ECLI:NL:OGEAC:2019:333

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
17 juni 2019
Publicatiedatum
18 mei 2020
Zaaknummer
CUR201702548
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid voor medische fouten en bewijslast in de geneeskundige behandeling

In deze zaak vordert eiser, die in Curaçao woont, schadevergoeding van de stichting Stichting Sint Elisabeth Hospitaal (Sehos) en een verweerder, naar aanleiding van een medische behandeling die hij heeft ondergaan. Eiser heeft in 2007 een knieoperatie ondergaan, waarbij complicaties zijn opgetreden die hebben geleid tot een bovenbeenamputatie. Eiser stelt dat de behandelend arts, verweerder, en het ziekenhuis, Sehos, verwijtbaar hebben gehandeld door niet tijdig in te grijpen bij de ontstekingen en infecties die zijn ontstaan na de operatie. Eiser heeft de gedaagden aansprakelijk gesteld voor de schade die hij heeft geleden als gevolg van deze medische fouten.

Het procesverloop omvat onder andere een eerdere uitspraak van 26 februari 2018, verschillende conclusies van antwoord en een mondelinge behandeling op 31 oktober 2018. Eiser heeft zijn vorderingen onderbouwd met verwijzingen naar de artikelen 7:453 en 7:448 van het Burgerlijk Wetboek, die betrekking hebben op de zorgplicht van de arts en de informatieplicht naar de patiënt. De gedaagden hebben de aansprakelijkheid betwist en stellen dat de operaties volgens de geldende medische standaarden zijn uitgevoerd.

De rechter heeft geoordeeld dat er onvoldoende bewijs is geleverd door de gedaagden om hun afwijzing van de aansprakelijkheid te onderbouwen. Er is een deskundigenonderzoek gelast om de medische behandeling en de vraag of er sprake is van toerekenbare tekortkomingen te onderzoeken. De zaak is aangehouden voor verdere behandeling en partijen zijn in de gelegenheid gesteld om een deskundige aan te wijzen. De beslissing van de rechter is op 17 juni 2019 openbaar uitgesproken.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO
VONNIS
in de zaak van
[EISER],
wonende in Curaçao,
eiser,
advocaat: mr. R.A.P.H. Pols,
tegen

1.de stichting

SICHTING SINT ELISABETH HOSPITAAL,
gevestigd te Curaçao,
verweerster,
gemachtigde: mr. J.E. Lovert,

2.[VERWEERDER],

wonende in Curacao,
verweerder,
gemachtigde: mr. M.A. Kock,
partijen zullen hierna ‘[eiser]’, ‘Sehos’ en ‘ [verweerder]’ genoemd worden.

1.1. Het procesverloop

1.1.
Het procesverloop blijkt uit:
- het vonnis van 26 februari 2018;
- de conclusie van antwoord zijdens het Sehos d.d. 17 september 2018;
- de conclusie van antwoord zijdens [verweerder] d.d. 17 september 2018;
- de mondelinge behandeling op 31 oktober 2018;
- de door mr. R. Pols overgelegde pleitaantekeningen;
- de door mr. Kock overgelegde aantekeningen.
1.2.
Vonnis is bepaald op heden.

