ECLI:NL:OGEAC:2019:295

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
17 december 2019
Publicatiedatum
27 december 2019
Zaaknummer
CUR201903301
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag op staande voet en nietigheid van ontslag in arbeidsrechtelijke context

In deze zaak, behandeld door het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao, heeft verzoekster, vertegenwoordigd door mr. S.P. Osepa, een verzoek ingediend tegen de naamloze vennootschap Bettina N.V., vertegenwoordigd door mr. N.V.R. Doekhie. Het verzoekschrift dateert van 12 september 2019 en betreft een ontslag op staande voet dat op 22 januari 2019 heeft plaatsgevonden. Verzoekster stelt dat het ontslag nietig is en vordert doorbetaling van loon, of in het geval van kennelijk onredelijk ontslag, een schadevergoeding.

De procedure omvatte een behandeling op 15 oktober 2019 en 10 december 2019. Tijdens de zittingen werd vastgesteld dat verzoekster aanvankelijk werd bijgestaan door mr. E.J. Maduro, maar deze werd niet als gemachtigde toegelaten. Verzoekster kreeg de gelegenheid om een nieuwe gemachtigde te zoeken. De uitspraak werd gedaan op 17 december 2019.

Het Gerecht oordeelde dat het verzoek om kosteloos te procederen voldoende onderbouwd was en werd toegewezen. Echter, de verzoeken om de nietigheid van het ontslag en de schadevergoeding werden afgewezen. Het Gerecht stelde vast dat verzoekster niet tijdig de nietigheid van het ontslag had ingeroepen, waardoor dit verzoek niet meer kon worden toegewezen. Evenzo was het verzoek op basis van kennelijk onredelijk ontslag verjaard, omdat er geen stuitingshandeling binnen de vereiste termijn had plaatsgevonden.

Ten slotte werd verzoekster veroordeeld in de proceskosten van Bettina N.V., begroot op NAf 1.000. Deze beschikking werd uitgesproken door mr. Th. Veling in het openbaar.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURACAO
BESCHIKKING
in de zaak van:
[VERZOEKSTER],
wonende in Curaçao,
verzoekster,
gemachtigde: mr. S.P. Osepa,
tegen
de naamloze vennootschap
BETTINA N.V.,
gevestigd in Curaçao,
verweerster,
gemachtigde: mr. N.V.R. Doekhie.

1.Het procesverloop

1.1.
Het verloop van de procedure is als volgt:
  • het verzoekschrift van 12 september 2019, met producties;
  • de producties zijdens verweerster;
  • de akte wijziging van eis, met producties;
  • de behandeling ter zitting van 15 oktober 2019 en 10 december 2019.
1.2. [
verzoekster] is aanvankelijk bijgestaan door mr. E.J. Maduro. Omdat hij op grond van artikel 28a Procesreglement niet als gemachtigde is toegelaten, is [verzoekster] in de gelegenheid gesteld een nieuwe gemachtigde te zoeken en is de zaak aangehouden tot de tweede zitting.
1.3.
De uitspraak is bepaald op vandaag.

2.Het verzoek en de beoordeling

2.1.
Na wijziging van eis verzoekt [verzoekster], samengevat, het volgende:
  • toestemming om kosteloos te procederen;
  • primair: verklaring voor recht dat het ontslag op staande voet nietig is en veroordeling van Bettina tot doorbetaling van loon;
  • subsidiair: verklaring voor recht dat het ontslag kennelijk onredelijk is en veroordeling van Bettina tot betaling van een schadevergoeding;
  • meer subsidiair: veroordeling van Bettina tot betaling van een vergoeding overeenkomstig de kantonrechtersformule en de cessantia.
2.2.
Het verzoek om kosteloos te procederen is voldoende onderbouwd en zal worden toegewezen.
2.3.
Voor het overige kan geen van de verzoeken worden toegewezen.
2.4. [
verzoekster] is op basis van een arbeidsovereenkomst werkzaam geweest voor Bettina. Zij is op 22 januari 2019 op staande voet ontslagen wegens, kort gezegd, werkweigering.
2.5.
Op grond van artikel 7 Landsverordening Beëindiging Arbeidsovereenkomsten moet binnen zes maanden op de nietigheid van de opzegging zonder opzegvergunning een beroep worden gedaan. Het verzoekschrift dateert van 12 september 2019. Niet gebleken is dat [verzoekster], althans haar toenmalige gemachtigde, binnen zes maanden na het ontslag de nietigheid heeft ingeroepen. De mogelijkheid om de nietigheid in te roepen is dus komen te vervallen. Hierop stuit het primaire verzoek af.
2.6.
Het subsidiaire verzoek is gebaseerd op kennelijk onredelijk ontslag. Een vordering uit kennelijk onredelijk ontslag verjaart na zes maanden (artikel 7A:1615u BW). Van een stuitingshandeling binnen zes maanden na het ontslag is niet gebleken. Dit verzoek is dus verjaard.
2.7.
Het meer subsidiaire verzoek strekt tot verkrijging van een vergoeding overeenkomstig de kantonrechtersformule en van de cessantia. Voor toewijzing van het eerste deel van dit verzoek bestaat geen grondslag. Voor wat betreft de cessantia geldt dat, nu in rechte moet worden aangenomen dat het ontslag op staande voet rechtsgeldig is geweest en dit ontslag verband hield met werkweigering door [verzoekster], de arbeidsovereenkomst door haar schuld tot een einde is gekomen. Dit staat aan toekenning van de cessantia in de weg (artikel 3 lid 1 Landsverordening Cessantia).
2.8. [
verzoekster] zal worden veroordeeld in de proceskosten.

3.De beslissing

Het Gerecht:
3.1.
verleent [verzoekster] toestemming om kosteloos te procederen;
3.2.
wijst de verzoeken af;
3.3.
veroordeelt [verzoekster] in de proceskosten van Bettina, begroot op NAf 1.000.
Deze beschikking is gegeven door mr. Th. Veling, rechter in het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao, en in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 17 december 2019.