In deze zaak, die voor het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao is behandeld, gaat het om een geschil tussen de vennootschap MOVIR N.V. en een gedaagde, die in het kader van een arbeidsongeschiktheidsverzekering is aangespannen. MOVIR stelt dat de gedaagde hen heeft misleid over de mate van zijn arbeidsongeschiktheid. De zaak is voortgekomen uit een eerder tussenvonnis van 9 juli 2018, waarin het gerecht oordeelde dat MOVIR niet kon worden gegeven dat zij in het gelijk stond. MOVIR heeft vervolgens bewijs aangeboden door middel van getuigenverklaringen, wat door het gerecht is toegestaan, ondanks het feit dat de getuigen over een periode uit het verleden moeten verklaren. Het gerecht heeft MOVIR opgedragen bewijs te leveren dat de gedaagde in de periode van 1 januari 2002 tot 21 september 2005 substantieel meer heeft gewerkt dan uit de rapporten van de revalidatiearts en arbeidsdeskundige blijkt.
Het gerecht heeft ook richtlijnen gegeven voor de organisatie van de getuigenverhoren, waarbij MOVIR een schema heeft voorgesteld voor het horen van achttien getuigen. Het gerecht heeft echter besloten om in eerste instantie drie dagdelen te plannen voor de getuigenverhoren, om de zittingscapaciteit te respecteren. De zaak is verwezen naar de rol van 8 april 2019 voor akte aan de zijde van MOVIR, waarbij ook rekening moet worden gehouden met de verhinderingen van de getuigen. Het gerecht heeft verder aangegeven dat het opnemen van getuigenverklaringen een praktische oplossing kan zijn om tijd te besparen.
In reconventie heeft de gedaagde zijn eis gewijzigd, waarop MOVIR nog niet heeft kunnen reageren. Het gerecht heeft besloten om iedere verdere beslissing aan te houden totdat MOVIR op de eiswijziging kan reageren. De zaak is uiteindelijk aangehouden voor verdere behandeling.