ECLI:NL:OGEAC:2019:369

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
14 juni 2019
Publicatiedatum
7 december 2020
Zaaknummer
500.00005/19
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van gijzeling in Curaçao met losgeld eis

In de strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1998 en zonder bekende vaste woon- of verblijfplaats, heeft het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao op 14 juni 2019 uitspraak gedaan. De verdachte werd beschuldigd van het medeplegen van gijzeling, waarbij hij samen met anderen de benadeelde wederrechtelijk van haar vrijheid beroofde met het oogmerk om haar ouders te dwingen een bedrag van 100.000 dollar te betalen. De feiten vonden plaats in de periode van 4 tot en met 5 januari 2019. De verdachte werd op 27 maart 2019 en 14 juni 2019 ter terechtzitting gehoord, bijgestaan door zijn raadsman en raadsvrouw. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van 42 maanden, waarvan 9 maanden voorwaardelijk, en toewijzing van de vordering van de benadeelde partij. De verdediging pleitte voor vrijspraak.

Het Gerecht oordeelde dat de dagvaarding geldig was en dat het openbaar ministerie ontvankelijk was in zijn vervolging. De verdachte werd uiteindelijk schuldig bevonden aan het primair ten laste gelegde feit. Het Gerecht achtte het wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte samen met anderen de benadeelde had ontvoerd en haar vrijheid had ontnomen. De verdachte had een initiërende rol gespeeld in de gijzeling, waarbij de benadeelde werd gedwongen om een WhatsApp-bericht naar haar ouders te sturen met de eis om losgeld te betalen. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 42 maanden, zonder voorwaardelijk deel, en de benadeelde partij werd niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering tot schadevergoeding.

De uitspraak benadrukt de ernst van het delict en de impact op de benadeelde en haar familie, die in grote angst verkeerden. Het Gerecht hield rekening met de omstandigheden waaronder het delict was gepleegd en de rol van de verdachte in het geheel. De verdachte werd als volledig toerekeningsvatbaar beschouwd, en er werd geen aanleiding gezien voor een voorwaardelijke straf.

Uitspraak

Parketnummer: 500.00005/19

Uitspraak: 14 juni 2019 Tegenspraak

Vonnis van dit Gerecht

in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren op [geboortedatum] 1998 in [geboorteplaats],
zonder bekende vaste woon- of verblijfplaats hier te lande,
thans alhier gedetineerd.
Onderzoek van de zaak
Het onderzoek ter openbare terechtzitting heeft plaatsgevonden op 27 maart 2019 en 14 juni 2019. De verdachte is op 27 maart 2019 verschenen, bijgestaan door zijn raadsman mr. S.C. Larmonie, advocaat in Curaçao. De verdachte is op 14 juni 2019 verschenen, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. G.E. Sophia-Alendy, advocate in Curaçao.
De officier van justitie mr. G.L.C. Schoop, heeft ter terechtzitting gevorderd dat het Gerecht het primair ten laste gelegde bewezen zal verklaren en de verdachte daarvoor zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 42 (tweeënveertig) maanden, waarvan 9 (negen) maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 (drie) jaren, met aftrek van voorarrest.
Zijn vordering behelst voorts toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [benadeelde]. De officier van justitie refereert zich aan het oordeel van het Gerecht ten aanzien van de hoogte van het gevorderde bedrag.
De raadsvrouw heeft bepleit dat de verdachte zal worden vrijgesproken van het ten laste gelegde feit. Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij heeft de raadsvrouw verweer gevoerd.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd:
Primair
dat hij in of omstreeks de periode van 4 tot en met 5 januari 2019 te Curaçao, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [benadeelde] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd gehouden met het oogmerk (een) ander(en), te weten de ouders van die [benadeelde], althans een persoon, te dwingen iets te doen, te weten om een bedrag van 100.000 (honderdduizend) dollar(s) te betalen, immers heeft/hebben hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) met dat opzet
  • die [benadeelde] verzocht om bij een bushalte, althans op de openbare weg, op hem, verdachte, en/of zijn mededader te wachten; en/of
  • nadat hij, verdachte, en/of zijn mededaders(s) met een (witte) auto naast die [benadeelde] (bij de bushalte/op de openbare weg) is/zijn komen aanrijden,
  • die [benadeelde] geblinddoekt en/of de armen en benen van die [benadeelde] met plakband vastgebonden; en/of
  • die [benadeelde] naar één (of meer) appartement(en)/woning(en) meegevoerd/gereden; en/of
  • die [benadeelde] (nadat zij (telkens) uit de auto was gehaald/is gestapt), in voornoemde appartement(en)/woning(en) (telkens) opgesloten gehouden, en/of die [benadeelde] vastgebonden gehouden;
  • een whatsapp bericht naar de ouders van die [benadeelde] heeft/hebben gestuurd inhoudende (onder meer) de mededeling dat zij indien zij die [benadeelde] in leven wilden zien, zij een bedrag van 100.000 dollars moesten betalen;

(artikel 2:250 Wetboek van Strafrecht)

Subsidiair:
dat hij in of omstreeks de periode van 4 tot en met 5 januari 2019 te Curaçao, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [benadeelde] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd gehouden, immers heeft/hebben hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) met dat opzet
  • die [benadeelde] verzocht om bij een bushalte, althans op de openbare weg, op hem, verdachte, en/of zijn mededader te wachten; en/of
  • nadat hij, verdachte, en/of zijn mededaders(s) met een (witte) auto naast die [benadeelde] (bij de bushalte/op de openbare weg) is/zijn komen aanrijden, heeft heeft/hebben hij, verdachte, en/of zijn mededader(s), die [benadeelde] (tegen haar wil) vast gepakt en/of in de auto gestopt, althans gedwongen om in de auto plaats te nemen en/of met die [benadeelde] weggereden; en/of
  • die [benadeelde] geblinddoekt en/of de armen en benen van die [benadeelde] met plakband vastgebonden; en/of
  • die [benadeelde] naar één (of meer) appartement(en)/woning(en) meegevoerd/gereden; en/of
  • die [benadeelde] (nadat zij (telkens) uit de auto was gehaald/is gestapt), in voornoemde appartement(en)/woning(en) (telkens) opgesloten gehouden, en/of die [benadeelde] vastgebonden gehouden.

(artikel 2:249 Wetboek van Strafrecht)