2.De feiten

2.1.
Op 18 oktober 2007 is [eiser] door [verweerder] in het Sehos geopereerd. In verband met een bewegingsbeperking en pijn in de rechterknie wegens ernstige gonarthrose is er bij [eiser] een totale knieprothese geplaatst.
2.2. [
eiser] is sinds 1999 bekend met hemofilie A met recidiverende bloedingen en botafwijkingen. Hij was daarvoor onder behandeling bij dr. C. Winkel. Dr. Winkel heeft in verband met de stollingsproblematiek rondom de operatie in 2007 geassisteerd.
2.3. [
eiser] is op 30 oktober 2007 uit het ziekenhuis ontslagen. In de ontslagbrief van het Sehos wordt onder meer vermeld:
“(4) geoefend met fysio  met looprek gelopen
(5) Blaarvorming op re knie rondom wond
Jodiumallergie! Wonden verzorgd met mercuuschoon.
(6) Bij ontslag zijn wond blaren droog!
Vrijdag 2/11 ofisina [verweerder]”
2.4.
Na ontslag uit het Sehos is [eiser] vanuit de ofisina onder supervisie gebleven van [verweerder]. Op enig moment heeft [eiser] fysiotherapie gehad van [naam 1]. In april c.q. juni 2008 werd een verstoorde strekfunctie bij [eiser] geconstateerd. Er bleek sprake te zijn van een secundaire ruptuur van de patellapees. De [verweerder] stelde een hersteloperatie van de patellapees voor.
2.5.
Op 3 juli 2008 is [eiser] ter uitvoering van de hersteloperatie in het Sehos opgenomen. Er heeft een hersteloperatie plaatsgevonden. In het operatieverslag wordt onder meer vermeld:
“Inderdaad is er sprake van een gigantische gap aan de onderpool van de patella. Binnen in de knie zijn er fibrineuze plakketten gevormd die allemaal verwijderd worden. Spoelen van de knie. De knie maakt toch niet een ernstig geïnfecteerde indruk. (…). Diagnose: revisie knie, reconstructie ligamentum parapatellare met autoloog patellapees transplanaat.”
2.6.
Na de operatie ontstond er een wonddefect. [eiser] is, totdat hij werd overgeplaatst naar de Taams Kliniek, wisselend door [verweerder] en dr. Hugo Villa behandeld in het Sehos. Op 31 juli 2008 is [eiser] op verzoek van [verweerder] ter behandeling van de wonddefect overgeplaatst naar de Taams Kliniek. [Verweerder] heeft voorgesteld de wond middels een huidtransplantatie, uit te voeren door dr. K. Taams, te bedekken. [eiser] heeft dat geweigerd. Op enig moment is [eiser] uit de Taams Kliniek ontslagen. Sindsdien is de wondbehandeling door [verweerder] voortgezet vanuit zijn ofisina.
2.7.
Op 11 november 2010 is [eiser], na een second opinion door dr. E. Campagnard, wederom opgenomen in het Sehos. Op 12 november 2010 heeft er een kijkoperatie plaatsgevonden door Campagnard. Op 16 november 2010 is [eiser] uit het Sehos ontslagen. In de ontslagbrief van het Sehos wordt onder meer vermeld:
Reden voor opname:
Status na patellafractuur na TKP rechts, chronisch geïnfecteerd met fistelvorming.
Op 12-11-2010 werd het prothese materiaal verwijderd en een gantaspacer geplaatst. Per operatief was er sprake van forse aantasting van zowel het femur, tibia, de patella door de infectie.”
2.8.
Op 7 april 2011 is [eiser] weer opgenomen in het Sehos. Op 8 april 2011 is er door Campagnard in samenwerking met dr. E. Van Leeuwen, een bovenbeenamputatie uitgevoerd. Op 15 april 2011 is [eiser] uit het ziekenhuis ontslagen.
2.9. [
eiser] heeft [verweerder] en het Sehos bij brief van 11 juni 2012 aansprakelijk gesteld voor alle schade die hij leidt als gevolg van de medische fout. Namens [verweerder] is met een medische machtiging van [eiser] het medisch dossier opgevraagd door de verzekeraar van [verweerder], VVAA. Bij brief van 7 juli 2015 is namens [verweerder] aansprakelijkheid afgewezen. Uit de brief van VVA volgt, voor zover van belang:
“Wij menen dat de ruptuur/verzwakking van de knieschijfpees als een niet verwijtbare complicatie moet worden gezien. De noodzakelijke operatie die daarop volgde, is helaas gecompliceerd verlopen door het optreden van een wondprobleem die uiteindelijk heeft geleid tot een infectie die niet tot stilstand is gekomen met de geëigende middelen, ondanks het in de behandeling zijn van de plastisch chirurg.”
2.10.
Het Sehos heeft de aansprakelijkstelling door [eiser] voorgelegd aan haar interne klachtcommissie. De commissie concludeert bij brief van 29 oktober 2013 tot afwijzing van de klacht jegens het Sehos en overweegt, kort samengevat, het volgende:
“Samenvattend concludeert de commissie dat ze uit het onderzoek niet heeft kunnen vaststellen dat dr. [verweerder] geanticipeerd heeft op de mogelijke risico’s, die mede gezien de medische historie van de patiënt, zeer reëel waren. De Commissie mist hier de informed consent van de patiënt voorafgaand aan de operatie, alsmede tijdens het behandeltraject. Na intreden van de complicaties vond de behandeling grotendeels buiten het St. Elisabeth Hospitaal plaats in een poliklinische setting.
De Klachtencommissie meent dat de klacht v.w.b. het gevolgde medisch beleid gegrond is maar meent, gezien het feit dat de behandeling van de complicatie grotendeels buiten het St. Elisabeth Hospitaal plaatsvond met betrekking tot het lange behandeltraject het St. Elisabeth Hospitaal niet verwijtbaar heeft gehandeld.”
2.11. [
eiser] heeft [verweerder] en het Sehos vervolgens in rechte betrokken.

