ECLI:NL:OGEAC:2019:376

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
13 mei 2019
Publicatiedatum
13 maart 2024
Zaaknummer
CUR201800201
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Openbare aanbesteding wegwerkzaamheden en geschil over gunning

In deze zaak, die voor het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao is behandeld, gaat het om een geschil tussen de naamloze vennootschap MARKA KAMINDA KORSOW N.V. (hierna: MKK) en de openbare rechtspersoon HET LAND CURAÇAO (hierna: het Land) over de gunning van openbare aanbestedingen voor wegmarkeringen. MKK heeft ingeschreven op drie aanbestedingen, maar stelt dat het Land deze niet aan haar heeft gegund, ondanks dat zij de laagste prijs heeft aangeboden. MKK vordert schadevergoeding, terwijl het Land verweer voert en de vorderingen van MKK afwijst.

De feiten van de zaak zijn als volgt: MKK houdt zich bezig met wegmarkeringen en heeft in 2014 en 2015 ingeschreven op aanbestedingen van het Land. MKK heeft tijdig ingeschreven, maar het Land heeft haar inschrijvingen ongeldig verklaard omdat bepaalde documenten ontbraken. MKK stelt dat het Land onrechtmatig heeft gehandeld door de gunning aan een derde partij, die niet had ingeschreven, en dat zij niet de gelegenheid heeft gekregen om ontbrekende documenten aan te leveren.

Het Gerecht heeft een comparitie van partijen gelast om de verschillende standpunten te bespreken. MKK heeft betoogd dat het Land haar onterecht heeft gediskwalificeerd en dat het niet-informeren over de gunning van de aanbestedingen onrechtmatig is. Het Land heeft echter aangevoerd dat MKK niet voldeed aan de inschrijvingsvoorwaarden, waardoor haar inschrijvingen ongeldig waren. De zaak is complex en er zijn verschillende juridische aspecten aan de orde, waaronder het gelijkheidsbeginsel en de vereisten voor inschrijving.

De beslissing van het Gerecht is dat een comparitie van partijen zal plaatsvinden om de geschilpunten verder te bespreken. De verdere beslissing is aangehouden tot na deze comparitie.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO

VONNIS
in de zaak van:
de naamloze vennootschap
MARKA KAMINDA KORSOW N.V.,
gevestigd in Curaçao,
eiseres,
gemachtigde: mr. A.S.M. Blonk,
tegen
de openbare rechtspersoon
HET LAND CURAÇAO,
gevestigd in Curaçao,
verweerder,
gemachtigde: mr. H.M. van Rossum.
Partijen worden aangeduid als MKK en het Land.

1.Het procesverloop

1.1.
Het procesverloop blijkt uit:
- het verzoekschrift van 23 januari 2018, met producties;
- de conclusie van antwoord, met producties;
- de conclusie van repliek, met producties;
- de conclusie van dupliek, met producties;
- de akte uitlating producties.
1.2.
Vonnis is bepaald op heden.

