In deze zaak heeft het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao op 3 oktober 2019 uitspraak gedaan in het beroep van X B.V. tegen de Inspecteur der Belastingen. De belanghebbende had een aangifteformulier winstbelasting 2015 ingediend, maar dit bevatte slechts een recapitulatie van de winst en de verschuldigde belasting, zonder het volledige aangiftebiljet en de bijbehorende jaarrekening. Het Gerecht oordeelde dat deze indiening niet voldeed aan de vereisten voor een geldige aangifte, wat leidde tot de toepassing van de bewijsregel van artikel 31, lid 3 van de Algemene landsverordening Landsbelastingen (ALL), die omkering en verzwaring van de bewijslast inhoudt. De belanghebbende slaagde er niet in om overtuigend aan te tonen dat de uitspraak van de Inspecteur onjuist was, waardoor de naheffingsaanslag winstbelasting 2015 niet werd verminderd.
Daarnaast werd het beroep inzake de naheffingsaanslag winstbelasting 2012 niet-ontvankelijk verklaard, omdat het beroepschrift buiten de wettelijke termijn van twee maanden was ingediend. De belanghebbende had geen bijzondere omstandigheden aangevoerd die de termijnoverschrijding verschoonbaar maakten. Het Gerecht besloot dat de boetes voor beide jaren niet in geschil waren en dat er geen aanleiding was voor vergoeding van proceskosten of griffierecht. De uitspraak werd gedaan door mr. dr. A.J.H. van Suilen, rechter, en uitgesproken in aanwezigheid van de griffier M.M.M. Faro MSc.