In deze zaak heeft het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao op 3 juni 2019 uitspraak gedaan in een geschil tussen de Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO) en een gedaagde partij, gevestigd in Curaçao. DUO vorderde betaling van een bedrag dat voortkwam uit een eerder vonnis van 20 januari 2014, waarbij de schuldenaar was veroordeeld tot betaling aan DUO. De gedaagde, die de werkgever van de schuldenaar is, had in het verleden een aantal betalingen aan DUO gedaan, maar voldeed niet aan de verplichtingen zoals vastgelegd in de verklaring van derdenbeslag. De gedaagde voerde verweer op basis van een vermeende schuld van de schuldenaar aan haar, maar het gerecht oordeelde dat de gedaagde niet voldoende bewijs had geleverd om deze verrekening te onderbouwen. Het gerecht oordeelde dat de gedaagde tekort was geschoten in haar verplichtingen en veroordeelde haar tot betaling van het bedrag waarvoor beslag was gelegd, alsof zij zelf de schuldenaar was. De kosten van het geding werden ook aan de gedaagde opgelegd, inclusief gemachtigdensalaris en griffierechten. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.