2.De feiten

2.1.
MKK houdt zich bezig met belijning van wegen.
2.2.
In 2014 heeft het Land openbare aanbestedingen uitgeschreven ten behoeve van het aanbrengen van wegmarkeringen in de regio’s “p’abou di brug” en “p’ariba di brug” (bestek UOOW 2014-143 respectievelijk 144).
2.3.
In 2015 heeft het Land een openbare aanbesteding uitgeschreven ten behoeve van het aanbrengen van wegmarkeringen “met twee componenten materiaal” in de “regio schottegat en brugwegen” (bestek UOOW 2015-42).
2.4.
Op genoemde bestekken is een deel van de Standaard Algemene Administratieve Bepalingen (hierna: SAAB) van toepassing. De relevante bepalingen luiden als volgt:
Artikel 102
Inschrijver
1. Tot deelneming aan de aanbesteding wordt niet toegelaten de natuurlijke of rechtspersoon:
a. die geen domicilie heeft of heeft gekozen in de Nederlandse Antillen;
b. die in staat van faillissement verkeert;
c. die, zonder failliet te zijn, heeft opgehouden te betalen, hetgeen is vastgesteld bij gerechtelijke beslissing en overeenkomstig zijn nationale wetgeving gehele of gedeeltelijke ontheffing van het beheer en de beschikking over zijn vermogen met zich meebrengt;
d. tegen wie een gerechtelijke procedure is geopend, die een constatering inhoudt van het feit dat hij is opgehouden te betalen en die overeenkomstig zijn nationale wetgeving kan Leiden tot een failliet-verklaring of tot iedere andere situatie, welke tot gevolg heeft een gehele of gedeeltelijke ontheffing van het beheer en de beschikking over zijn bezittingen;
e. die een onherroepelijke gerechtelijke veroordeling heeft ondergaan wegens inbreuk op zijn beroepsmoraal;
f. die zich in ernstige mate schuldig heeft gemaakt aan valse verklaringen bij het geven van inlichtingen, vereist voor zijn deelneming aan een aanbesteding.
2. Ter staving van zijn hoedanigheden en bekwaamheden legt de inschrijver bij zijn inschrijvingsbiljet de nodige bescheiden over, waaronder:
a. alle bewijsstukken minder dan drie (3) maanden oud, waardoor volgens zijn nationale wetgeving wordt aangetoond dat hij zich niet bevindt in een van de omstandigheden, vermeld in artikel 102-1, sub a t/m f;
b. de referenties waaruit blijkt over welke financiele middelen hij voor de uitvoering van de overeenkomst kan beschikken en, indien het een rechtspersoon betreft, een afschrift van de statuten en de bevoegdheden van de persoon die gerechtigd is haar te verbinden;
c. een beschrijving van de technische middelen waarover hij beschikt, met vermelding van de werken, die hij heeft uitgevoerd of aan de uitvoering waarvan hij heeft deelgenomen. Hij voegt bij deze beschrijving alle bewijsstukken met betrekking tot zijn werkzaamheden, eventueel de door een instantie voor kwalificatie en classificatie verstrekte certificaten;
3. Het is de inschrijver toegestaan om behalve met verplichte inschrijving met alternatieven in te schrijven.
4. De inschrijver en de eventueel toe te laten onderaannemers moeten beschikken over een aannemersvergunning en moeten zijn ingeschreven in het Handelsregister van de Kamer van Koophandel, ten bewijze waarvan het dossiernummer van de inschrijver moet worden vermeld op het inschrijvingsbiljet, indien geen kopie van de inschrijving in het Handelsregister aan het inschrijvingsbiljet wordt toegevoegd.
Artikel 103b
Inschrijving (bij openbare en onderhandse aanbestedingen).
1. Inschrijvingen zijn verplicht voor het ontwerp zoals dit is omschreven in het bestek.
2. Voor de inschrijving moet gebruikt worden gemaakt van een inschrijvingsbiljet, overeenkomstig het bij het bestek gevoegde model inschrijvingsbiljet.
3. Het inschrijvingsbiljet moet zijn gesteld in de Nederlandse taal. Het inschrijvingsbedrag en alle bedragen en/of prijzen moeten worden uitgedrukt in Nederlandse Antilliaanse valuta.
4. Onvolledige, onduidelijke of onjuiste invullingen van inschrijvingsbiljetten en het ontbreken van de vereiste bijlagen maakt de inschrijving ongeldig, tenzij naar het oordeel van de aanbesteder het biljet incl. bijlagen voldoende zekerheid verschaft omtrent de persoon en de bedoeling van de inschrijver(s).
5. Het inschrijvingsbiljet moet worden getekend door degene, die rechtens bevoegd is voor de onderneming verbintenissen aan te gaan. Geschiedt de ondertekening van de inschrijving krachtens volmacht, dan dient de rechtsgeldige volmacht bij het inschrijvingsbiljet te worden gevoegd. Deze volmacht vormt dan een geheel met het inschrijvingsbiljet.
