen

1. Op grond van artikel 16, eerste lid, van de Lar bedraagt de termijn voor het indienen van een beroepschrift zes weken. Deze termijn vangt aan op de dag na die waarop de beschikking is gegeven. Op grond van het tweede lid geldt de dag waarop de beschikking is verzonden of uitgereikt, als de dag waarop deze is gegeven. Op grond van het vierde lid blijft, wanneer het beroepschrift na afloop van de daarvoor gestelde termijn in ingediend, niet-ontvankelijkverklaring op grond daarvan achterwege, indien de indiener aantoont dat de termijnoverschrijding het gevolg is van niet aan hem toe te rekenen bijzondere omstandigheden en dat hij het beroep heeft ingesteld zo spoedig als die redelijkerwijs verlangd kon worden. Op grond van het vijfde lid doet het bestuursorgaan bij zijn beschikking mededeling van de mogelijkheid van het indienen van beroep en de termijn, waarbinnen het beroepschrift moet worden ingediend. In de oorspronkelijke beschikking wordt gewezen op de mogelijkheid van het indienen van een bezwaarschrift en de termijn waarbinnen het bezwaarschrift moet worden ingediend.
2. Het bestreden besluit, voorzien van een rechtsmiddelenclausule, is gedagtekend op 11 november 2017 en is op diezelfde dag aan eiser uitgereikt en voorgelezen in zijn landstaal. De termijn voor het indienen van een beroepschrift is derhalve aangevangen op 12 november 2017 en geëindigd op 27 december 2017. Nu eiser het beroepschrift op 10 januari 2018 heeft ingediend, is het beroep niet tijdig ingesteld.
De door eiser aangevoerde omstandigheid dat het hem niet duidelijk was wanneer hij beroep kon instellen, biedt geen grond voor het oordeel dat hij het beroepschrift heeft ingediend zo spoedig als dit redelijkerwijs verlangd kon worden.
3. Het beroep is niet-ontvankelijk.
4. Voor een proceskostenveroordeling ziet het Gerecht geen aanleiding.

Beslissing

Het Gerecht
verklaarthet beroep
niet-ontvankelijk.
Aldus vastgesteld door mr. D. Haan, rechter in het Gerecht, en uitgesproken in het openbaar op 26 maart 2019 te Curaçao, in aanwezigheid van mr. O.H.M. Leito, griffier.
Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open binnen zes weken na kennisgeving van deze uitspraak. zie hoofdstuk 5 van de Lar.