ECLI:NL:OGEAC:2019:304

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
4 juli 2019
Publicatiedatum
16 januari 2020
Zaaknummer
CUR201900194
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
  • U.I.D. Luydens
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing zelfstandig verzoek tot vernietiging ontslag op staande voet en bewijswaardering in arbeidszaak

In deze zaak, behandeld door het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao, heeft de verzoekster een verzoek ingediend tegen de verweerder, die in deze procedure werd bijgestaan door mr. B. Lie-Atjam. De zaak betreft een zelfstandig verzoek van de verweerder om het ontslag op staande voet te vernietigen. De rechter heeft vastgesteld dat de verweerder niet op staande voet is ontslagen, en heeft het verzoek afgewezen. De verweerder had gesteld dat hij zich tijdig had gemeld bij de Human Resource afdeling, maar het Gerecht oordeelde dat hij niet het bewijs had geleverd dat hij zich voor 10:00 uur had gemeld. De schriftelijke verklaringen die door de verweerder waren overgelegd, gaven niet voldoende steun aan zijn stelling. Het Gerecht concludeerde dat de mededeling van de verweerder dat hij zich niet met het reglement verenigde, als een opzegging van de dienstbetrekking werd aangemerkt op basis van artikel 7A:1613j BW. De proceskosten werden gecompenseerd, aangezien beide partijen in het ongelijk werden gesteld. De beschikking werd uitgesproken op 4 juli 2019 door mr. U.I.D. Luydens, rechter in het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO

BESCHIKKING
in de zaak van:
[VERZOEKSTER]
,
gevestigd in Curaçao,
verzoekster,
gemachtigde: mr. A.K. Kleinmoedig,
tegen
[VERWEERDER]
,
wonende in Curaçao,
verweerder,
gemachtigde: mr. B. Lie-Atjam.

1.Het verdere procesverloop

Dat blijkt uit:
  • de tussenbeschikking van 29 april 2019;
  • de akte tot uitlating zijdens partijen genomen op de rol van 23 mei 2019;
  • de antwoord akte houdende uitlating zijdens verzoekster met een productie en de akte uitlating met producties zijdens verweerder genomen op de rol van 6 juni 2019.
De uitspraak is bepaald op heden.

2.De verdere beoordeling

In de beschikking van 29 april 2019 heeft het gerecht verzuimd in te gaan op het zelfstandig verzoek van verweerder. Het gerecht zal dit verzuim herstellen als volgt.
2.2.
Het zelfstandig verzoek van verweerder om het ontslag op staande voet te vernietigen wordt afgewezen. Daartoe wordt overwogen dat, zoals ter zitting is besproken, verweerder niet op staande voet is ontslagen.
2.3.
Voor zover verweerder heeft beoogd aan zijn zelfstandig tegenverzoek tot doorbetaling loon ten grondslag te leggen dat verweerder de arbeidsovereenkomst tussen partijen niet heeft opgezegd, omdat het te laat doen van een mededeling dat hij zich alsnog kan verenigen met het reglement niet aan hem te wijten is, overweegt het gerecht zoals reeds in rechtsoverweging 3.2. en verder van de beschikking van 29 april 2019 is overwogen.
2.4.
Bij de beschikking van 29 april 2019 heeft het gerecht verweerder ambtshalve opgedragen tot het leveren van bewijs van zijn stelling dat hij zich voor 10:00 uur bij de Human Resource afdeling heeft gemeld doch pas om 10:15 uur is binnengelaten.
2.5.
Verweerder heeft twee schriftelijke verklaringen overgelegd. Een verklaring van [persoon 1] en een van [persoon 2]. Beiden verklaren – kort gezegd – dat zij op 27 december 2018 even voor tien uur in de ochtend verweerder hebben zien staan voor de/een deur met een witte envelop in de hand.
2.6.
Uit het overgelegde schriftelijke bewijs volgt niet dat verweerder zich voor 10:00 uur bij de Human Resource afdeling heeft gemeld doch pas om 10:15 uur is binnengelaten, doch enkel dat verweerder even voor tien uur in de ochtend voor de/een deur stond. Derhalve is het gerecht van oordeel dat verweerder het hem opgedragen bewijs niet heeft geleverd.
2.7.
Daarmee komt dus vast te staan dat verweerder te laat was met het doen van een mededeling dat hij akkoord gaat met het reglement. De mededeling dat verweerder zich niet met het reglement verenigt, is dus gehandhaafd en ex artikel 7A:1613j BW wordt dit aangemerkt als een opzegging van de dienstbetrekking.
2.8.
De slotsom is dat het zelfstandig (tegen) verzoek van verweerder wordt afgewezen.
2.9.
Nu partijen over en weer in het ongelijk worden gesteld, ziet het gerecht daarin aanleiding om de proceskosten te compenseren.

3.De beslissing

Het Gerecht:

Op het verzoek en het zelfstandig tegenverzoek:
  • wijst af hetgeen is verzocht;
  • compenseert de proceskosten in die zin dat partijen de eigen kosten dragen.
Deze beschikking is gegeven door mr. U.I.D. Luydens, rechter in het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao, en in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 4 juli 2019.