ECLI:NL:OGEAC:2019:291
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Verkrijgende verjaring en eigendomsovergang van onroerend goed in Curaçao
In deze zaak vorderen eisers, wonende in Curaçao, een verklaring voor recht dat een perceel grond aan hen in eigendom toebehoort op basis van verkrijgende verjaring, zoals geregeld in artikel 3:105 BW. De eisers stellen dat zij het perceel, gelegen aan West Groot St. Joris 65A, sinds 1985 in bezit hebben, nadat een koopovereenkomst tot stand kwam met de eerdere eigenaar, [betrokkene]. De gedaagden, de gezamenlijke erfgenamen van [gedaagde], verzetten zich tegen deze vordering en stellen dat de eisers niet te goeder trouw zijn geweest en dat de koopovereenkomst uit 1968 niet rechtsgeldig was.
Het gerecht heeft vastgesteld dat de eisers het perceel in bezit hebben gehad en dat de vordering van de gedaagden om het bezit te beëindigen inmiddels is verjaard. De rechter oordeelt dat het niet van belang is of de eisers of [betrokkene] te goeder trouw waren bij het verkrijgen van het bezit. De relevante vraag is of het bezit is verkregen en of de vordering tot beëindiging van dat bezit is verjaard. Het gerecht concludeert dat de eisers, door het onderhoud van het perceel en het verhuren van de woning, het bezit hebben behouden.
De rechter heeft geoordeeld dat de eisers recht hebben op de gevraagde verklaring voor recht, omdat zij het perceel in bezit hebben gehad en de rechtsvordering van de gedaagden is verjaard. De gedaagden worden veroordeeld in de proceskosten, die zijn begroot op NAf 50 aan griffierecht, NAf 308,50 aan explootkosten en NAf 2.500 voor salaris. Het vonnis is uitgesproken op 16 december 2019 door mr. Th. Veling, rechter in het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao.