In deze zaak heeft het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao uitspraak gedaan over de aanwijzing van de minister van Verkeer, Vervoer en Ruimtelijke Planning met betrekking tot de interconnectietarieven die door concessiehouders UTS en Digicel gehanteerd moeten worden. De minister heeft op 28 februari 2017 de interconnectietarieven verlaagd, waarbij de Mobile Termination Rate (MTR) voor beide bedrijven werd vastgesteld op NAf 0,125 per minuut per 1 april 2017 en op NAf 0,075 per minuut per 1 april 2018. UTS heeft bezwaar gemaakt tegen deze aanwijzing, terwijl Digicel beroep heeft ingesteld. De minister heeft het beroep van Digicel als een bezwaarschrift behandeld en dit samen met het bezwaar van UTS in de heroverwegingsprocedure betrokken. Op 11 oktober 2017 heeft de minister het bestreden besluit genomen, waarin de bezwaren van beide partijen ongegrond zijn verklaard.
De openbare behandeling van het beroep vond plaats op 13 februari 2019. UTS werd vertegenwoordigd door haar gemachtigden, terwijl de minister en Digicel ook vertegenwoordigd waren. Het Gerecht heeft overwogen dat de minister bevoegd is om geschillen tussen concessiehouders te beslechten en dat de beslissing bindend is voor de partijen. UTS betoogde dat de minister bij de berekening van de interconnectietarieven de verkeerde methode had toegepast, namelijk de Related Retail Rate (RRR) methode in plaats van de Fully Allocated Costs (FAC) methode. Het Gerecht oordeelde dat beide methoden voldoen aan de eisen van kostenoriëntatie, en dat de keuze voor de RRR-methode door de minister niet onredelijk was.
Het Gerecht heeft uiteindelijk geoordeeld dat het beroep van UTS ongegrond is en dat het bestreden besluit in stand kan blijven. De minister heeft in redelijkheid kunnen besluiten om de nieuwe tarieven in twee stappen in te voeren, gezien de lange periode waarin UTS en Digicel zelf hogere tarieven hebben gehanteerd. De uitspraak werd gedaan door mr. D. Haan en is openbaar uitgesproken op 27 maart 2019.