Uitspraak
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO
Uitspraak
[naam eiseres],
de minister van Justitie,
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
verklaarthet beroep
ongegrond.
zes wekenna kennisgeving van deze uitspraak. Zie hoofdstuk 5 van de Lar.
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
In deze zaak heeft eiseres, een Chinese nationaliteit houdende vrouw, beroep ingesteld tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een vergunning tot tijdelijk verblijf in Curaçao met als doel arbeid. De aanvraag was eerder op 20 mei 2017 ingediend, maar werd op 8 september 2017 door de minister van Justitie afgewezen. Eiseres heeft vervolgens bezwaar gemaakt tegen deze afwijzing, maar dit bezwaar werd ongegrond verklaard in een beschikking van 30 mei 2018, die op 7 augustus 2018 werd verzonden. Eiseres heeft hiertegen op 4 september 2018 beroep ingesteld bij het Gerecht.
Tijdens de zitting op 4 oktober 2019 heeft eiseres haar standpunt toegelicht, waarbij haar gemachtigde aanvoerde dat eiseres bij toewijzing van de aanvraag gebruik zou willen maken van de vergunning. Het Gerecht heeft overwogen dat het beroep tijdig was ingediend, maar oordeelde dat de minister terecht de afwijzing had gehandhaafd. Eiseres had niet aangetoond dat zij voldeed aan het middelenvereiste, zoals neergelegd in de beleidsregels. De overgelegde bankafschriften konden niet dienen als bewijs van duurzaam voldoen aan dit vereiste, omdat zij slechts een momentopname weergeven.
Het Gerecht concludeerde dat eiseres niet in aanmerking kwam voor de gevraagde verblijfsvergunning, aangezien de tewerkstellingsvergunning niet was verleend. Ook was het Gerecht van mening dat voor een wijziging van het verblijfsdoel een nieuwe aanvraag noodzakelijk was. Uiteindelijk werd het beroep ongegrond verklaard en bleef het bestreden besluit in stand. Er werd geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd op 16 december 2019 bekendgemaakt door rechter D. Haan, in tegenwoordigheid van griffier H.L. Loef.