Formele voorvragen
Het Gerecht stelt vast dat de dagvaarding geldig is, dat het bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
Bewezenverklaring
Het Gerecht acht - op grond van de hierna weergegeven bewijsmiddelen en de nadere bewijsoverwegingen, in onderling (tijds)verband en samenhang beschouwd - wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande:
dat hij in
of omstreeksde periode van 4 tot en met 5 januari 2019
inCuraçao, tezamen en in vereniging met
een ander ofanderen,
althans alleen,opzettelijk [benadeelde] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en
/of beroofd gehouden met het oogmerk
(een) ander(en), te weten de ouders van die [benadeelde],
althans een persoon,te dwingen iets te doen, te weten
omeen bedrag van
US$100
,--(
zegge: honderdduizend Amerikaanse dollar)
dollar(s)te betalen, immers heeft
/hebbenhij, verdachte, en/of
hebben/zijnzijn mededader
(s
)met dat opzet
  • die [benadeelde] verzocht om bij een bushalte,
  • nadat
  • die [benadeelde] geblinddoekt en
  • die [benadeelde] naar één
  • die [benadeelde]
  • een whatsapp bericht naar de ouders van die [benadeelde]
Subsidiair:
dat hij in of omstreeks de periode van 4 tot en met 5 januari 2019 te Curaçao, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [benadeelde] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd gehouden, immers heeft/hebben hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) met dat opzet
  • die [benadeelde] verzocht om bij een bushalte, althans op de openbare weg, op hem, verdachte, en/of zijn mededader te wachten; en/of
  • nadat hij, verdachte, en/of zijn mededaders(s) met een (witte) auto naast die [benadeelde] (bij de bushalte/op de openbare weg) is/zijn komen aanrijden, heeft heeft/hebben hij, verdachte, en/of zijn mededader(s), die [benadeelde] (tegen haar wil) vast gepakt en/of in de auto gestopt, althans gedwongen om in de auto plaats te nemen en/of met die [benadeelde] weggereden; en/of
  • die [benadeelde] geblinddoekt en/of de armen en benen van die [benadeelde] met plakband vastgebonden; en/of
  • die [benadeelde] naar één (of meer) appartement(en)/woning(en) meegevoerd/gereden; en/of
  • die [benadeelde] (nadat zij (telkens) uit de auto was gehaald/is gestapt), in voornoemde appartement(en)/woning(en) (telkens) opgesloten gehouden, en/of die [benadeelde] vastgebonden gehouden.
Het Gerecht acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd; omwille van de leesbaarheid zijn ook wijzigingen aangebracht in de bewezenverklaring (
cursief). De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsmiddelen
Het Gerecht grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan, op de feiten en omstandigheden die in de hierna volgende bewijsmiddelen zijn vervat en redengevend zijn voor de bewezenverklaring. [1] De inhoud van de bewijsmiddelen is telkens zakelijk weergegeven.
Voorts wordt opgemerkt dat in de bewijsmiddelen geen (expliciete) landsaanduiding is opgenomen, maar dat algemeen bekend is dat de in die bewijsmiddelen wel opgenomen plaatsen zijn gelegen in Curaçao.
1. Op 5 januari 2019 omstreeks 03.20 uur, werd de verbalisant [verbalisant 1] naar aanleiding van een melding van een vermissing c.q. ontvoering gedirigeerd naar de [naam appartementencomplex 1] op de [adres 1] in Curaçao. Hij heeft het volgende gerelateerd:
“Ik, verbalisant, kwam omstreeks 05.50 uur aan bij de [naam appartementencomplex 1] en ben in contact gebracht met een vrouwelijke bewoonster van voornoemde appartementen, genaamd [getuige 1]. Zij verklaarde dat haar kamergenote genaamd, [BENADEELDE], sinds 4 januari 2019 omstreeks 20.15 uur wordt vermist. [getuige 1] verklaarde dat [benadeelde] op 4 januari 2019 omstreeks 19.50 uur door een vriend genaamd [verdachte] was opgebeld. [verdachte] heeft aan [benadeelde] gevraagd om hem om 20.00 uur bij de bushalte op de [adres 1] te ontmoeten. [benadeelde] is naar buiten gegaan om [verdachte] te ontmoeten, maar is sindsdien niet naar huis teruggekeerd.
[“consulent van de studenten”], wie verantwoordelijk is voor de studenten bij [naam appartementencomplex 1], heeft aan mij, verbalisant, het paspoort van [benadeelde], geboren op [geboortedatum benadeelde] in [geboorteplaats benadeelde] en wonende [naam appartementencomplex 1] gelegen te [adres 1] en het paspoort van [verdachte], geboren op [geboortedatum verdachte] in [geboorteplaats verdachte] en wonende [naam appartementencomplex 2] gelegen te [adres 2], overhandigd.” [2]
2. Op 5 januari 2019 omstreeks 21.05 uur, werd de verbalisant [verbalisant 1] gedirigeerd naar het politiebureau [wijk] in Curaçao. Hij heeft het volgende gerelateerd:
“Ik, verbalisant, trof bij het politiebureau een vrouw aan en herkende haar als [benadeelde]. Haar gezicht kwam overeen met de foto in haar paspoort. Zij gaf aan te zijn, [benadeelde], geboren op [geboortedatum benadeelde] in [geboorteplaats benadeelde] en wonende [naam appartementencomplex 1] gelegen te [adres 1].” [3]
3. [ benadeelde] deed op 6 januari 2019 aangifte. Zij heeft bij die gelegenheid het volgende verklaard:
