ECLI:NL:OGEAC:2019:271
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Noodregeling en kostenvaststelling in het kader van de First Curaçao International Bank N.V.
In deze beschikking van het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao, gedateerd 22 oktober 2019, wordt de noodregeling ten aanzien van de First Curaçao International Bank N.V. (FCIB) behandeld. De Centrale Bank van Curaçao en Sint Maarten (CBCS) heeft verzocht om vaststelling van de kosten van de noodregeling, die ten laste komen van de kredietinstelling. De procedure verwijst naar eerdere beschikkingen en verzoekschriften van CBCS, waarin kosten van de noodregeling zijn vastgesteld en aanvullende verzoeken zijn gedaan.
Artikel 35 lid 1 van de Landsverordening Toezicht Bank- en Kredietwezen 1994 (LTBK) bepaalt dat het Gerecht het bedrag van de kosten van de noodregeling vaststelt. CBCS heeft in haar verzoekschrift van 29 januari 2019 de kosten van de noodregeling vastgesteld op NAf 4.585.217,10, inclusief een voorschot voor toekomstige kosten. De rapportage van CBCS van 23 april 2019 gaf aan dat de huidige directie niet op de hoogte was van eerdere beschikkingen die de kosten verhoogden.
Het Gerecht heeft de kosten over de periode van 1 januari 2009 tot en met 16 augustus 2019 vastgesteld op NAf 5.523.904,83. Voor andere perioden kon geen kostenvaststelling plaatsvinden vanwege een gebrek aan voldoende onderbouwing en verantwoording. De rol van de rechter in Curaçao bij noodregelingen is beperkt, waarbij de rechter enkel de kosten vaststelt en geen toezicht houdt op de uitvoering van de noodregeling, wat in tegenstelling is tot de situatie in Nederland.
De beschikking is uitgesproken in aanwezigheid van de griffier, en het Gerecht heeft benadrukt dat bij toekomstige verzoeken om kostenvaststelling een gedetailleerd overzicht van kosten en werkzaamheden moet worden bijgevoegd, vergelijkbaar met de richtlijnen voor faillissementen.