ECLI:NL:OGEAC:2019:280

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
9 december 2019
Publicatiedatum
17 december 2019
Zaaknummer
CUR201701052
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestuurdersaansprakelijkheid en schijnhandelingen bij aandelenoverdracht in Curaçao

In deze zaak, die voor het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao is behandeld, gaat het om een geschil over bestuurdersaansprakelijkheid en de geldigheid van een aandelenoverdracht. Eisers, bestaande uit de Chisinau Private Foundation en een stichting particulier fonds, hebben gedaagden, waaronder TKC Corporate Services N.V. en haar bestuurders, aangeklaagd wegens onbehoorlijk bestuur. De eisers stellen dat de gedaagden handelden in strijd met de statuten van de stichting en dat de aandelenoverdracht aan de gebroeders Van der Horst nietig is. De zaak is ontstaan uit een complexe situatie waarin aandelen in de vennootschap Proma S.A. zijn overgedragen, maar waarbij de werkelijke eigendom en de intenties van de betrokken partijen ter discussie staan.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de gedaagden niet verwijtbaar hebben gehandeld. De rechter oordeelt dat de gedaagden, en met name TKC, niet verantwoordelijk zijn voor de gevolgen van de aandelenoverdracht, omdat deze handelingen niet in strijd waren met de statuten en de gedaagden niet op de hoogte waren van enige onregelmatigheden. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de vorderingen van de eisers niet toewijsbaar zijn, omdat er geen bewijs is dat de aandelen daadwerkelijk een economische waarde vertegenwoordigen voor de stichting. De rechtbank heeft de vorderingen van de eisers afgewezen en hen veroordeeld in de proceskosten.

De uitspraak benadrukt het belang van de intenties achter aandelenoverdrachten en de verantwoordelijkheden van bestuurders in het kader van bestuurdersaansprakelijkheid. De rechter heeft de zaak beoordeeld op basis van de feiten en de juridische context, waarbij de nadruk lag op de rol van de bestuurders en de geldigheid van de gemaakte afspraken.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO

VONNIS
in de zaak van:

1.[EISERES 1],

wonende te Kapellen (België),
2. de stichting particulier fonds
CHISINAU PRIVATE FOUNDATION,
gevestigd te Curaçao,
eisers,
gemachtigde: mr. M.F. Murray,
tegen

1.de naamloze vennootschap TKC CORPORATE SERVICES N.V.,

2.
[GEDAAGDE 2],
3.
[GEDAAGDE 3],
gevestigd respectievelijk wonende te Curaçao,
gedaagden,
gemachtigden: mr. J. Eichhorn en mr. M.T.H. Hovens.
Partijen worden ook aangeduid als [eiseres 1], SPF, TKC, [gedaagde 2] en [gedaagde 3].

1.Het procesverloop

1.1.
Het procesverloop blijkt uit:
- het verzoekschrift van 14 juni 2017, met producties;
- de conclusie van antwoord, met producties;
- de conclusie van repliek/wijziging van eis, met producties;
- de conclusie van dupliek/antwoord eiswijziging, met producties;
- de akte uitlating producties;
- de behandeling ter zitting van 26 november 2019, waarbij onder anderen namens eisers het woord is gevoerd door [betrokkene];
- de ter zitting overgelegde pleitaantekeningen.
1.2.
Vonnis is bepaald op heden.