“Op 4 januari 2019 belde [verdachte] (het Gerecht begrijpt: [verdachte]) mij in de middaguren op. Hij heeft aan mij gevraagd of ik in de avonduren een afspraak met hem kon maken, zodat hij mij mijn geld kon komen brengen. Ik heb tegen hem gezegd dat ik omstreeks 17.00 uur een afspraak had. Omstreeks 18.30 uur heeft [verdachte] mij opgebeld. Hij vertelde dat hij binnen 30 minuten mijn geld voor mij zou komen brengen en dat ik naar de dichtstbijzijnde bushalte heen moest om mijn geld op te halen. Hij vertelde dat hij met de bus zou komen. Omstreeks 19.45 uur heeft [verdachte] mij weer opgebeld. Hij vertelde dat hij in een bus was gestapt in Punda. Omstreeks 20.00 uur werd ik weer door [verdachte] opgebeld. Hij vertelde dat hij in de buurt van een kerk in de omgeving van de [straatnaam]was en dat ik naar buiten moest komen. Ik liep naar de bushalte en bleef ongeveer 5 à 10 minuten daar staan. Ik zag geen enkele bus en besloot terug naar huis te lopen. Ik zag toen een witgelakt voertuig mijn richting op rijden. Ik dacht in eerste instantie dat [verdachte] in het voertuig was. Ik zag twee mannen met bedekking op hun gezicht. De bestuurder van het voertuig had een zwart plastic op waarop figuren van tanden waren afgebeeld aan zijn mond. Hij was donkerbruin van huidskleur, slank en een beetje lang van postuur. De mede-inzittende had iets op die op een grijze bivakmuts leek. Hij was bruin van huidskleur, slank en een beetje lang van postuur. Hij had korte haren en een snor. Beide mannen hebben mij vastgehouden en in het voertuig gestopt. Zij hebben mij een blinddoek opgedaan en mijn armen en benen met tape vastgebonden. De bestuurder ging achter het stuur zitten en de andere man kwam naast mij zitten. Beide mannen waren lokaal en spraken Papiamentu met elkaar. Wij reden een eindje en op het moment dat de auto was gestopt, heeft de man die naast mij zat tegen mij gezegd dat zij mijn ouders zullen bellen om geld voor mij te vragen. Hierna begonnen zij aan mij te vragen hoeveel geld mijn vader voor mij kon betalen. De eerste woning waar zij heen reden is gelegen achter mijn woning. Voordat wij naar binnen zijn gegaan hebben zij de tape van mijn benen afgehaald. Binnen in de woning hebben zij de tape op mijn gezicht veranderd voor een nieuwe tape. Zij hebben mijn armen en benen met tape aan een stoel vastgebonden en mijn mond met tape vastgeplakt. Ik had alleen mijn mobiele telefoon bij mij en zij hebben mij naar het wachtwoord van mijn mobiele telefoon gevraagd. Ik heb ze het wachtwoord gegeven. Ik heb tegen hen gezegd dat mijn vader pas maandag geld kan sturen, omdat de bank dicht is in het weekeinde. Het was mij gelukt om de tape weg te halen. Toen de mede-inzittende had opgemerkt dat ik los was heeft hij mij opnieuw vastgebonden, ditmaal met kleding. Ik probeerde mezelf nogmaals te bevrijden hetgeen mij was gelukt. Vanuit het raam van de badkamer zag ik dat de gele personenauto van [verdachte] op de parkeerplaats van het appartementencomplex stond geparkeerd. Nadat de mede-inzittende de woning was ingekomen en weer was weggelopen, had hij de deur niet gesloten. Ik rende op dat moment naar buiten, maar werd door de bestuurder en de mede-inzittende betrapt. Ik zag [verdachte] wegrennen. Ik werd in de auto gezet en vastgehouden door de mede-inzittende. Hierna reden zij met mij naar een tweede woning in de omgeving van [naam strand]. Aldaar hebben zij een papierenzak over mijn hoofd gedaan, zij hielden mijn hand vast en liepen met mij naar de woning. In de woning werd de papierenzak weggehaald en mijn ogen met een zwarte broek bedekt. Mijn handen en benen werden met kerstlichten vastgebonden. Ik heb de mede-inzittende met een houten stok op zijn hoofd geslagen zodat ik kon ontsnappen. Dit lukte mij niet en hij heeft mij nog een keer met de kerstlichten vastgebonden. Hij had een stuk van de kerstlichten aan zijn voet vastgebonden. In de avonduren van 5 januari 2019 zag ik de mogelijkheid om via het keukenraam te ontsnappen. Ik rende weg en vroeg voor hulp. Een voertuig was gestopt en heeft mij naar het politiebureau gebracht.” [4]
4. Op 7 januari 2019 heeft de verbalisant [verbalisant 2] een huiszoeking te [adres 2] verricht. Hij heeft het volgende gerelateerd:
“Bij de huiszoeking werd in het appartement van [verdachte] in een zwarte rugtas een huissleutel aangetroffen, waarmee toegang in het appartement werd verschaft. Ik, verbalisant, heb het volgende waargenomen, een grijskleurige stoel van plastic met aan beide handvatten kousen en een doek en op de grond naast de stoel grijs/zilverkleurig ducttape.” [5]
5. [ getuige 2] heeft op 5 januari 2019 de volgende verklaring afgelegd:
“Sinds gisteren (het Gerecht begrijpt: 4 januari 2019) kort na de vermissing stond de mobiele telefoon van [voornaam benadeelde] uit. Vandaag (het Gerecht begrijpt: 5 januari 2019) heeft iemand haar telefoon aangedaan. Ik werd door de opa van [voornaam benadeelde] vanuit India via Whatsapp gecontacteerd. Iemand had via Whatsapp vanuit de telefoon van [voornaam benadeelde] haar ouders in India een bericht toegestuurd. Het Whatsapp-bericht zal ik naar u doorsturen.
Inhoud Whatsapp-bericht:
‘If you want your daughter alive just inform to everyone you got your child, she contacted you from Amsterdam….she is on the way to India. Call police and say this to them also. Inform everyone like that except [verdachte] and [getuige 1]. We need 100000 dollar before Monday 5pm. We tell the location on Monday. [verdachte] and [getuige 1] need to come for giving money. Inform everyone you got your child except [getuige 1] and [verdachte]. If you want your child safe do what I said. Arrange money before Monday 5pm. If you are going to do over action, tomorrow you will get her body.” [6]