6. Het inschrijvingsbiljet moet in drievoud op de dag der aanbesteding in een gesloten omslag vrachtvrij worden bezorgd, dan wel op de aangegeven plaats in een daarvoor bestemde en als zodanig aangeduide gesloten en verzegelde bus worden gedeponeerd voor het vermelde tijdstip der aanbesteding.
7. Het is niet toegestaan aan de inschrijving voorwaarden te verbinden.
8. Bij de inschrijving dienen de volgende stukken in drievoud te zijn gevoegd.
a. Een staat van eenheidsprijzen voor die werkzaamheden waarvoor dit gevraagd wordt in de staat opgenomen in het bij het bestek behorende model inschrijfbiljet.
De eenheidsprijzen dienen gebaseerd te zijn op de in te dienen ontleding van het bedrag van de inschrijving, als bedoeld onder b.
b. Een ontleding van het bedrag van de inschrijving, zoals nader gespecificeerd in afd. Het totaal van de te specificeren kosten dient te sluiten op het bedrag van de inschrijving.
c. Een concept tijdschema waaruit duidelijk blijkt de volgorde der werkzaamheden alsmede het in te zetten personeel en materieel en de levertijden van de te verwerken bouwmaterialen.
d. Een lijst van het materieel, dat de inschrijver op het werk zal inzetten, vergezeld van een gedetailleerde omschrijving incl. het materieel van eventuele onderaannemers.
e. Een opgave van eventuele onderaannemers en/of verhuurders van materieel, en van hun referenties in technische opzicht.
f. Een bereidheidverklaring tot zekerheidsstelling conform bijgevoegd model.
g. Bij onderhandse aanbesteding dient de aannemer een afstandsverklaring in te vullen conform het model in dit bestek.
[…]
11. Bij een eventuele alternatieve inschrijving dient de hierop betrekking hebbende inschrijving vergezeld te gaan van een duidelijke omschrijving van hetgeen de alternatieve inschrijving inhoudt. Alle hierop betrekking hebbende stukken in te dienen in een aparte enveloppe bij de aanbesteding.
[…]
14. Aan de inschrijving wordt de voorwaarde verbonden, dat de laagste inschrijver verplicht wordt een gedetailleerde begroting te overleggen, indien de directie van mening is dat een aanzienlijk verschil tussen het inschrijvingsbedrag en de begroting zone de directie aanwezig is.
15. De in lid.14 genoemde gedetailleerde begroting dient als volgt te worden opgebouwd:
- materiaalkosten : hoeveelheid per onderdeel * prijs per onderdeel.
loonkosten : mandagen/manuren per onderdeel * loonkosten per dag/per uur.
materieelkosten : tijd per onderdeel * exploitatiekosten per onderdeel
- onderaanneming, gespecificeerd naar materiaal-, loon- en materieelkosten algemene bouwplaatsenkosten en uitvoeringskosten
- winst en risico
- algemene kosten
16. Indien het in lid.14 genoemde verschil met de begroting van de directie aanwezig is, dan dient de laagste inschrijver zonder enig voorbehoud bereid te zijn de gedetailleerde begroting open te leggen en een of meer of alle daarop voorkomende berekeningen of schattingen aan hoeveelheden en prijzen met de directie te bespreken en in onderling overleg zonodig vast te stellen, teneinde gezamenlijk de betreffende aannemingssom te bepalen.
17. Aan de aldus vast te stellen totaalprijs wordt zonder meer het karakter van inschrijvingsbedrag toegekend.
18. In geval van onder 16 genoemd overleg betreffende de aannemingssom onverhoopt niet leidt tot overeenstemming, dan wel de opdrachtgever met een prijs waarover overeenstemming is bereikt, niet kan instemmen, dan zal de laagste inschrijver zich volkomen distantiëren van de uitvoering van dit werk of een gedeelte hiervan en zich, noch openlijk noch bedekt, op enigerlei wijze mengen in een eventueel daarbij te houden aanbesteding of in een prijsoverleg, dat tussen de directie enerzijds en andere onder- nemingen anderzijds, mocht plaatsvinden.
2.5.
MKK heeft tijdig op alle drie bestekken ingeschreven.
2.6.
Bij brief van 9 september 2015 aan de minister van VVRP heeft MKK voorgesteld om de bestekken uit 2014 te upgraden naar een wegmarkering door middel van twee-componenten-materiaal.
2.7.
Van september 2015 tot en met april 2016 heeft MKK enkele keren bij medewerkers van het betrokken ministerie en bij de minister van VVRP gevraagd om informatie over de stand van zaken met betrekking tot de aanbestedingen en om een reactie op haar hiervoor weergegeven voorstel.
2.8.
De werken bedoeld in de aanbestedingen zijn in mei 2016 uitgevoerd door een of meer derde(n).
2.9.
Tot medio 2016 hebben MKK en de minister gecorrespondeerd over de vraag of de aanbestede werken ten onrechte niet aan MKK zijn gegund.