2.De feiten

2.1. [
eiseres 1] is gehuwd met [betrokkene].
2.2. [
betrokkene] heeft in het verleden samengewerkt met [verkoper 1] en [verkoper 2]. [verkoper 1] en [verkoper 2] drijven een bouwonderneming in Nederland.
2.3.
Op 15 december 2006 heeft [betrokkene] SPF doen oprichten.
2.4.
De oprichtersrechten zijn toegekend aan [betrokkene]. Bij besluit van de toenmalige bestuurder van SPF van 19 december 2007 is [betrokkene] benoemd tot lid van de Raad van Toezicht (RvT).
2.5.
Op 19 december 2007, door middel van een zogenoemde Letter of Wishes, heeft [betrokkene] onder anderen [eiseres 1] als begunstigde van SPF aangewezen.
2.6.
Op 9 mei 2008 is [eiseres 1] benoemd tot lid van de RvT.
2.7.
Op 18 februari 2009 is tussen [betrokkene], [verkoper 2] en [verkoper 1] een “overeenkomst strekkend tot vastlegging van de werkelijkheid tussen partijen en kwijtschelding” (hierna: de vastleggingsovereenkomst) tot stand gekomen. Deze overeenkomst bepaalt, voor zover van belang, het volgende:
e. Door wijziging van het aandeelhoudersregister hebben zowel [verkoper 1] als [verkoper 2] alle aandelen in Proma S.A. [een Luxemburgse vennootschap, waarvan [verkoper 1] en [verkoper 2] de enige aandeelhouders waren; toevoeging gerecht] overgedragen aan [betrokkene]. Partijen realiseren zich dat door wijziging van het aandeelhoudersregister de aandelen niet worden overgedragen. Dat dient te gebeuren bij onderhandse akte strekkend tot verkoop en levering. Een titel ontbreekt derhalve. Partijen kunnen op dit moment de toonderaandelen niet vinden.
f. [verkoper 1] en [verkoper 2] hebben nimmer werkelijk de bedoeling gehad voormelde aandelen in Proma S.A. aan [betrokkene] over te dragen.
g. De achtergrond van voormelde overdracht is gelegen in volgens [verkoper 1] en [verkoper 2] bestaande zorg dat de fiscus in Nederland hen bespringt met naar hun overtuiging niet terechte fiscale claims die nog groter zouden kunnen worden dan op dit moment al het geval is. Daarnaast maken [verkoper 1] en [verkoper 2] zich ernstig zorgen over het voortbestaan van hun onderneming (eenvoudigweg gezegd "de Van der Horst groep"). […]
h. Het uitsluitend doel van de aandelenoverdracht van [verkoper 1] en [verkoper 2] aan [betrokkene] is gelegen in het onzichtbaar maken van het belang van [verkoper 1] en [verkoper 2] in Proma S.A. en daarmee hun vermogen te beschermen waaraan [betrokkene] zijn medewerking wil verlenen.
i. In verband met het voorgaande heeft [verkoper 1] alle aandelen gekocht in de vennootschap SAFREC S.A. SPF gevestigd te Luxemburg […]
j. Eveneens in verband met het voorgaande heeft [verkoper 2] alle aandelen gekocht in de vennootschap ECSA S.A. SPF gevestigd te Luxemburg […]
k. Tussen [betrokkene] en voormelde vennootschappen [SAFREC] en [ECSA] is een akte houdende koopoptie aandelen belofte overdracht van aandelen tot stand gekomen d.d. 17 februari 2009 waarbij [betrokkene] zich verplicht alle aandelen in Proma S.A. op eerste verzoek te leveren aan de vennootschappen [SAFREC] en [ECSA].
l. Het is [betrokkene] verboden de aandelen van Proma S.A. aan derden, op welke wijze dan ook, over te dragen, te bezwaren, verpanden, cederen, of wat dan ook.
m. Wanner de koopoptie is ingeroepen en levering van de aandelen beeft plaatsgevonden is de werkelijke situatie hersteld omdat [verkoper 1] en [verkoper 2] alle aandelen hebben in de vennootschappen [SAFREC] en [ECSA].
[…]
x. Duidelijk moge zijn dat [verkoper 1] en [verkoper 2] de feitelijke machthebbers in Proma S.A. zijn en het beleid bepalen. [betrokkene] hoewel in naam eigenaar van de aandelen zal al datgeen hebben te doen dat door de heren [verkoper 1] en [verkoper 2] wordt opgedragen. […]
[…]