6. [ getuige 3] heeft op 9 januari 2019 de volgende verklaring afgelegd:
“Op 4 januari 2019 omstreeks 18.30 uur kwam de man, [verdachte], geboren op [geboortedatum verdachte] in [geboorteplaats verdachte], een witgekleurde auto van het merk Kia, model Spectra en gekentekend [autokentekennummer 1] die hij bij mij heeft gehuurd ophalen. Hij heeft de auto voor drie dagen gehuurd.” [7]
7. [ getuige 4] heeft op 5 januari 2019 de volgende verklaring afgelegd:
“Gisteren (het Gerecht begrijpt: 4 januari 2019) ging ik met [vriend getuige 4] (het Gerecht begrijpt: [vriend getuige 4]) naar de woning van [verdachte]. Toen wij daar waren aangekomen zag ik de buurman van [verdachte] en een andere lokale jongen buiten staan praten. [verdachte] is bevriend met die jongens. Er stond een witte auto op het erf van het appartementencomplex van [verdachte]. Later hebben de buurman en zijn lokale vriend de gele en de witte auto meegenomen.” [8]
8. De verbalisant [verbalisant 3] heeft onderzoek gedaan naar de onder [verdachte] inbeslaggenomen mobiele telefoon. Hij heeft het volgende gerelateerd:
“Onder de verdachte is een telefoon met aansluitnummer [telefoonnummer 1] inbeslaggenomen. Ik, verbalisant, zag dat er diverse telefonische contacten op 4 en 5 januari 2019 waren tussen de gebruiker van voormeld aansluitnummer en het contact [bijnaam verdachte] Curaçao, met het aansluitnummer [telefoonnummer 2].
Ik, verbalisant, zag een afbeelding van iemand poserend met een zwart masker met opvallende tanden. Ik, verbalisant, zag een afbeelding van iemand poserend met een grijs masker. Ik, verbalisant, zag afbeeldingen van een gele auto van het merk Chevrolet model Aveo, voorzien van kentekennummer [autokentekennummer 2] en een witte auto van het merk Kia model Spectre Ex, voorzien van kentekennummer [autokentekennummer 1].” [9]
9. De verbalisant [verbalisant 3] heeft de historische gegevens van het aansluitnummer [telefoonnummer 2] geanalyseerd. Hij heeft het volgende gerelateerd:
“Het aansluitnummer [telefoonnummer 2] was in gebruik door [medeverdachte 1].” [10]
10. [ benadeelde] heeft op 11 januari 2019 een aanvullende verklaring afgelegd. Zij heeft bij die gelegenheid het volgende verklaard:
“Ik herken op de foto (het Gerecht: bijgevoegd als bijlage 1 bij het proces-verbaal) de grijze trui met een blauwe rand die is gebruikt om mijn ogen te bedekken, toen wij onderweg waren naar het tweede pand. Ik herken op de afbeeldingen (het Gerecht: bijgevoegd als bijlage 2 en 3 bij het proces-verbaal) het masker met tanden.
Het bericht voor losgeld is naar mijn moeder toegestuurd. Het is opvallend dat ze mijn moeder gevonden hebben, want in mijn telefoon staat de naam van mijn moeder in mijn moeders taal, [Indiase taal. Alleen iemand met kennis van [Indiase taal] kan mijn moeder vinden in mijn telefoon.” [11]
11. [ verdachte] heeft op 5 januari 2019 het volgende verklaard:
“Ik heb [voornaam benadeelde] (het Gerecht begrijpt: [benadeelde]) gebeld en tegen haar gezegd om mij bij de bushalte buiten de [naam appartementencomplex 1]te ontmoeten. [bijnaam verdachte] (het Gerecht begrijpt: [medeverdachte 1]) en de andere vriend zijn in de witte auto van het merk Kia model Spectra naar de bushalte gereden om haar te ontvoeren.
[bijnaam verdachte] had het meisje in het appartement naast die van hem gezet. Ik heb haar gezien en zag dat zij naar binnen werd gebracht. De vriend van [bijnaam verdachte] heeft de mobiele telefoon van [voornaam benadeelde] gepakt.
Ik ben bij [bijnaam verdachte] en zijn vriend gaan staan. Toen ik daar stond zag ik haar naar buiten rennen. Ze grepen haar vast en stopten haar in de auto. Ze namen haar mee naar [naam strand]. Ik heb toen in de gele auto achteraan gereden. Ik volgde hen tot een locatie in de buurt van [naam strand]. Ik zag de ontvoerders het huis betreden. Ik ben hierna weggegaan en reed naar huis. Ik ben daarna terug gegaan naar [naam strand] [bijnaam verdachte] stond in de buurt van waar zij haar vasthielden op mij te wachten. Hij reed voorop en ik ben achter hem aangereden om te tanken. Ik heb toen NAf 10,00 betaald voor benzine.” [12]
12. De medeverdachte [medeverdachte 2] heeft op 11 februari 2019 het volgende verklaard:
“De Hindoestaanse jongen kwam met het plan. Hij had schulden. Hij heeft tegen [voornaam medeverdachte 1] (het Gerecht begrijpt: [medeverdachte 1]) en mij gezegd dat wij het Hindoestaanse meisje konden ontvoeren en dat wij daarmee geld konden verdienen.” [13]
Bewijsoverwegingen
De verdediging heeft bepleit dat de verdachte van het ten laste gelegde zal worden vrijgesproken. Daartoe is, kort samengevat, aangevoerd dat er in algemene zin onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is waaruit zou blijken dat de verdachte betrokken was bij en heeft deelgenomen aan de verweten gedragingen.
Het Gerecht overweegt dat het verweer van de verdediging weerlegging vindt in de bewijsmiddelen.
Ter nadere onderbouwing overweegt het Gerecht als volgt.
1.
