ECLI:NL:OGEAC:2019:5

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
11 januari 2019
Publicatiedatum
17 januari 2019
Zaaknummer
CUR201702868
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Doorzending naar Gaz – Fzog-regeling

In deze zaak heeft het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao op 11 januari 2019 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, de Sociale Verzekeringsbank (SVB), en verweerder. Eiser had eerder een verzoek ingediend om restitutie van de door hem betaalde FZOG-premie, welke door verweerder was afgewezen op 11 juli 2016. Eiser maakte bezwaar tegen deze afwijzing, maar dit bezwaar werd op 27 oktober 2017 ongegrond verklaard. Hierop heeft eiser op 5 december 2017 een beroepschrift ingediend. De openbare behandeling van de zaak vond plaats op 27 september 2018, waarbij eiser werd bijgestaan door zijn gemachtigde en verweerder vertegenwoordigd was door zijn gemachtigde.

Het Gerecht overwoog dat op grond van de Regeling Ambtenarenrechtspraak (RAr) gewezen ambtenaren onder bepaalde voorwaarden geen rechten kunnen ontlenen aan deze landsverordening. Het Gerecht oordeelde dat, hoewel eiser geen (voormalige) ambtenaar is, het in het belang van een goede rechtsbedeling is dat de rechtsbescherming van de RAr ook geldt voor beschikkingen die zijn genomen ter uitvoering van de Rtzop. Dit om interpretatieverschillen en rechtsongelijkheid te voorkomen. Daarom besloot het Gerecht het beroep van eiser door te zenden naar het Gerecht in ambtenarenzaken (Gaz) als een tijdig gemaakt bezwaar tegen de afwijzing.

Het Gerecht verklaarde zich onbevoegd om kennis te nemen van het beroep en gaf aan dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door de voorzitter en twee leden van het Gerecht, en er staat hoger beroep open tegen deze uitspraak binnen zes weken na kennisgeving.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO

Uitspraak

in het geding tussen:

[eiser],

wonende in Curaçao,
eiser,
gemachtigde: mr. H.M.M. Alejandra, advocaat,
en

de Sociale Verzekeringsbank (SVB),

verweerder,
gemachtigde: mr. M. Bonafasia, werkzaam bij verweerder.

Procesverloop

Bij beschikking van 11 juli 2016 heeft verweer het verzoek van eiser om restitutie van de door hem betaalde FZOG-premie afgewezen (de afwijzing).
Bij beschikking van 27 oktober 2017 (de bestreden beschikking) heeft verweerder het door eiser daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Op 5 december 2017 heeft eiser een beroepschrift ingediend.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De openbare behandeling ter zitting van het Gerecht heeft plaatsgevonden op 27 september 2018. Eiser is daar verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Op grond van artikel 1, vierde lid, van de Regeling Ambtenarenrechtspraak (RAr), zijn tenzij het tegendeel blijkt, in deze landsverordening onder ambtenaren gewezen ambtenaren begrepen.
Op grond van artikel 35, eerste lid, kan een bezwaarschrift bij het Gerecht in ambtenarenzaken (Gaz) worden ingediend ter zake dat beschikkingen, handelingen of weigeringen (om te beschikken of te handelen), ten aanzien van een ambtenaar als zodanig door een administratief orgaan genomen, verricht of uitgesproken, feitelijk of rechtens met de toepasselijke algemeen verbindende voorschriften strijden of dat bij het nemen, verrichten of uitspreken daarvan het administratief orgaan van zijn bevoegdheid kennelijk een ander gebruik heeft gemaakt dan tot de doeleinden, waarvoor die bevoegdheid is gegeven.
Op grond van artikel 11.5, aanhef en onder B, van de op 1 februari 2013 in werking getreden Landsverordening basisverzekering ziektekosten (PB 2013, no. 3; LvBVZ) wordt de Regeling tegemoetkoming ziektekosten overheidsgepensioneerden (P.B. 1975, no. 249; Rtzop) in die zin gewijzigd dat de artikelen 3, 4, 6, 8, 9, 10, 11, 12 en 14 komen te vervallen.
Op grond van dat artikel onder C komt artikel 7, eerste en tweede lid, te luiden: “Er is een “Fonds Ziektekosten Overheidsgepensioneerden”, dat door de Sociale Verzekeringsbank van Curaçao wordt beheerd.”
Op grond van artikel 11 van de Rtzop, zoals dat tot de inwerkingtreding van de LvBVZ gold, kan de gewezen overheidsdienaar of zijn weduwe slechts restitutie verkrijgen van de helft van de betaalde premies:
a. indien op het tijdstip van beëindiging van zijn dienstverband vaststaat dat hij, als gewezen overheidsdienaar, nimmer rechten aan deze landsverordening zal kunnen ontlenen;
b. indien overeenkomstig artikel 6, vierde lid, afstand is gedaan van de rechten voortvloeiende uit deze landsverordening.
2. De bestreden beschikking is door verweerder genomen ter uitvoering van de Rtzop. Zoals het Gerecht reeds eerder oordeelde zie de uitspraak van 23 december 2015, zaaknrs. 2015/65728 en –66359 staat voor belanghebbenden bij een ter uitvoering van de Rtzop genomen beschikking bezwaar open bij het Gerecht in ambtenarenzaken (Gaz). In dit geval is eiser geen (voormalige) ambtenaar, maar een daarmee voor de toepassing van de Rtzop gelijkgestelde, voor wie op grond van de RAr geen bezwaar bij het Gaz openstaat. Het Gerecht is nochtans van oordeel dat het in het belang is van een goede rechtsbedeling dat de rechtsbescherming van de RAr geldt voor alle beschikkingen genomen ter uitvoering van de Rtzop, omdat anders interpretatieverschillen zouden kunnen ontstaan tussen de onderscheiden rechterlijke colleges, wat tot rechtsongelijkheid tussen de betrokken overheidsgepensioneerden zou kunnen leiden. Gelet op dit zwaarwegende, aan het rechtszekerheidsbeginsel ontleende belang, ziet het Gerecht aanleiding het beroep van eiser door te zenden naar het Gaz om het daar te doen behandelen als tijdig gemaakt bezwaar tegen de afwijzing.
Uit het voorgaande volgt dat het Gerecht zich onbevoegd dient te verklaren.
3. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

Het Gerecht
verklaart zich onbevoegdkennis te nemen van het beroep.
Aldus vastgesteld door mr. D. Haan, voorzitter, en A. Ramirez en mr. J. Sybesma, leden, en in het openbaar uitgesproken op 11 januari 2019, in tegenwoordigheid van de griffier.
Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open binnen
zes wekenna kennisgeving van deze uitspraak. Zie hoofdstuk 5 van de Lar.