ECLI:NL:OGEAC:2019:283

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
16 december 2019
Publicatiedatum
17 december 2019
Zaaknummer
CUR201802933
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag vergunning tot tijdelijk verblijf met als doel arbeid en middelenvereiste

In deze zaak heeft eiseres, een Chinese nationaliteit houdende vrouw, beroep ingesteld tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een vergunning tot tijdelijk verblijf in Curaçao met als doel arbeid. De aanvraag was eerder op 20 mei 2017 ingediend, maar werd op 8 september 2017 door de minister van Justitie afgewezen. Eiseres heeft vervolgens bezwaar gemaakt tegen deze afwijzing, maar dit bezwaar werd ongegrond verklaard in een beschikking van 30 mei 2018, die op 7 augustus 2018 werd verzonden. Eiseres heeft hiertegen op 4 september 2018 beroep ingesteld bij het Gerecht.

Tijdens de zitting op 4 oktober 2019 heeft eiseres haar standpunt toegelicht, waarbij haar gemachtigde aanvoerde dat eiseres bij toewijzing van de aanvraag gebruik zou willen maken van de vergunning. Het Gerecht heeft overwogen dat het beroep tijdig was ingediend, maar oordeelde dat de minister terecht de afwijzing had gehandhaafd. Eiseres had niet aangetoond dat zij voldeed aan het middelenvereiste, zoals neergelegd in de beleidsregels. De overgelegde bankafschriften konden niet dienen als bewijs van duurzaam voldoen aan dit vereiste, omdat zij slechts een momentopname weergeven.

Het Gerecht concludeerde dat eiseres niet in aanmerking kwam voor de gevraagde verblijfsvergunning, aangezien de tewerkstellingsvergunning niet was verleend. Ook was het Gerecht van mening dat voor een wijziging van het verblijfsdoel een nieuwe aanvraag noodzakelijk was. Uiteindelijk werd het beroep ongegrond verklaard en bleef het bestreden besluit in stand. Er werd geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd op 16 december 2019 bekendgemaakt door rechter D. Haan, in tegenwoordigheid van griffier H.L. Loef.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO

Uitspraak

in het geding tussen:

[naam eiseres],

verblijvend buiten Curaçao,
eiseres,
gemachtigde: mr. A.K.H. Ayubi, advocaat,
en

de minister van Justitie,

verweerder,
gemachtigde: mr. P. Tweeboom, advocaat.

Procesverloop

Bij beschikking van 8 september 2017 heeft verweerder afwijzend beslist op de aanvraag van eiseres van 20 mei 2017 tot het verlenen van een vergunning tot tijdelijk verblijf met als doel ‘arbeid’ (de afwijzing).
Bij beschikking van 30 mei 2018 (het bestreden besluit), per aangetekende post verzonden op 7 augustus 2018, heeft verweerder het door eiseres tegen de afwijzing gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij beroepschrift van 25 juni 2018, bij het Gerecht ingediend op 4 september 2018, heeft eiseres beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
Verweerder heeft een verweerschrift en nadere stukken ingediend.
Eiseres heeft nadere stukken ingediend en de gronden van het beroep aangevuld.
De openbare behandeling ter zitting van het Gerecht heeft plaatsgevonden op 4 oktober 2019. Partijen hebben zich zich daar doen vertegenwoordigen door hun gemachtigden.

Overwegingen

1. Eiseres heeft de Chinese nationaliteit, had eerder een vergunning tot tijdelijk verblijf in Curaçao, die op 18 september 2017 afliep, en is inmiddels metterwoon naar China terug gekeerd.
2. Het beroep is bij het Gerecht binnen zes weken na de verzending van het bestreden besluit ingediend en is dus tijdig ingesteld.
3. Nu de gemachtigde van eiseres heeft gesteld dat zij bij alsnog toewijzing van de hier in geding zijnde aanvraag daarvan gebruik zou willen maken, kan niet geoordeeld worden dat, zoals verweerder heeft aangevoerd, eiseres geen procesbelang meer heeft bij een rechterlijke toetsing van het bestreden besluit.
4. Naar het oordeel van het Gerecht heeft verweerder bij het bestreden besluit terecht de afwijzing gehandhaafd. Nu vaststaat dat de voor eiseres aangevraagde tewerkstellingsvergunning niet werd verleend, kwam zij voor een verblijfsvergunning voor het aangevraagde doel ‘arbeid’ niet in aanmerking. Verder stelt verweerder zich terecht op het standpunt dat eiseres ook niet heeft aangetoond dat zij ten tijde hier van belang anderszins aan het middelenvereiste, zoals neergelegd in de beleidsregels (paragraaf 3.7 van de HIG), voldeed. De in bezwaar overgelegde twee bankafschriften konden daartoe niet dienen, reeds omdat die slechts een momentopname weergeven, waarmee niet is aangetoond dat die middelen duurzaam beschikbaar zijn. Ook om als ‘rentenier’ te worden toegelaten konden die bankafschriften daarom niet dienen. Overigens is het Gerecht van oordeel dat verweerder zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat voor een wijziging van het verblijfsdoel een nieuwe aanvraag moest worden gedaan.
5. De slotsom is dat het beroep ongegrond verklaard moet worden en het bestreden besluit in stand kan blijven.
6. Voor een proceskostenveroordeling ziet het Gerecht geen aanleiding.

Beslissing

Het Gerecht
verklaarthet beroep
ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. D. Haan, rechter in het Gerecht, en bekend gemaakt op
16 december 2019 te Curaçao, in tegenwoordigheid van mr. H.L. Loef, griffier.
Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open binnen
zes wekenna kennisgeving van deze uitspraak. Zie hoofdstuk 5 van de Lar.