Uit de bewijsmiddelen volgt dat [benadeelde] op 4 januari 2019 door twee mannen met bedekte gezichten in de buurt van een bushalte gelegen op de [adres 1] werd ontvoerd. Zij werd gedwongen in een auto plaats te nemen, alwaar zij werd geblinddoekt en met tape aan haar armen en benen vastgebonden. Hierna werd zij naar een leegstaand appartement, gelegen in het complex waar ook de verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] woonachtig zijn, vervoerd en gedwongen op een stoel plaats te nemen, waarop zij met tape en kledingstukken werd vastgebonden. Op enig moment werd haar telefoon afgenomen en moest zij het wachtwoord van haar mobiele telefoon aan de ontvoerders geven. Vervolgens werd met haar mobiele telefoon een Whatsapp-bericht naar haar moeder in India verzonden, waarin onder meer US$ 100,00,00 werd geëist, wilde haar familie haar in leven terug zien. Tijdens haar verblijf in het appartement was het haar gelukt om zich los te maken en een vluchtpoging te doen, die echter mislukte. Hierna werd zij opnieuw vastgebonden en vervolgens, in een auto naar een andere locatie in de buurt van [naam strand] vervoerd, alwaar zij in een leegstaand huis werd vastgehouden. In de nacht van 5 januari 2019 lukte het [benadeelde] om te ontsnappen en hulp te krijgen van een automobilist die haar bij het politiebureau te [wijk] heeft afgezet.
2.
Uit de uiterlijke verschijningsvorm van het handelen en nalaten te handelen van de verdachte, te weten:
  • het vlak voor de ontvoering huren van de auto welke is gebruikt om [benadeelde] te ontvoeren en het betalen van de benzine voor die auto nadat [benadeelde] naar het tweede adres was gebracht;
  • het onder valse voorwendselen lokken van [benadeelde] naar de bushalte gelegen op de [adres], waarbij hij heeft gelogen dat hij in een bus vanuit Punda onderweg was naar voormelde bushalte;
  • het niet te hulp schieten van [benadeelde] bij haar eerste vluchtpoging, maar juist toekijken en hierna wegrennen en het niet inschakelen van de politie terwijl hij kort voor de vluchtpoging, toen wetende dat [benadeelde]in het appartement werd vastgehouden, telefonisch contact met de politie had in het kader van een andere kwestie (het ongeluk waarbij zijn vrienden betrokken waren);
  • het, nadat [benadeelde] door [medeverdachte 1] en medeverdachte [medeverdachte] na haar vluchtpoging werd gepakt en opnieuw vastgehouden, nalaten de politie of iemand anders voor hulp in te schakelen, terwijl hij van de tweede verblijfplaats op de hoogte was;
  • het in zijn appartement, in zijn rugtas, bevinden van de sleutel van het appartement waarin [benadeelde] werd vastgehouden;
  • het op zijn telefoon aanwezig hebben van foto’s van het masker dat één van de ontvoerders had gedragen en van de trui die de ontvoerders gebruikten om haar gezicht te bedekken na de eerste vluchtpoging, zoals door [benadeelde] herkend, en
  • de vele contacten via telefoon/app die de verdachte had vlak voor, na de ontvoering en tijdens het vasthouden van [benadeelde] met [medeverdachte 1],
kan zijn betrokkenheid bij het ten laste gelegde reeds worden afgeleid.
3.
Naar het oordeel van het Gerecht had de verdachte zelfs een initiërende rol, zoals blijkt uit de belastende verklaring van [medeverdachte 2], welke verklaring aan geloofwaardigheid wint omdat hij daarmee ook zichzelf aanzienlijk heeft belast. Verder was de verdachte degene die problemen had met [benadeelde], haar geld schuldig was, op de hoogte was van de welvarende positie van haar ouders in India en de taal kende waarmee de moeder van [benadeelde] in haar telefoon kon worden opgezocht. Het Gerecht overweegt dat de bijdrage van de verdachte een wezenlijke en significante is geweest en dat van een nauwe en bewuste samenwerking tussen hem en de medeverdachten kan worden gesproken. Zoals volgt uit vaste jurisprudentie is hiervoor niet nodig dat de verdachte bij elk van de uitvoeringshandelingen (het ontvoeren en gevangen houden van [benadeelde]) in persoon aanwezig is geweest.
4..
Het Gerecht acht niet geloofwaardig de stelling van de verdachte, zoals hij bij de politie en ook ter zitting heeft gedaan, dat hij onder dwang van [medeverdachte 1] heeft gehandeld en door hem is bedreigd. Het Gerecht gaat ervan uit dat als daarvan sprake zou zijn geweest, hij niet de kans had laten lopen om in meerdere situaties, zoals tijdens zijn telefonisch contact met de politie toen [benadeelde] in het appartement werd vastgehouden en tijdens zijn eerste contact in persoon met de politie toen [benadeelde] nog bij [naam strand] werd vastgehouden, de politie hierover te informeren en om hulp te vragen. Verder valt niet in te zien dat als de verdachte door [medeverdachte 1] werd bedreigd, en na het lokken van [benadeelde] naar de bushalte zijn rol was uitgespeeld zoals de verdachte wil doen geloven, hij veelvuldig contact met hem had na de ontvoering en tijdens het vasthouden van [benadeelde]. Dat hij op enig moment is gaan verklaren over bedreiging en het willen beschermen van [benadeelde], lijkt voort te komen uit het proberen zijn eigen hachje te redden. Het Hof hecht weinig waarde aan de verklaringen van de verdachte. Deze verklaringen zijn wisselend als het gaat om de details van de gestelde bedreiging en over zijn aandeel in de ontvoering en de verdachte past zijn verklaringen aan of vult deze aan naar gelang de politie met meer informatie over de zaak komt. Overigens bevat het dossier ook geen enkele ondersteuning voor dwang en/of bedreiging, noch voor de bewering van de verdachte dat hij juist heeft geprobeerd [benadeelde] te beschermen.
Strafbaarheid en kwalificatie van het bewezen verklaarde
Het primair bewezen verklaarde is voorzien bij en strafbaar gesteld in artikel 2:250 juncto artikel 1:123 van het Wetboek van Strafrecht. Het wordt als volgt gekwalificeerd:

Medeplegen van gijzeling.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluiten.
Strafbaarheid van de verdachte
Voor zover door de verdachte is aangevoerd dat hij door zijn mededaders werd gedwongen deel te nemen aan de ontvoering van [benadeelde], welk verweer het Gerecht opvat als een beroep op overmacht, is het Gerecht van oordeel, gelet op al hetgeen is opgenomen in de bewijsoverwegingen, dat geenszins aannemelijk is geworden dat de verdachte handelde uit overmacht. Het verweer wordt verworpen.
Er zijn ook overigens geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten.
De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.
Oplegging van straf
Bij de bepaling van de op te leggen straf wordt gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan, op de mate waarin de gedraging aan de verdachte is te verwijten en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarbij wordt rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals die onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijke strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
De verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan gijzeling van een jonge vrouw. Gijzeling is een strafbaar feit waar een veel hogere maximale straf op is gesteld dan “gewone” ontvoering. De verdachte was de initiatiefnemer hiervan. Hij heeft de medeverdachten het vuile werk (het ontvoeren en gevangen houden) laten uitvoeren. De verdachte heeft samen met zijn medeverdachten ernstig inbreuk gemaakt op de persoonlijke vrijheid van de jonge vrouw, waarbij zij een nacht en dag in grote angst en onzekerheid heeft moeten doorbrengen. Zowel zij als haar familie in het buitenland heeft hierdoor gevreesd voor haar leven en welzijn.
Voor wat betreft de persoon van de verdachte heeft het Gerecht kennisgenomen van het psychiatrisch rapport d.d. 20 maart 2019 opgesteld door dr. Heijtel. Blijkens voormeld rapport kan het plegen van het delict volledig aan de verdachte worden toegerekend. Ook volgt uit het psychologisch onderzoek van de verdachte door S. Wichard, MSc, psycholoog en drs. H.W.T. Linkels, psycholoog, dat de verdachte volledig toerekeningsvatbaar is, dat er een bovengemiddelde kans op recidive is, alsook dat zowel de directe als indirecte agressie als zeer hoog wordt ingeschat. Het Gerecht heeft verder kennisgenomen van het voorlichtingsrapport van UO Reclassering Curaçao d.d. 26 maart 2019, waarin onder meer staat dat de kans op recidive reëel aanwezig is vanwege verschillende tekortkomingen bij de verdachte, inhoudende onder meer dat hij liegt en manipuleert en geen inzicht heeft in de ernst van het delict. Aangegeven wordt dat de mogelijkheid voor hulpverlening minimaal is, gezien zijn illegale status.
Verder geldt dat de verdachte nog jong en, voor zover bekend, first offender is.
Het Gerecht is, na dit een en ander te hebben afgewogen, tot de slotsom gekomen dat de 42 maanden gevangenisstraf die de officier van justitie heeft geëist, passend en geboden is. Het Gerecht ziet geen aanleiding om, zoals eveneens door de officier van justitie geëist, een deel daarvan voorwaardelijk op te leggen. Dit heeft te maken met de illegale status van de verdachte die behandeling en begeleiding niet mogelijk maken alsook met de houding van de verdachte tijdens het proces, waarvan het Gerecht niet de overtuiging heeft bekomen dat hij het strafwaardige van zijn handelen en de noodzaak van verandering inziet.
Schadevergoeding
De benadeelde partij heeft zich niet op de in artikel 374, lid 3, van het Wetboek van Strafvordering bedoelde wijze ter terechtzitting in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. De benadeelde partij kan daarom niet in haar vordering worden ontvangen en de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf is gegrond op de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, zoals deze luidde ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het Gerecht:
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij;
kwalificeert het bewezen verklaarde als hiervoor omschreven;
verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en de verdachte daarvoor strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de
42 (tweeënveertig) maanden;
beveelt dat de tijd die door de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht;
verklaart de benadeelde partij
[benadeelde]niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat deze de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Dit vonnis is gewezen door de rechter mr. G. Edelenbos, bijgestaan door
R.A. Caupain, (zittingsgriffier), en op 14 juni 2019 in tegenwoordigheid van de griffier uitgesproken ter openbare terechtzitting van het Gerecht in Curaçao.