3.Het geschil

3.1. [
eiser] vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad,
  • Te verklaren voor recht dat gedaagden, ieder voor zich hoofdelijk en persoonlijk, aansprakelijk zijn voor alle schade, materiele zowel als immateriële, die eiser te gevolge van het medisch onzorgvuldig handelen van [verweerder] en overige bij de behandeling betrokken artsen, paramedici en verplegend personeel, heeft geleden en nog zal lijden, nader vast te stellen bij staat te vereffenen volgens de regelen der wet;
  • gedaagden, ieder voor zich hoofdelijk en persoonlijk te veroordelen om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan eiser te voldoen – des dat de een betalende de ander voor het betaalde bedrag zal zijn bevrijd – een voorschot op de materieleen immateriële schade ter hoogte van NAf 75.000,-;
- kosten rechtens.
3.2. [
eiser] legt aan de vorderingen ten grondslag dat [verweerder] en/of het Sehos verwijtbaar te kort zijn geschoten in de geneeskundige behandeling in die zin dat er in strijd is gehandeld met de artikelen 7:453 BW en 7:448 BW. Ten aanzien van [verweerder] is daartoe het volgende aangevoerd. [verweerder] heeft niet gehandeld zoals van een redelijk bekwaam geneesheer mag worden verwacht, door niet tijdig de geïnfecteerde prothese correct te behandelen c.q. te verwijderen. In plaats daarvan is [verweerder] door gegaan met behandelen, is [eiser] te laat onder behandeling van een fysiotherapeut gekomen en is hij niet geïnformeerd over de schade aan de patellapees. Een en ander heeft uiteindelijk geresulteerd in een bovenbeenamputatie. Voorts is [eiser], gelet op zijn hemofilie, niet afdoende geïnformeerd over de risico’s van een dergelijke ingreep.
3.3.
Ten aanzien van het Sehos voert [eiser] aan dat zij aansprakelijk is voor fouten begaan door [verweerder] tijdens het uitvoeren van medische verrichtingen binnen het ziekenhuis. Daarnaast heeft het Sehos aan [eiser], tijdens zijn verblijf in het Sehos, niet de zorg verleend die zij had moeten verlenen. Na de eerste twee operaties zijn er fouten in de nabehandeling gemaakt door de infectie niet (tijdig) te constateren, niet correct te behandelen en [eiser] met een producerende wond uit het ziekenhuis te ontslaan.
3.4. [
Verweerder] heeft aansprakelijkheid betwist. De operaties zijn lege artis uitgevoerd. Dat bij [eiser] na de operaties wonddefecten / ontstekingen zijn opgetreden is toe te schrijven aan zijn hemofilie deficiëntie, op welk risico [eiser] ook is gewezen. [eiser] heeft de genezing van het wonddefect c.q. ontsteking belemmerd door zijn functie van kapper te blijven uitoefenen. Voorts heeft [eiser] zelf het advies van [verweerder] om de knieprothese te verwijderen afgewezen. Vervolgens is het rechterbovenbeen na een second opinion door Campagnard geamputeerd. Volgens [verweerder] had dat nooit mogen gebeuren en heeft Campagnard daar te snel toe besloten.
3.5.
Sehos stelt dat zij alleen aansprakelijk is voor fouten van [verweerder] gedurende de tijd dat [eiser] in het ziekenhuis is geopereerd en behandeld. Daarvan is geen sprake. De operaties zijn lege artis uitgevoerd en er is niet gebleken van fouten van [verweerder] of het verplegend personeel of andere betrokkenen medici tijdens de nabehandeling van [eiser] in het Sehos.
3.6.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Tussen partijen staat primair ter discussie of [verweerder] en het Sehos (medische) fouten hebben gemaakt tijdens (na)behandelingen van [eiser], alsmede of het Sehos mede verantwoordelijk is voor fouten begaan door [verweerder].
4.2. [
Verweerder] was op grond van een toelatingsovereenkomst met het Sehos bevoegd om aldaar medische ingrepen uit te voeren ter uitvoering van door [verweerder] met zijn patiënten gesloten behandelingsovereenkomsten. Gelet op het bepaalde in artikel 7:462 BW is het Sehos mede aansprakelijk voor fouten [verweerder] begaan tijdens de uitvoering van die behandelovereenkomsten in het ziekenhuis.
4.3.
Als een patiënt stelt dat zijn behandelend arts (of ziekenhuis) een fout heeft gemaakt waardoor hij letsel heeft opgelopen, brengt art. 129 RV in beginsel met zich mee dat de bewijslast van de daaraan ten grondslag liggende feiten en omstandigheden op de patient rust. Vaste rechtspraak is evenwel dat de arts (of het ziekenhuis) niet mag volstaan met een loutere betwisting van de stellingen van de patient. Hij dient zijn standpunt zodanig te motiveren dat hij de patiënt aanknopingspunten biedt voor een eventuele bewijslevering.