z. [verkoper 1], [verkoper 2] en [betrokkene] verklaren nadrukkelijk met het bovenstaande de werkelijke gang van zaken met betrekking tot het doel van voormelde handelingen naar ieders tevredenheid te hebben vastgelegd.
aa. [verkoper 1] en [verkoper 2] realiseren zich dat zij weliswaar een koopoptie hebben op de aandelen doch geen zekerheid hebben dat [betrokkene] buiten hun medeweten om de aandelen in Proma S.A. aan een derde verkoopt die van het bovenstaande geen weet heeft hetgeen tot groot financieel nadeel van [verkoper 1] en [verkoper 2]. zal [verkoper 1] en [verkoper 2] dienen [betrokkene] blindelings te vertrouwen en verklaren zich daartoe bereid.
[…]
dd. Ten overvloede: partijen realiseren zich dat het bovenstaande paulianeus is doch wensen het bovenstaande vastgelegd te zien. Partijen realiseren zich eveneens dat gelet op hetgeen hen voor ogen staat het niet goed mogelijk is mede gelet op de wet rechtsgeldig vast te leggen en sluitend vast te leggen datgene wat zij wensen. Partijen spreken naar elkaar toe uit dat zij in de geest van het bovenstaande zullen handelen.
2.8.
In een addendum van 30 juli 2012 bij de in 2.5 bedoelde Letter of Wishes heeft [betrokkene] opgenomen dat het zijn uitdrukkelijke wil is dat bij zijn “absolute afwezigheid” de aandelen in Proma “te houden door” SPF in gelijke delen worden overgedragen aan Safrec en Ecsa en dat alle overige wensen genoemd in de Letter of Wishes van toepassing blijven.
2.9.
Op 21 augustus 2012 heeft [betrokkene] de aandelen in Proma overgedragen aan SPF, zulks tegen een koopprijs van ruim EUR 2,4 miljoen. Blijkens de “deed of assignment” is de koopsom niet betaald, maar verschuldigd op het moment dat SPF de aandelen op haar beurt verkoopt.
2.10.
Op 15 januari 2014 is een overeenkomst tot stand gekomen tussen [betrokkene], Ecsa, Safrec en Proma, waarin partijen verklaren dat de “koopoptie” als bedoeld sub k van de vastleggingsovereenkomst niet langer geldig is in verband met de overdracht van de aandelen in Proma aan SPF.
2.11.
Op 24 juni 2014 is TKC bestuurder geworden van SPF.
2.12. [
gedaagde 2] en [gedaagde 3] zijn bestuurders van TKC.
2.13.
In augustus 2015 is tussen TKC, SPF en [betrokkene] een beheersovereenkomst tot stand gekomen.
2.14.
Op 10 maart 2016 heeft een bijeenkomst plaatsgevonden van [betrokkene], [eiseres 1], [gedaagde 2] (namens SPF), [verkoper 1] en [verkoper 2]. Bij die gelegenheid is onder andere gesproken over de beoogde levering van de aandelen Proma aan de Luxemburgse vennootschappen van [verkoper 1] en [verkoper 2].
2.15.
In een “Declaration Regarding the Ultimate Beneficial Owner” met betrekking tot SPF van 20 juni 2016 heeft TKC verklaard dat [eiseres 1] de enige UBO is.
2.16.
Bij mail van 9 januari 2017 heeft de advocaat van [betrokkene] (mr. Vetters) aan de advocaten van [verkoper 1] en [verkoper 2] bericht dat SPF de aandelen Proma om niet wil verkopen.
2.17.
Bij mail van 18 januari 2017 heeft mr. Vetters aan [gedaagde 2] bericht dat [betrokkene] en [eiseres 1] willen dat alle banden tussen SPF en [eiseres 1] (met terugwerkende kracht) worden doorbroken. De bij de mail gevoegde stukken, bedoeld om een en ander vast te leggen, zijn niet ondertekend.
2.18.
Op 10 februari 2017 is een overeenkomst tot stand gekomen tussen SPF als verkoper, vertegenwoordigd door TKC, en [verkoper 2] als koper ter zake van de helft van de aandelen Proma tegen een koopsom van EUR 1. Een zelfde overeenkomst is ook opgesteld ten behoeve van de verkoop van de andere helft van de aandelen aan [verkoper 1]. Beide overeenkomsten (hierna: SPA’s) bevatten een rechtskeuze voor Luxemburgs recht en een forumkeuze voor de Luxemburgse rechter.
2.19.
De SPA’s zijn niet uitgevoerd.
2.20.
Op 13 maart 2017 is TKC afgetreden als bestuurder van SPF.