3.Het geschil

3.1.
MKK vordert het Land te veroordelen tot betaling van schadevergoeding op te maken bij staat, kosten rechtens, vermeerderd met rente.
3.2.
Het Land voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vorderingen, met veroordeling van MKK in de proceskosten, vermeerderd met de wettelijke rente.

4.De beoordeling

4.1.
MKK stelt zich op het standpunt dat het Land onrechtmatig jegens haar heeft gehandeld door de drie bestekken niet aan haar te gunnen maar aan een derde. Aan dat standpunt legt MKK het vaststaande feit ten grondslag dat zij voor de laagste prijs heeft ingeschreven (voor wat betreft de bestekken uit 2014 door middel van de “alternatieve” vorm van machinaal aanbrengen van de belijning). Volgens MKK mocht zij niet worden uitgesloten op grond van bepaalde ontbrekende documenten, maar had het Land haar in de gelegenheid moeten stellen die documenten alsnog aan te leveren. Bovendien heeft het Land de werken gegund aan een partij die voor de bestekken uit 2014 niet eens had ingeschreven. Dit onrechtmatige handelen verplicht het Land tot schadevergoeding, die nader bij staat moet worden opgemaakt.
4.2.
Volgens het Land is MKK op goede gronden niet in aanmerking gebracht voor de opdrachten. Voor alle drie de bestekken gold dat de inschrijvingen van MKK niet volledig waren, omdat verschillende documenten ontbraken. Het betrof documenten als bedoeld in artikel 102 SAAB, het ontbreken waarvan dwingend leidt tot ongeldigheid van de inschrijving. Ook ontbraken enkele documenten als bedoeld in artikel 103 SAAB. Ook dat leidt tot ongeldigheid van de inschrijving, tenzij naar het oordeel van de aanbesteder voldoende zekerheid is verschaft omtrent de persoon van de inschrijver. Dat laatste doet zich hier niet voor, aldus het Land. Van een fout die zich leent voor eenvoudig herstel of van een kennelijke omissie of kennelijk geringe fout kon hier niet worden gesproken, zodat het Land MKK geen gelegenheid behoefde te geven tot herstel. Van onrechtmatig handelen is dus volgens het Land geen sprake.
4.3.
Het gerecht zal een comparitie van partijen gelasten. Bij die gelegenheid zullen de onderwerpen en vragen aan de orde komen die hierna als zodanig worden benoemd.
4.4.
Uit de processtukken leidt het gerecht af dat MKK naar aanleiding van haar inschrijving geen bericht van het Land heeft ontvangen en dus ook niet te horen heeft gekregen dat de aanbestedingen
nietaan haar werden gegund. MKK stelt dat zij erop heeft vertrouwd dat zij de opdrachten zou krijgen. Zij heeft echter niet concreet onderbouwd op welke grond zij dat vertrouwen heeft gebaseerd. Nu op grond van artikel 105 SAAB de winnende inschrijver bericht krijgt, valt niet in te zien dat MKK gerechtvaardigd op een gunning heeft vertrouwd. Voor zover MKK zou menen dat van het Land verwacht had mogen worden dat ook de verliezende inschrijvers bericht zouden ontvangen, geldt dat op dat punt geen juridische verplichting voor het Land bestond en dat overigens niet is gebleken dat het niet-informeren tot schade heeft geleid.
4.5.