De beantwoording van de vraag of de arts (of het ziekenhuis) aan deze verplichting heeft voldaan, is afhankelijk van alle bijzonderheden van het gegeven geval. Daarbij is met name het tussen partijen gevoerde debat van belang.
4.4.
Vaststaat dat [eiser] over is gegaan tot aansprakelijkstelling van [verweerder] en Sehos na een second opinion door Campagnard, die uiteindelijk heeft geresulteerd in een amputatie van het bovenbeen in verband met een ernstig geïnfecteerde knieprothese. Zowel (VVAA namens) [verweerder] als het Sehos (na een klachtenbehandeling) hebben vervolgens aansprakelijkheid afgewezen. Noch [verweerder] noch het Sehos hebben deze afwijzing met medische stukken onderbouwd. Er heeft dan ook geen inhoudelijk medisch debat tussen partijen plaatsgevonden. [eiser] beschikt blijkens de bij conclusie van antwoord overgelegde stukken over een beperkt aantal medische stukken. [verweerder] heeft voorts enkele medische stukken overgelegd. Het Sehos heeft geen medische stukken overgelegd. Dit terwijl [eiser] een langdurig medisch traject achter de rug heeft en er voorafgaande aan de operaties eveneens forse medische problematiek was. Tijdens de comparitie van partijen is gebleken dat een groot deel van het medisch dossier niet in het geding is gebracht. Het Gerecht is van oordeel dat het op de weg van [verweerder] en het Sehos had gelegen om hun afwijzing van aansprakelijkheid met medische stukken te onderbouwen. Door dat na te laten hebben [verweerder] en Sehos niet voldaan aan hun verzwaarde motiversplicht. Daardoor zijn [eiser] onvoldoende aanknopingspunten geboden om aan zijn bewijslevering te kunnen voldoen.
4.5.
Het Gerecht ziet echter (nog) geen aanleiding om, wegens het niet voldaan hebben aan een verzwaarde motiveringsplicht door [verweerder] en Sehos, de stellingen van [eiser] onvoldoende weersproken te achten, bewijslast om te draaien, of stellingen van [eiser] voorshands bewezen te achten. Daartoe acht het Gerecht van belang dat het volledig medisch dossier nog niet beschikbaar is en er nog geen inhoudelijk medisch debat tussen partijen heeft plaatsgevonden. Wel ziet het Gerecht hierin aanleiding een deskundigenbericht te gelaten om duidelijkheid te krijgen over de vraag of sprake is van toerekenbare tekortkomingen en / of informed consent en de kosten daarvan vooralsnog voor rekening van gedaagden te laten komen. Van belang is dat het gehele medisch traject ter beoordeling van een deskundige wordt gelegd, te weten onder meer de advisering door [verweerder] voorafgaande aan de operaties, de nabehandelingen in het Sehos en (de advisering) in de ofisina van De [verweerder], de hersteloperaties en de amputatie. Partijen zijn het erover eens dat de operaties lege artis zijn uitgevoerd.
4.6.
Op de mondelinge behandeling is de vraag aan de orde geweest of een deskundigenonderzoek zou moeten plaatsvinden. Partijen stonden daar niet afwijzend tegenover, maar gaven aan nog geen standpunt te hebben ingenomen over de persoon van de deskundige en over de aan de deskundige voor te leggen vragen. Het Sehos heeft aangegeven dat het niet handig is om een deskundige aan te wijzen die verbonden is aan het Sehos. Partijen zullen in de gelegenheid worden gesteld zich bij akte uit te laten over de persoon van de deskundige en de aan de deskundige voor te leggen vragen. Partijen hebben daarbij de vrijheid om in onderling overleg tot overeenstemming te komen en het Gerecht daar bij akte over te informeren, dan wel om afzonderlijk bij akte een standpunt te formuleren, waarna partijen daar bij antwoordakte op mogen reageren.
4.7.
Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.

5.De beslissing

Het Gerecht
5.1.
verwijst de zaak naar de rol van
19 augustus 2019voor akte zijdens eiser en gedaagden teneinde opgave te doen zoals overwogen in r.o. 4.6.. Daarna zal de zaak worden verwezen naar de rol voor antwoordakte zijdens eisers en gedaagden;
5.2.
houdt iedere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.M. Christiaan, rechter, en in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 17 juni 2019.