Uitspraak
çAO,
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Op 26 november 2019 heeft het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao uitspraak gedaan in een zaak waarin verzoeksters, vertegenwoordigd door mr. A.K.E. Henriquez, verlof vroegen voor het leggen van conservatoir beslag op aandelen in verschillende overheidsvennootschappen, waaronder Dutch Caribbean Air Navigation Service Provider N.V., Curacao Airport Holding N.V. en Curacao Oil N.V. De gerekwestreerde, vertegenwoordigd door mr. D. Piar, was de openbare rechtspersoon HET LAND CURAÇAO. De verzoeksters stelden dat de dividenden van deze aandelen niet in de begroting waren opgenomen en dus geen bestemming hadden, terwijl de gerekwestreerde aanvoerde dat deze dividenden bestemd waren om de overheidsfinanciën in evenwicht te brengen, conform de aanwijzing zoals bedoeld in de Rijkswet financieel toezicht Curaçao en Sint Maarten.
Het Gerecht oordeelde dat een verzoek om verlof tot beslag in beginsel toewijsbaar is, mits er bij summierlijk onderzoek voldoende deugdelijkheid van de onderliggende vordering blijkt. Echter, ingevolge artikel 703 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering zijn goederen die bestemd zijn voor de openbare dienst niet vatbaar voor beslag. Het Gerecht concludeerde dat de dividenden, gezien de aanwijzing, gelijk te stellen zijn aan voor de openbare dienst bestemde goederen, en dat het gevraagde verlof derhalve moest worden geweigerd. De beslissing werd genomen zonder verdere bespreking van andere aangevoerde argumenten.