Volgens de onbetwiste stellingen van MKK hadden de bestekken 2014 betrekking op handmatig geverfde markeringen, met als toegestaan alternatief machinaal aangebrachte markeringen, terwijl bestek 2015 zag op gebruik van twee-componenten-materiaal. MKK heeft gesteld (repliek sub 3) dat ook de wegvakken uit de bestekken 2014 uiteindelijk door middel van twee-componenten-materiaal zijn gemarkeerd, hoewel die werkwijze niet was aanbesteed. Het Land heeft op deze stelling niet gereageerd en dient dat voor een goed begrip van de zaak alsnog te doen. Als de stelling van MKK juist is (ook de wegvakken uit de bestekken 2014 zijn door middel van twee-componenten-materiaal gemarkeerd), dient het Land te verduidelijken hoe zich dat verhoudt tot de in de aanbesteding uit 2014 omschreven werken. Het gerecht wijst op de stelling van MKK in dit verband (repliek sub 5) dat in dat geval moet worden aangenomen dat het werk met betrekking tot de wegvakken uit de bestekken 2014 onderhands is gegund.
4.6.
In haar processtukken gaat MKK er vanuit dat het werk uit de bestekken 2014 is uitgevoerd door MNO, terwijl MNO niet voor dat werk had ingeschreven. Pas bij dupliek heeft het Land gesteld dat het desbetreffende werk is gegund aan CWM. Op die stelling heeft MKK nog niet kunnen reageren. Zij kan dat alsnog doen ter comparitie.
4.7.
Het bij aanbestedingen in acht te nemen gelijkheidsbeginsel vergt dat de aanbesteder de (potentiële) inschrijvers gelijke kansen biedt. Het Land heeft MKK gediskwalificeerd op de grond dat bepaalde gegevens ontbraken (zie nader hierna). MKK heeft gesteld dat een andere inschrijver op de bestekken 2014 ([betrokkene]) wel in de gelegenheid is gesteld om op een later moment ontbrekende documenten in te dienen (repliek sub 7, met verwijzing naar productie 4 van het Land). Naar het oordeel van het gerecht is dit punt verder niet van belang voor de beoordeling van de vordering. Het enkele feit dat het Land op dit punt (mogelijk) heeft gehandeld in strijd met het gelijkheidsbeginsel en daarmee [betrokkene] heeft bevoordeeld, leidt niet tot schadeplichtigheid jegens MKK. De werken uit de bestekken 2014 zijn immers niet aan [betrokkene] gegund. Voor zover MKK zou menen dat het Land ook haar in de gelegenheid had moeten stellen om naderhand documenten in te leveren, omdat zij dat een van de andere inschrijvers ook heeft toegestaan, faalt dat standpunt. Een (mogelijke) schending van het gelijkheidsbeginsel, betekent niet dat de aanbesteder in de verhouding tot andere inschrijvers hetzelfde zou moeten doen.
4.8.
Het onder 4.7 besprokene geldt concreet voor de bij de inschrijving over te leggen bankgarantie (artikel 103b lid 8 onder f SAAB). MKK heeft gesteld dat zij voor de bestekken 2014 wel een telefonische toezegging van haar bank had gekregen voor een bankgarantie, maar dat dit telefoontje zo laat kwam dat zij de bankgarantie niet meer tijdig kon ophalen. Een andere inschrijver heeft gelegenheid gekregen de bankgarantie later over te leggen (repliek sub 15 e.v.). Het Land heeft hierop niet concreet gereageerd (dupliek sub 16). Ervan uitgaande dat met “die andere inschrijver” [betrokkene] wordt bedoeld, is dit betoog niet relevant. Bedoelt MKK de uiteindelijke winnaar van de aanbesteding, dan kan dit anders liggen. MKK zal dat dan moeten stellen.
4.9.
Niet ter discussie staat dat MKK niet het op grond van artikel 103b lid 8 sub c SAAB verplichte tijdschema heeft ingediend bij de inschrijving voor de bestekken 2014. MKK heeft gesteld (repliek sub 12) dat dit niet mogelijk was, omdat de opdrachtgever volgens het bestek de prioriteitenlijst vaststelt. Dit is een herhaling van het standpunt dat MKK eerder jegens het Land had ingenomen en waarop van de zijde van het Land al inhoudelijk is gereageerd bij brief van 19 juli 2016 (productie 5 bij verzoekschrift, p. 4). Die reactie komt erop neer dat de door de opdrachtgever te verschaffen prioriteiten niet aan het verstrekken van een tijdschema in de