3.Het geschil

3.1.
Na wijziging van eis vorderen eisers het volgende:
WESHALVE HET U E.A. MOGE BEHAGEN bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad,
voor recht te verklaren:
dat Gedaagde sub 1 en Gedaagden sub 2 en 3 ernstig verwijt ter zake onbehoorlijk bestuur valt te maken door de SPA's aan te gaan in strijd met de Statuten;
en voorts voor recht te verklarendat, voor zover in de ondertekening van de SPA's de aandelenoverdracht belichaamd zou zijn, de (beoogde) aandelenoverdracht aan P. en L. Van der Horst wegens handelen in strijd met de Statuten ex artikel 2:21 BW nietig is;
Ten slotte
voor recht te verklarendat de (beoogde) aandelenoverdracht naar Luxemburgs recht niet rechtsgeldig is geschied;
om gedaagden te veroordelen:
tot vergoeding van de door eisers als gevolg van voormelde handelingen c.q. tekortkoming door Gedaagden geleden schade, op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet en te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf de dag der indiening van dit verzoekschrift, althans de dag dat Gedaagden in verzuim zijn dan wel vanaf de dag der schadevaststelling tot aan de dag der algehele voldoening en voorts Gedaagden te veroordelen in de kosten van dit gelling.
3.2.
Gedaagden voeren verweer en concluderen tot afwijzing van de vorderingen, met proceskostenveroordeling van eisers.

4.De beoordeling

4.1.
De eiswijziging is niet in strijd met de eisen van een goede procesorde. Mede gelet op het gegeven dat de zaak uitvoerig ter zitting is bepleit, hebben gedaagden voldoende gelegenheid gehad om op de gewijzigde eis te reageren.
4.2.
Gedaagden menen dat de Curaçaose rechter onbevoegd is om van het onderhavige geschil kennis te nemen, omdat in de SPA’s bij uitsluiting de rechter te Luxemburg bevoegd is verklaard. Het gerecht verwerpt dit betoog. De vordering van eisers op gedaagden is niet een vordering uit hoofde van de SPA’s. De vordering is gebaseerd op bestuurdersaansprakelijkheid. Hieraan doet niet af dat de SPA’s van belang zijn voor het al dan niet aannemen van die bestuurdersaansprakelijkheid. Overeenkomstig de hoofdregel van artikel 95 Rv, die naar analogie kan worden toegepast voor het bepalen van de internationale bevoegdheid, is het gerecht bevoegd.
4.3.
Gedaagden menen voorts dat deze zaak moet worden beoordeeld naar Luxemburgs recht, omdat in de SPA’s een rechtskeuze voor dat rechtstelsel is opgenomen. Ook dat standpunt is onjuist. Het gaat in deze zaak om eventuele aansprakelijkheid van een in Curaçao gevestigde vennootschap (en haar in Curaçao woonachtige bestuurders) voor het bestuur van een Curaçaose rechtspersoon. Op die rechtsverhouding is Curaçaos recht van toepassing. De rechtskeuze in de SPA’s heeft slechts betrekking op de rechtsverhouding tussen de partijen bij die overeenkomsten.
4.4.
Eisers menen dat TKC aansprakelijk is vanwege kennelijk onbehoorlijk bestuur (artikel 2:14 BW). TKC had in de ogen van eisers in redelijkheid niet kunnen meewerken aan het tot stand komen van de SPA’s, omdat daarmee een belangrijke asset van SPF werd vervreemd zonder reële tegenprestatie. Bovendien heeft TKC hiermee in strijd met de statuten gehandeld, omdat zij niet de verplichte goedkeuring heeft gevraagd van de RvT. Ook menen eisers dat de SPA’s leiden tot een doeloverschrijding van SPF. [gedaagde 2] en [gedaagde 3] zijn volgens eisers op de voet van artikel 2:17 BW samen met TKC hoofdelijk aansprakelijk.
4.5.
Op grond van artikel 2:14 BW is elke bestuurder tegenover de rechtspersoon gehouden tot een behoorlijke vervulling van de hem opgedragen taak. Deze bepaling wordt naar vaste rechtspraak zo uitgelegd dat voor aansprakelijkheid noodzakelijk is dat aan de bestuurder een ernstig verwijt kan worden gemaakt. Daarbij moeten alle omstandigheden van het geval worden betrokken. Aansprakelijkheid is aan de orde indien geen redelijk denkend bestuurder – onder dezelfde omstandigheden – aldus gehandeld zou hebben.
4.6.
De onderhavige zaak kan naar het oordeel van het gerecht niet los worden gezien van de vastleggingsovereenkomst en de daarop volgende handelingen. In dat verband overweegt het gerecht het volgende.
4.7.
In de vastleggingsovereenkomst hebben de betrokken partijen ([betrokkene] en de gebroeders Van der Horst) vastgelegd dat de overdracht van aandelen Proma – die door middel van wijziging van het aandeelhoudersregister ogenschijnlijk had plaatsgevonden – in werkelijkheid niet is gerealiseerd. Uit de overeenkomst blijkt dat een titel voor de overdracht ontbreekt, dat [verkoper 1] en [verkoper 2] niet de bedoeling hebben gehad om de aandelen over te dragen en dat een en ander uitsluitend is gedaan om de (Nederlandse) fiscus in de waan te brengen dat geen van beiden meer een belang heeft in Proma. Blijkens de overeenkomst waren de partijen zich ervan bewust dat zij hiermee paulianeus handelden. De voorgewende aandelenoverdracht moet worden beschouwd als een schijnhandeling.
4.8.
De vastleggingsovereenkomst voorziet ook in een constructie om de gecreëerde schijn weer met de werkelijkheid in overeenstemming te brengen, namelijk door de aandelen op eerste verzoek over te dragen aan de Luxemburgse vennootschappen van [verkoper 1] en [verkoper 2]. Het gerecht tekent hierbij aan dat aan deze “koopoptie” blijkens de overeenkomst weliswaar een koopprijs was verbonden, maar dat de overeenkomst zelf ook al voorziet in kwijtschelding door [betrokkene] van die koopsom. Per saldo zou [betrokkene] dus geen koopprijs ontvangen voor de (ogenschijnlijk) terug te leveren aandelen.
4.9.
