Uitspraak
1.Verloop van de procedure
Oproeping geëxecuteerde ingevolge artikel 438 lid 5 Rv
2.Het geschil
3.De beoordeling
Landsverordening houdende regeling van de invordering van belastingen, bijdragen en vergoedingen door middel van dwangschriften alsmede van de rechtspleging inzake belastingen, bijdragen en vergoedingen(P.B. 1942-246, zoals gewijzigd), hierna: de Lv Dwanginvordering.
SVB vs SFT Bank). Het concordantiebeginsel, neergelegd in artikel 39 Statuut voor het Koninkrijk der Nederlanden, heeft als uitgangspunt dat onder meer het burgerlijk recht, het handelsrecht en het burgerlijk procesrecht in Nederland, Aruba, Curaçao en Sint Maarten zoveel mogelijk op overeenkomstige wijze worden geregeld. De rechter kan in voorkomende gevallen door middel van concorderende interpretatie de eenheid van het rechtssysteem in stand houden en herstellen. Er zijn geen aanwijzingen dat de wetgever van Curaçao op het hier aan de orde zijnde punt van het bodembeslag juist heeft willen afwijken van het Nederlandse recht of dat op dit punt een relevant verschil in maatschappelijke opvattingen een afwijkende uitleg rechtvaardigt. De elders in het Koninkrijk in de rechtspraak gegeven interpretatie van met artikel 8 Lv Dwanginvordering corresponderende bepalingen kan derhalve van pas komen bij de beoordeling van geschillen als het onderhavige.
Gasus vs Nederland, de toets van het EVRM doorstaan. In dat arrest werd de inbreuk op het eigendomsrecht door het bodemrecht gerechtvaardigd geacht ter verzekering van de betaling van belastingen, zij het met inachtneming van de eis van proportionaliteit. Artikel 16 Staatsregeling beoogt niet een verdergaande bescherming van eigendom te bieden dan artikel 1 van het Eerste Protocol doet. Gelet daarop is artikel 8 Lv Dwanginvordering niet zonder meer onverenigbaar met het grondrecht van bescherming van eigendom.
nietwordt ontzien, doet zich hier voor. Voor zover de Ontvanger het oog heeft gehad op de in de Leidraad genoemde situatie waarbij in het kader van samenspanning tussen de belastingschuldige en de derde de juridische eigendomssituatie is gefingeerd om verhaal te bemoeilijken, geldt dat de enkele omstandigheid dat, naar aannemelijk is geworden, sprake is van sterk verweven familieverbanden tussen [eiser], de belastingplichtige en de overige in het landhuis kantoorhoudende rechtspersonen, onvoldoende is om van een dergelijke samenspanning te kunnen spreken.