weg staan, omdat dat tijdschema, blijkens de bewoordingen van SAAB, inzicht moet geven in de volgorde van werkzaamheden en in het in te zetten personeel en materieel en de levertijden van de materialen. Gelet op deze concrete reactie had van MKK mogen worden verwacht haar standpunt in dit verband (beter) te onderbouwen. Nu zij heeft volstaan met een loutere herhaling van haar eerdere standpunt, heeft zij dit standpunt onvoldoende gemotiveerd gehandhaafd. Op dit punt is dus sprake van een schending van de inschrijvingsvoorwaarden.
4.10.
MKK heeft gesteld dat het Land haar inschrijvingen voor de bestekken 2014 en het bestek 2015 ten onrechte negatief heeft beoordeeld op de grond dat een “afstandsverklaring” als bedoeld in artikel 103b lid 8 onder g SAAB ontbrak. MKK heeft erop gewezen dat deze verplichting alleen geldt bij onderhandse aanbestedingen en hier dus niet aan de orde was. Het gerecht constateert dat dit standpunt, gelet op het bepaalde in genoemde bepaling uit de SAAB, juist is. Het Land heeft echter aangevoerd dat aannemers “al jarenlang” weten wat de vereisten zijn. Als het Land bedoelt dat in weerwil van het bepaalde in genoemde bepaling de hier bedoelde verklaring ook bij openbare aanbestedingen moet worden overgelegd en MKK hiervan op de hoogte was, dient het Land deze stelling te onderbouwen, dit mede gelet op het gegeven dat in productie 4 van het Land bij [betrokkene] op dit punt is vermeld “NVT (openbare aanbesteding)”. Vooralsnog gaat het gerecht er vanuit dat het Land het ontbreken van de afstandsverklaring ten onrechte in het nadeel van MKK heeft meegewogen.
4.11.
Niet ter discussie staat dat MKK bij de inschrijving een stuk diende over te leggen waaruit bleek dat zij niet in staat van faillissement verkeerde. MKK stelt dat zij aan dat vereiste heeft voldaan door het overleggen van een uittreksel uit het register van de Kamer van koophandel. Het Land voert aan dat dit stuk niet volstond. Volgens het Land moest een verklaring van de griffier bij het Gemeenschappelijk Hof worden overgelegd. Deze toevoeging is ook vermeld in het door het Land overgelegde schema (productie 4). Terecht heeft MKK er echter op gewezen dat artikel 102 SAAB niet aldus is gespecificeerd. Deze specificatie volgt wel uit het thans geldende Landsbesluit openbare aanbestedingen, maar dat is op de onderhavige aanbestedingen niet van toepassing. Het gerecht stelt partijen in de gelegenheid zich over dit punt nader ter comparitie uit te laten. Daarbij dienen zij ook in te gaan op de stelling van MKK dat in geval van faillissement de benoemde curator in de regel daarvan direct melding zal maken bij de Kamer van koophandel, terwijl het desbetreffende bewijsstuk volgens artikel 102 lid 2 SAAB drie maanden oud mag zijn.
4.12.
Uit productie 4 bij antwoord overgelegde overzicht blijkt dat het Land van mening is dat MKK ten aanzien van de bestekken 2014 niet had voldaan aan het vereiste bedoeld in artikel 102 lid 2 sub c SAAB. MKK heeft gesteld (repliek sub 20) dat zij wel degelijk heeft opgave heeft gedaan van de technische middelen waarover zij beschikt. Zij heeft namelijk vermeld dat zij beschikt over een markeringsmachine, een pick-up en afzetmateriaal en dat er “niet veel meer te melden” is. Het gerecht is van oordeel dat MKK hiermee niet voldaan heeft aan artikel 102 lid 2 sub c SAAB, nu de daarin bedoelde beschrijving blijkens de tekst beduidend meer behelst dan een opsomming van de middelen. Het gerecht wijst erop dat het Land daarop al bij brief van 19 juli 2016 (productie 15 verzoekschrift) had gewezen. Op dit punt heeft MKK daarom niet voldaan aan de voorwaarden voor inschrijving.