Vast staat dat tussen [betrokkene] en SPF vervolgens een koopovereenkomst ter zake de aandelen Proma tot stand is gekomen. In het midden kan blijven of [betrokkene] bevoegd was om over deze aandelen te beschikken (nu aangenomen moet worden dat de hierboven als schijnhandeling gekwalificeerde overdracht niet daadwerkelijk tot een eigendomsovergang kan hebben geleid). Hier van belang is dat [betrokkene] door middel van het addendum (zie 2.8) aan TKC kenbaar heeft gemaakt dat de aandelen niet aan [eiseres 1] als begunstigde van SPF toekomen, maar aan de Luxemburgse vennootschappen van [verkoper 1] en [verkoper 2].
4.9.
Niet ter discussie staat dat de vastleggingsovereenkomst aan TKC als bestuurder van SPF ter beschikking is gesteld. TKC was daarmee dus op de hoogte van de achtergrond van de (ogenschijnlijke) eigendomsoverdracht van de aandelen aan [betrokkene] en ook van de wijze waarop partijen voornemens waren deze schijnsituatie terug te draaien.
4.10.
Gedaagden hebben onbetwist gesteld dat op 16 maart 2016 een bespreking heeft plaatsgevonden waarbij onder anderen [verkoper 1], [verkoper 2], [betrokkene], [eiseres 1] en TKC als bestuurder van SPF aanwezig waren en waarbij, kort weergegeven, opnieuw is bevestigd dat de aandelen in Proma aan [verkoper 1] en [verkoper 2] toebehoren. Ook is tijdens die bespreking, volgens de onbetwiste stellingen van gedaagden, gesproken over de wijze waarop de aandelen weer aan [verkoper 2] en [verkoper 1] terug geleverd konden worden. Daarop volgde de mail van 9 januari 2017 van de advocaat van [betrokkene] en [eiseres 1] aan de advocaten van [verkoper 1] en [verkoper 2], waarin hij met zoveel woorden opmerkt dat zijn cliënten geen vergoeding wensen voor de aandelen Proma. TKC heeft onbetwist gesteld dat zij kopie van deze mail op 10 januari 2017 ontving. Vervolgens stuurde [betrokkene] op 29 januari 2017 een mail aan de advocaten van [verkoper 1] en [verkoper 2], waarin hij te kennen geeft “het overdrachtstraject zo snel mogelijk” te willen afronden. TKC heeft onbetwist gesteld dat zij op diezelfde dag een kopie van deze mail ontving.
4.11.
Tegen deze achtergrond valt naar het oordeel van het gerecht niet in te zien op welk punt TKC als bestuurder van SPF een ernstig verwijt treft. Zij heeft kennelijk en niet onbegrijpelijk gemeend akkoord te kunnen gaan met de SPA’s, omdat daarmee de ‘teruglevering’ van de aandelen Proma aan [verkoper 1] en [verkoper 2] zou worden gerealiseerd – precies zoals materieel van meet af aan de bedoeling van de betrokken partijen was. Dat deze bedoeling nog steeds actueel was, kon TKC in redelijkheid afleiden uit de uitlatingen van betrokkenen vanaf 2016, zoals weergegeven in 4.10. Gelet op deze omstandigheden kan ook niet worden gezegd dat TKC verplicht was [eiseres 1] en/of [betrokkene] te consulteren voordat zij de SPA’s ondertekende. Hieraan doet niet af dat de aandelen (administratief) inmiddels eigendom waren van SPF en niet meer van [betrokkene]. De ‘overdracht’ door [betrokkene] aan SPF liet de bedoeling om de aandelen ‘terug te leveren’ aan [verkoper 1] en [verkoper 2] immers onverlet. Dat heeft TKC althans redelijkerwijs kunnen afleiden uit het addendum.
4.12.
Het gerecht verwerpt ook het standpunt van eisers dat TKC aansprakelijk is omdat zij de volgens de statuten verplichte goedkeuring van de RvT niet heeft verkregen voordat zij namens SPF de SPA’s aanging. De statuten bepalen dat goedkeuring van de RvT vereist is voor onder andere “transactions exceeding an interest or an amount” van EUR 5.000 en voor het vervreemden van deelnemingen. In de hier relevante omstandigheden kan niet worden gesproken van een daadwerkelijke vervreemding van een deelneming en ook niet van een transactie met een belang van meer dan EUR 5.000. De aandelen Proma hebben immers in werkelijkheid nooit deel uitgemaakt van het vermogen van SPF, althans zij hebben nooit enige economische waarde voor SPF vertegenwoordigd.
4.13.