Voetnoten

1.Hierna wordt, tenzij anders vermeld, telkens verwezen naar ambtsedige - en door de desbetreffende verbalisant(en) in wettelijke vorm opgemaakte - processen-verbaal en overige geschriften, die als bijlagen zijn opgenomen in het relaasproces-verbaal van het Korps Politie Curaçao d.d. 15 maart 2019, geregistreerd onder proces-verbaalnummer 201903151130.AMB.3294 en de onderzoeksnaam “India”.
2.Proces-verbaal van bevinding d.d. 7 januari 2019, documentcode: 201901070850/AMB, pagina 1-4.
3.Proces-verbaal van bevinding d.d. 7 januari 2019, documentcode: 201901071515/AMB, pagina 35-38.
4.Proces-verbaal van aangifte d.d. 6 januari 2018 (het Gerecht gaat er – mede gelet op de inhoud van de aangifte – van uit dat deze datum een kennelijke vergissing is en leest in plaats daarvan 6 januari 2019), proces-verbaalnummer: 201901061115/A-1, pagina 35-38.
5.Proces-verbaal van huiszoeking d.d. 7 januari 2019, proces-verbaalnummer: 20190107.1125, pagina 228-231.
6.Proces-verbaal van getuigeverhoor d.d. 6 januari 2019, proces-verbaalnummer: 201901051325/G4-1, pagina 20-24.
7.Proces-verbaal van getuigeverhoor d.d. 9 januari 2019, proces-verbaalnummer: 201909011315/G, pagina 123-132.
8.Proces-verbaal van getuigeverhoor d.d. 6 januari 2019, proces-verbaalnummer: 201901050815/G3-1, pagina 16-19.
9.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 15 januari 2019, proces-verbaalnummer: 201901141025.2319.PBV, pagina 99-107.
10.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 23 januari 2019, proces-verbaalnummer: 201901231400.2319.PBV, pagina 108-111.
11.Proces-verbaal van aanvullende aangifte d.d. 11 januari 2019, proces-verbaalnummer: 201911011045.2319.VA2, pagina 49-68.
12.Proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 11 februari 2019, proces-verbaalnummer: 201902111430.2319, pagina 203-205.
13.Proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 11 februari 2019, proces-verbaalnummer: 201902111430.2319, pagina 203-205.