4.13.
Dit zou alleen anders zijn indien aangenomen moet worden dat het Land in het kader van de onderhavige aanbestedingen (2014) voor wat betreft de vermelding van eerder uitgevoerde werken genoegen nam met het feit dat de desbetreffende inschrijver in het verleden werk voor het Land had gedaan. Bij antwoord (sub 7.5) heeft het Land hierop gereageerd met het verweer dat eerder door MKK uitgevoerde werken dateerden van geruime tijd geleden (2009), waardoor dat feit bij wijze van referentie niet volstond. Op dit punt heeft het gerecht behoefte aan een nadere toelichting van het Land, nu in het geval van [betrokkene] kennelijk wel genoegen is genomen met de vermelding dat eerder al werken zijn uitgevoerd (zie productie 4 bij antwoord). Op de comparitie kan het Land zich hierover uitlaten.
4.14.
Uit de brief van het Land van 19 juli 2016 (productie 15 verzoekschrift) leidt het gerecht af dat MKK niet in aanmerking is gekomen voor gunning van bestek 2015 op de grond dat zij niet had voldaan aan het vereiste om een “verklaring niet in staat van faillissement” en een “referentie financiële middelen” over te leggen. Dat aan dat laatste vereiste niet is voldaan, heeft MKK niet bestreden, zodat daarvan moet worden uitgegaan. Ten aanzien van het eerste vereiste geldt hetgeen hiervoor is overwogen in 4.11. De overige punten die door MKK in de conclusie van repliek zijn opgeworpen (sub 23 t/m 25) kunnen buiten beschouwing blijven, nu die kennelijk niet bepalend zijn geweest voor de beslissing van het Land.
4.15.
Het Land heeft aangevoerd dat MKK niet alle vereiste documenten in drievoud heeft ingediend. MKK heeft gesteld dat zij wel aan die verplichting heeft voldaan. Het gerecht heeft van die stelling echter geen onderbouwing, laat staan bewijs, bij de stukken aangetroffen. Als MKK deze stelling wenst te handhaven, zal zij alsnog een onderbouwing moeten leveren, uiterlijk bij gelegenheid van de comparitie.
4.16.
MKK vordert verwijzing naar de schadestaatprocedure. Daarvoor is voldoende, maar ook vereist, dat de mogelijkheid van schade aannemelijk is. MKK heeft op dat punt nog onvoldoende gesteld. Zij dient dat alsnog uiterlijk ter comparitie te doen.
4.17.
Uit het voorgaande volgt dat partijen zich over een aantal punten nader kunnen uitlaten bij gelegenheid van de comparitie. Het betreft de punten genoemd in 4.5, 4.6, 4.8, 4.10, 4.11, 4.13, 4.15 en 4.16. Partijen krijgen ieder gelegenheid hun standpunten
maximaal 20 minuten per partijtoe te lichten aan de hand van over te leggen pleitaantekeningen.
4.18.
In haar conclusie van repliek gaat MKK uitvoerig in op het bepaalde in het Landsbesluit aanbestedingsregels (PB 2018/9). De daarin opgenomen regels zijn echter op de onderhavige aanbestedingen niet van toepassing (artikel 57 van die regeling).
4.19.
Het gerecht zal iedere verdere beslissing aanhouden tot na de behandeling ter comparitie. Dit geldt ook voor het debat tussen partij over de vraag of het Land MKK in de gelegenheid behoorde te stellen om bepaalde ontbrekende gegevens alsnog in te dienen.

5.De beslissing

5.1.
gelast een comparitie van partijen als bedoeld in 4.17 op
23 augustus 2019 om 9:00 uur;
5.2.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. Th. Veling, rechter in het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao, en in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 13 mei 2019.