Voor zover eisers zouden hebben willen betogen dat de aandelen wel degelijk een substantiële waarden vertegenwoordigen omdat bij de overdracht door [betrokkene] aan SPF een koopsom van ruim NAf 2,4 miljoen is vastgelegd, geldt dat zij dit standpunt in het licht van de hierboven geschetste bijzonderheden onvoldoende inzichtelijk hebben onderbouwd. Zonder toelichting, die eisers niet in voldoende mate hebben gegeven, kan niet worden aangenomen dat de aandelen, die slechts in schijn aan [betrokkene] waren overgedragen en waarvan van meet af aan de bedoeling is geweest deze weer om niet ‘terug te leveren’, na de (vermeende) overdracht aan SPF plotseling een daadwerkelijke economische waarde zouden vertegenwoordigen. Het lag op de weg van eisers om een en ander concreet te onderbouwen, maar dat hebben zij niet gedaan. Eisers hebben ook geen concrete feiten gesteld die kunnen leiden tot de conclusie dat TKC wist of behoorde weten dat de hiervoor geschetste omstandigheden niet meer actueel waren.
4.14.
Eisers betogen ook dat TKC aansprakelijk is omdat de door haar namens SPF verrichte handeling heeft geleid tot een overschrijding van het statutaire doel van SPF. Het doel van SPF is het verwerven, beheren en investeren van bezittingen. Het ‘om niet’ afstoten van waardevolle assets past volgens eisers niet binnen deze doelstelling. Ook dit betoog loopt stuk op het gegeven dat de aandelen nooit werkelijk een economische waarde voor SPF hebben kunnen betekenen.
4.15.
Eisers stellen zich voorts op het standpunt dat TKC heeft gehandeld in strijd met de beheersovereenkomst (2.13). TKC heeft daarom wanprestatie gepleegd en is schadeplichtig, aldus eisers. Dit betoog stuit af op het beroep van gedaagden op de in de beheersovereenkomst opgenomen exoneratieclausule. De beheersovereenkomst bepaalt, kort gezegd, dat TKC niet aansprakelijk is voor enige tekortkoming, tenzij sprake is van boos opzet of grove schuld. Gelet op het hetgeen hiervoor is overwogen, is opzet of grove schuld niet aan de orde. TKC is daarom niet aansprakelijk.
4.16.
Nu al met al geen sprake is van aansprakelijkheid van TKC, kan ook aansprakelijkheid op de voet van artikel 2:17 BW van [gedaagde 2] en [gedaagde 3] niet aan de orde zijn.
4.17.
Het voorgaande brengt mee dat geen grond bestaat om de als eerste gevorderde verklaring voor recht te geven.
4.18.
De als tweede gevorderde verklaring voor recht heeft betrekking op de gestelde nietigheid van de beoogde aandelenoverdracht wegens strijd met de statuten. Uit het voorgaande volgt dat van strijd met de statuten geen sprake is, zodat ook die verklaring voor recht niet kan worden gegeven.
4.19.
Met de als derde gevraagde verklaring voor recht willen eisers bereiken dat komt vast te staan dat de beoogde aandelenoverdracht van SPF naar [verkoper 1] en [verkoper 2] naar Luxemburgs recht niet rechtsgeldig is. Deze vordering komt niet voor toewijzing in aanmerking. Het gaat hier om een (beoogde) rechtshandeling tussen SPF enerzijds en [verkoper 1] en [verkoper 2] anderzijds. Als SPF de ongeldigheid van die rechtshandeling in rechte vastgesteld wil zien worden, dan zal zij zich moeten richten tot de wederpartijen bij die rechtshandeling. TKC is dat niet. Zij heeft slechts opgetreden als vertegenwoordiger van SPF. Bovendien valt niet in te zien welk belang eisers hebben bij de gevraagde verklaring voor recht. Vast staat immers dat de eigendomsoverdracht van SPF naar [verkoper 1] en [verkoper 2] niet is voltooid. Uit de stellingen van partijen kan niet worden afgeleid dat die voltooiing alsnog in het verschiet ligt.
4.20.
Nu aansprakelijkheid ontbreekt, komt ook de vordering tot betaling van schadevergoeding niet voor toewijzing in aanmerking.
4.21.
Geen van de vorderingen is dus toewijsbaar. In het midden kan daarom blijven welke positie [eiseres 1] bekleedt en of zij vorderingen als de onderhavige kan instellen. Evenmin is het nodig nader in te gaan op de betekenis van de mail van mr. Vetters van 18 januari 2017 aan [gedaagde 2] (2.17), waarin uitdrukkelijk wordt vermeld dat alle banden tussen Luchinschi en SPF (met terugwerkende kracht) verbroken moeten worden.
4.22.
Als de in het ongelijk gestelde partij zullen eisers worden veroordeeld in de proceskosten. Deze worden begroot op NAf 3.750 voor salaris.

5.De beslissing

5.1.
wijst de vorderingen af;
5.2.
veroordeelt eisers in de proceskosten van gedaagden, begroot op NAf 3.750.
Dit vonnis is gewezen door mr. Th. Veling, rechter in het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao, en in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 9 december 2019.